ECLI:NL:RBGEL:2022:3510

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
05/046243-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens belaging en bedreiging van ex-partner en haar moeder met een pijpbom

In deze strafzaak heeft de rechtbank Gelderland op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en bedreiging van zijn ex-partner, aangeduid als [slachtoffer 1], en haar moeder, aangeduid als [slachtoffer 2]. De verdachte, geboren in 1995 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Arnhem, werd beschuldigd van het stelselmatig lastigvallen van [slachtoffer 1] door middel van telefonische berichten, anonieme telefoontjes, en het gebruik van nepaccounts op sociale media. Daarnaast heeft hij bedreigende en beledigende teksten geuit en een pijpbom in de tuin van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 september 2021 tot en met 8 februari 2022 herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en bedreiging, en hem een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod en een locatieverbod. Tevens is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor de geleden materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/046243-22
Datum uitspraak : 15 juni 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1995] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. B. Pernot, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 juni 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2021 tot en met 08 februari 2022, althans in het (de) ja(a)r(en) 2021 en/of 2022, te Uden, in de gemeente Maashorst, en/of in de gemeenten Nijmegen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
- door die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermalen, een (groot) aantal (telefonische) berichten te sturen via onder meer Whatsapp en/of 1-Messenger en/of Facebook en/of een mailadres en/of via SMS, en/of
- door veelvuldig, althans meermalen, (anoniem) te bellen naar die [slachtoffer 1] , en/of
- door veelvuldig, althans meermalen, met een of meerdere nepaccounts (op internet) die [slachtoffer 1] een (groot) aantal berichten te sturen, en/of
- door veelvuldig, althans meermalen, via een of meerdere nepaccounts (op internet) contact op te nemen met die [slachtoffer 1] , en/of
- door naaktfoto’s van die [slachtoffer 1] door te sturen aan een of meer vrienden en/of kennissen van die [slachtoffer 1] , en/of door te dreigen deze naaktfoto’s online te zetten, en/of
- door zich meerdere malen (hinderlijk) voor/nabij de woning en/of de verblijfplaats en/of het werkadres van die [slachtoffer 1] (en/of haar ouders) te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving op te houden, en/of
- door een zgn. "pijpbom" te plaatsen of te deponeren in de tuin, althans de directe omgeving, van de woning en/of de verblijfplaats van die [slachtoffer 1] en/of haar ouders, en/of
- door meermalen langs de woning en/of in de straat van die [slachtoffer 1] (en/of haar ouders) te rijden, en/of,
- door meermalen bedreigende en/of beledigende en/of intimiderende teksten uit te spreken aan het adres van die [slachtoffer 1] , en/of
- door een band van de auto van de moeder van die [slachtoffer 1] lek te steken, althans te vernielen, en/of
- door die [slachtoffer 1] aan te melden op de internetsite “sexjobs.nl”, met het oogmerk [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 7 december 2021 en/of 8 december 2021, althans in de maand december 2021, in de gemeente Nijmegen, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door een zgn. "pijpbom" (gevuld met zgn. "sterretjes" en/of kruit, in elk geval enig explosief materiaal) te plaatsen of te deponeren in de tuin van perceel [adres 2] aldaar, op welk adres o.a. genoemde [slachtoffer 1] en/of genoemde [slachtoffer 2] woonachtig is/zijn en/of verbleef/verbleven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte gebruik heeft gemaakt van nepaccounts om berichten naar aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) te sturen en contact met haar op te nemen. Dat geldt eveneens voor het versturen van naaktfoto’s van [slachtoffer 1] , het langs de woning of in de straat van [slachtoffer 1] rijden, het uiten van beledigende en bedreigende teksten jegens haar, het lek steken van de autoband van haar moeder en het aanmaken van een account op ‘www.sexjobs.nl’.
Voor wat betreft het bellen, sturen van berichten, het ophouden bij de woning en het werkadres van aangeefster en het plaatsen van de pijpbom door verdachte heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, nu de vordering van de officier van justitie en de machtiging van de rechter-commissaris voor het opvragen en het verstrekken van de verkeersgegevens van de telefoon van verdachte ontbreken in het dossier. Verdachte heeft, geconfronteerd met de verkregen gegevens, bij de politie (bekennend) verklaard over het plaatsen van de pijpbom. Dit kan niet meer ongedaan gemaakt worden. De raadsman heeft verzocht om strafvermindering toe te passen. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt voor de ten laste gelegde bedreiging, dan heeft de raadsman bepleit dat verdachte slechts het opzet heeft gehad op het vernielen van de tuin en daarmee op de algemene veiligheid van goederen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft op 25 oktober 2021 aangifte gedaan van stalking door haar ex-vriend [verdachte] uit Uden. [slachtoffer 1] verklaarde dat zij vanaf 28 oktober 2020 een relatie had met [verdachte] . Zij verklaarde dat ze de relatie op 31 augustus 2021 beëindigde, omdat zij veel ruzie hadden. [verdachte] was daar volgens haar heel verdrietig en boos om. Op 3 september 2021 heeft zij [verdachte] volledig geblokkeerd op Facebook, Messenger, Instagram, WhatsApp en telefoon. Daarna begon eigenlijk het stalkgedrag van [verdachte] . Op 16 september 2021 verscheen [verdachte] ineens bij haar op haar werk bij de [winkel] . Diezelfde avond kwamen zij en haar moeder thuis en zagen zij dat [verdachte] bij het schuurtje bij hun woning stond. Haar moeder heeft [verdachte] toen aangesproken. [slachtoffer 1] verklaarde dat zij op alle dagen in oktober is gebeld door verschillende nummers. Alleen op 6 en 21 oktober is zij niet gebeld. Zij denkt dat zij in oktober in totaal ongeveer 250 keer is gebeld door [verdachte] . [2]
Op 25 oktober 2021 heeft [slachtoffer 1] een klacht ingediend bij de hulpofficier van justitie. [3]
Er is onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van de telefoon van aangeefster gedurende de periode 3 september 2021 tot en met 8 februari 2022. Uit de analyse volgt dat aangeefster in die periode 819 keer gebeld is door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van [verdachte] . [4]
[slachtoffer 2] (de moeder van [slachtoffer 1] ) heeft op 8 december 2021 aangifte gedaan van bedreiging. Zij heeft verklaard dat zij met haar dochter [slachtoffer 1] woonachtig is op het [adres 2] in Nijmegen. Zij verklaarde dat zij die ochtend in haar tuin kwam achter haar woning en dat zij toen een groen pakketje zag liggen. Na contact met de politie heeft zij het pakketje uitgepakt. Er zaten drie lagen ducttape omheen. Zij zag vervolgens een ijzeren pijp die aan twee kanten dichtgeslagen was. Zij zag ook dat er in het midden van de pijp een gaatje zag waar zwart poeder uit kwam. [5]
De bemonstering van de tape (SIN AAPP4075NL) waarmee het groene pakketje was ingepakt is onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het DNA-profiel van verdachte is betrokken bij dit onderzoek. DNA-profielen AAPP4075NL#01 en AAPP4075NL #02 betreffen afgeleide DNA-profielen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. DNA-profielen AAPP4075NL#01 en AAPP4075NL #02 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer DNA afkomstig is van [verdachte] , dan wanneer DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon. [6] De rechtbank concludeert op basis van deze bevindingen dat het DNA op het ducttape van verdachte is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft gestalkt met zijn telefoon. Hij belde haar met zijn eigen nummer, waarbij hij soms zijn nummer afschermde en [slachtoffer 1] alleen kon zien dat het een privénummer was. Hij heeft verder verklaard dat hij twee keer bij de woning van [slachtoffer 1] is geweest vóór het eerste stopgesprek met de politie op 29 september 2022. Ook is hij op haar werkadres verschenen. Tot slot heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij de pijpbom heeft gemaakt en in de tuin van aangeefsters heeft gegooid. [7] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij boos was en dat hij schade wilde aanrichten, omdat hij veel in hun achtertuin heeft gedaan. Hij heeft verklaard dat hij er sterretjes in had gedaan. [8]
Ten aanzien van feit 1 (belaging)
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte [slachtoffer 1] in de onder feit 1 ten laste gelegde periode 819 keer heeft gebeld met zijn eigen telefoon, dat hij op haar werk en bij haar woning is verschenen en dat hij een pijpbom in haar tuin heeft gegooid. Door op deze wijze veelvuldig contact te zoeken met [slachtoffer 1] , terwijl voor hem duidelijk moet zijn geweest dat zij dit niet wilde, en door het gooien van de pijpbom, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] . Het oogmerk van verdachte hierbij was kennelijk [slachtoffer 1] te dwingen contact met hem te hebben, hem niet te negeren, zijn aanwezigheid te dulden en haar angst aan te jagen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer 1] in de periode van 3 september 2021 tot en met 8 februari 2022.
De rechtbank heeft voor een aantal ten laste gelegde gedragingen alleen de verklaringen van aangeefster in het dossier aangetroffen. Hoewel de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster, ontbreekt het bewijs dat verdachte degene is die deze handelingen heeft gepleegd. Daarom zal verdachte hiervan partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 (bedreiging)
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de misdrijven waarmee gedreigd werd ook gepleegd zouden worden en dat het opzet van verdachte hierop gericht was.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat een pijpbom heeft gemaakt, die hij op 8 december 2022 in de tuin van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gegooid en dat hij schade wilde aanrichten. De rechtbank acht deze gedraging naar zijn aard zonder meer bedreigend. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verdachte [slachtoffer 1] op dat moment al geruime tijd lastigviel en dat hij de pijpbom in de avonduren in hun tuin gooide, vlak bij hun woning. Onder die omstandigheden kon bij aangeefsters naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid de vrees ontstaan, gelet op het door verdachte gebruikte middel, dat de ten laste gelegde bedreigingen ten uitvoer gelegd zouden kunnen worden.
Uit het doel van verdachte, schade veroorzaken, en de reeds beschreven handelingen die verdachte verrichtte volgt naar het oordeel van de rechtbank zijn opzet op (tenminste) de bedreiging van aangevers.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte [slachtoffer 1] en haar moeder heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen en personen ontstaat, enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting. Zij hebben immers een pijpbom in hun tuin aangetroffen en het is een feit van algemene bekendheid dat pijpbommen de dood, schade en brand kunnen veroorzaken en het gevaar dat deze pijpbom kon veroorzaken was bij hen niet bekend.
Nu de rechtbank de mastgegevens van de telefoon van verdachte niet heeft gebruikt voor het bewijs, zal de rechtbank uit proceseconomische overwegingen niet ingaan op het verweer van de raadsman hieromtrent. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte op het moment dat hij zijn bekennende verklaring aflegde niet alleen geconfronteerd was met de mastgegevens, maar ook met zijn aangetroffen DNA op de ducttape. Zijn bekennende verklaring berust dus niet alleen op de confrontatie met zijn telefoongegevens maar ook op de belastende DNA-match.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 en 2 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 03 september 2021 tot en met 08 februari 2022
, althans in het (de) ja(a)r(en) 2021 en/of 2022,te Uden, in de gemeente Maashorst, en
/ofin de gemeenten Nijmegen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
- door die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermalen, een (groot) aantal (telefonische) berichten te sturen via onder meer Whatsapp en/of 1-Messenger en/of Facebook en/of een mailadres en/of via SMS, en/of
- door veelvuldig, althans meermalen, (anoniem) te bellen naar die [slachtoffer 1] , en
/of
- door veelvuldig, althans meermalen, met een of meerdere nepaccounts (op internet) die [slachtoffer 1] een (groot) aantal berichten te sturen, en/of
- door veelvuldig, althans meermalen, via een of meerdere nepaccounts (op internet) contact op te nemen met die [slachtoffer 1] , en/of
- door naaktfoto’s van die [slachtoffer 1] door te sturen aan een of meer vrienden en/of kennissen van die [slachtoffer 1] , en/of door te dreigen deze naaktfoto’s online te zetten, en/of
- door zich meerdere malen (hinderlijk) voor/nabij de woning en
/ofde verblijfplaats en
/ofhet werkadres van die [slachtoffer 1] (en
/ofhaar ouders) te begeven en
/ofzich aldaar in de directe omgeving op te houden, en
/of
- door een zgn. "pijpbom" te plaatsen of te deponeren in de tuin, althans de directe omgeving, van de woning en
/ofde verblijfplaats van die [slachtoffer 1] en
/ofhaar ouders;
en/of
- door meermalen langs de woning en/of in de straat van die [slachtoffer 1] (en/of haar ouders) te rijden, en/of,
- door meermalen bedreigende en/of beledigende en/of intimiderende teksten uit te spreken aan het adres van die [slachtoffer 1] , en/of
- door een band van de auto van de moeder van die [slachtoffer 1] lek te steken, althans te vernielen, en/of
- door die [slachtoffer 1] aan te melden op de internetsite “sexjobs.nl”, met het oogmerk [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op
of omstreeks7 december 2021 en/of 8 december 2021
, althans in de maand december 2021,in de gemeente Nijmegen, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , en
/ofeen persoon, genaamd [slachtoffer 2] , heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en
/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door een zgn. "pijpbom" (gevuld met zgn. "sterretjes" en/of kruit, in elk geval enig explosief materiaal) te plaatsen of te deponeren in de tuin van perceel [adres 2] aldaar, op welk adres o.a. genoemde [slachtoffer 1] en
/ofgenoemde [slachtoffer 2] woonachtig
is/zijn en/of
verbleef/verbleven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
belaging;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat, enig misdrijf tegen het leven gericht, en brandstichting.
Het in de tuin gooien van de pijpbom door verdachte is bewezen verklaard als bedreiging maar is ook bewezen verklaard als één van de feitelijke handelingen van de belaging. In zoverre is sprake van ééndaadse samenloop. De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat het locatieverbod wordt uitgebreid naar een gebied van 7 kilometer. Verder heeft de officier van justitie de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van 5 jaren gevorderd, inhoudende een contact- en locatieverbod overeenkomstig de bijzondere voorwaarden. Daarbij wordt verzocht om 6 dagen vervangende hechtenis toe te passen voor iedere keer dat de maatregel wordt overtreden. Tot slot heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straf bepleit conform de eis van de officier van justitie. Voor wat betreft de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft de raadsman verzocht om opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan de belaging van [slachtoffer 1] . Deze belaging bestond niet alleen uit het veelvuldig bellen van [slachtoffer 1] , maar ook uit het opzoeken van [slachtoffer 1] op haar werk en bij haar woning. Daarbij heeft verdachte op enig moment een zelfgemaakte pijpbom in de tuin van [slachtoffer 1] en haar moeder gegooid, waarmee hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. Dat het niet alleen bij hinderlijke telefoontjes bleef, moet voor [slachtoffer 1] en haar moeder zeer beangstigend zijn geweest. Zij konden zich ook thuis niet meer veilig voelen, niet wetende wat het doel van de bezoeken van verdachte was en waartoe hij nog meer in staat was. Zelfs na twee stopgesprekken met de politie ging verdachte onophoudelijk door met bellen, ook in de nachtelijke uren.
Verdachte heeft met dit alles een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] . Dit heeft bij haar gevoelens van onzekerheid, stress, angst en onveiligheid veroorzaakt. Verdachte heeft geen enkele rekening gehouden met de gevoelens van [slachtoffer 1] . Voor de moeder van [slachtoffer 1] moet het bovendien frustrerend en beangstigend zijn geweest om toe te zien dat haar dochter op deze wijze werd lastiggevallen door verdachte. De grote impact van de belaging en bedreiging blijkt ook uit de slachtofferverklaringen die [slachtoffer 1] en haar moeder ter zitting hebben voorgelezen.
Persoon van de verdachte
Uit de rapportage van GZ-psycholoog drs. K.A. Rose van 17 mei 2022 volgt dat bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis, een sociale communicatiestoornis en een licht verstandelijke beperking. Daarbij bestaat een vermoeden van problematisch middelengebruik. Vanwege beperkingen op sociaal-emotioneel vlak heeft verdachte moeite om verdiepende relaties aan te gaan. Als het hem wel lukt om aansluiting te vinden, zoals tijdens een relatie, heeft hij er veel voor over om die relatie te behouden omdat hij hierdoor uit zijn sociaal isolement komt. Verdachte heeft moeite om situaties binnen een context te interpreteren. Het gevolg is dat hij het gedrag van zijn vriendin (de relatiebreuk) niet begreep en niet zag aankomen. Hij raakte gefixeerd op gedachtes over onrecht en verbroken beloftes. De depressie heeft zijn rigide denkwijze versterkt, omdat hij werd opgeslokt door negatieve gedachten en minder in staat was om zijn gedrag af te stemmen op zijn omgeving. De deskundige adviseert de feiten verminderd toe te rekenen aan verdachte, omdat zijn gedrag deels gestuurd werd door deze tekorten op het gebied van emotieregulatie-vaardigheden en door zijn rigide denkwijze. Gezien de beschreven problematiek adviseert de deskundige verder om aan verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf ambulante behandeling op te leggen in de vorm van FACT bij een forensische polikliniek.
Gelet op de conclusie van deze rapportage zal de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Uit het reclasseringsadvies van 27 mei 2022 volgt dat de reclassering zich aansluit bij de conclusies van de psycholoog. Daarbij beschrijft de reclassering dat het middelengebruik in combinatie met de onbehandelde psychische problematiek kan leiden tot grensoverschrijdend en/of ontremd gedrag, wat de kans op recidive verhoogt. Het algemene recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat op gemiddeld. Het risico op letselschade wordt echter ingeschat als hoog. Verdachte heeft aangegeven het lastig te vinden om zijn ex-vriendin los te laten. De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij Kairos, ambulante verslavingsbehandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcohol- en drugsverbod, een contactverbod en een locatieverbod met elektronische monitoring en het meewerken aan schuldhulpverlening;
De reclassering adviseert verder de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op het plegen van een geweldsdelict is volgens de reclassering hoog, nu verdachte nog geen behandeling heeft gehad voor zijn problemen op het gebied van agressieregulatie.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte in 2017 is veroordeeld voor een poging tot verkrachting.
Conclusie
Gelet op de ernst van de bedreiging en de aard, de duur en de frequentie van de belaging, zal de rechtbank een straf opleggen die hoger is dan de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat verdachte begeleid en behandeld wordt, gezien de geconstateerde psychische problematiek. Aan het voorwaardelijk deel van de straf worden daarom de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat het locatieverbod zal gelden voor de gemeente Nijmegen, met uitzondering van de doorgaande wegen A73, A50 en A15 en de N325 vanaf het knooppunt Ressen.
Gelet op het door de reclassering vastgestelde hoge risico op letselschade, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht bevelen.
Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank aanleiding om, naast de bijzondere voorwaarden, een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen. In het geval dat de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf ten uitvoer zou worden gelegd omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, dient er (daarna) een vangnet te zijn zodat verdachte niettemin geen contact mag opnemen met [slachtoffer 1] en haar moeder of bij hen in de buurt mag komen. Dit vangnet kan - ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten - middels een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr worden vormgegeven. De maatregel houdt in dat het verdachte wordt verboden contact te zoeken met [slachtoffer 1] en haar moeder. Daarnaast wordt het verdachte verboden zich te begeven in de gemeente Nijmegen, met uitzondering van de (snel)wegen A73, A50 en A15 en N325 vanaf het knooppunt Ressen. De rechtbank bepaalt dat deze maatregel voor de duur van drie jaren zal gelden, zodat deze gelijk is aan de opgelegde proeftijd. De vervangende hechtenis wordt vastgesteld op zes dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. De rechtbank beslist verder dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank moet er - mede gelet op het eerder overwogene - ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer.
Gelet op de opgelegde straf zal de rechtbank de verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
1. [slachtoffer 1] vordert in totaal € 8.893,39 bestaande uit:
o € 4.893,39 aan materiële schade;
o € 4.000,- aan smartengeld;
2) [slachtoffer 2] vordert in totaal € 4.201,- bestaande uit:
o € 1.201,- aan materiële schade;
o € 3.000,- aan smartengeld;
telkens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen in hun geheel kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de medische kosten niet onderbouwd zijn, zodat zij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De verdediging heeft verzocht de kosten voor de verhuizing te schatten op een bedrag van € 500,-, aangezien niet alle gevorderde kostenposten in redelijkheid aan verdachte kunnen worden toegerekend. Het voorgaande geldt eveneens voor de reiskosten, zodat is verzocht deze kosten te schatten op € 350,-. Ten aanzien van de telefoonkosten voor het nieuwe telefoonnummer refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft verder verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering van de kosten voor het behoud van het oude telefoonnummer dan wel deze kosten slechts toe te wijzen voor de periode tot aan het moment dat verdachte werd aangehouden. Tot slot is verzocht het smartengeld toe te wijzen tot een bedrag van € 2.250,-.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman bepleit dat zij geen aanspraak kan maken op schadevergoeding wegens de stalking van haar dochter. Verder betwist de raadsman dat er een causaal verband bestaat tussen de tenlastegelegde bedreiging en de medische kosten, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Met betrekking tot de aanschaf van materialen heeft de raadsman verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering als het gaat om de linker voorband, het extra slot voor de voordeur en het nekmassageapparaat. Ten aanzien van de kosten voor de brievenbus, luxaflex en de Ringbel heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, met dien verstande dat de bedragen worden toegewezen zoals vermeld op de bijgevoegde kassabonnen. De raadsman heeft verder verzocht de kosten voor de buitenlamp te matigen tot een bedrag van € 150,-. Tot slot heeft de verdediging verzocht het smartengeld toe te wijzen tot een bedrag van € 500,-.
Overweging van de rechtbank
1) [slachtoffer 1]
Materiële kosten
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd ter hoogte van het eigen risico aan kosten voor psychologische behandeling. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij dergelijke kosten heeft gemaakt en hiertoe het eigen risico aan de zorgverzekeraar heeft voldaan. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en wijst het bedrag ter hoogte van € 385,- in zijn geheel toe.
De benadeelde heeft naar aanleiding van de belaging door verdachte haar telefoonnummer veranderd. De rechtbank acht de gevorderde kosten à € 25,- redelijk en wijst dit bedrag eveneens toe. Naar het oordeel van de rechtbank is begrijpelijk dat de benadeelde haar oude telefoonnummer heeft behouden om eventuele binnenkomende telefoontjes op dit nummer door verdachte te monitoren. De rechtbank zal de gevorderde kosten voor het nummerbehoud toewijzen tot en met de maand februari (5 x € 14 = € 70,-), aangezien verdachte op 22 februari 2022 werd aangehouden en de monitoring vanaf dat moment niet meer noodzakelijk was.
De benadeelde heeft gesteld dat zij vanwege de belaging en bedreiging door verdachte is verhuisd en daardoor kosten heeft gemaakt. Gebleken is dat verdachte wist waar de benadeelde woonde en haar daar ook heeft lastiggevallen. De rechtbank stelt vast dat daarmee sprake is van een rechtstreeks verband tussen de schade en de bewezenverklaarde feiten. Gelet op de restwaarde van de spullen, zal de rechtbank echter niet het gehele bedrag toewijzen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank een bedrag toewijzen ter hoogte van € 750,-.
De door de benadeelde gevorderde reiskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank acht het wel aannemelijk dat er reiskosten zijn gemaakt en zal deze schatten op een bedrag van € 800,-.
In totaal zal de rechtbank een bedrag toewijzen ter hoogte van € 2.030,- als het gaat om de materiële schade.
Smartengeld
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond, zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens. De benadeelde partij heeft in de vordering aangegeven dat zij door de belaging van verdachte veel stress en spanning ervaart en slapeloze nachten heeft. Zij leeft continu in angst en ervaart gevoelens van onveiligheid en wantrouwen. Bovendien heeft zij psychische klachten die zijn gediagnosticeerd als een posttraumatische stressstoornis, hetgeen is onderbouwd met een verklaring van de psycholoog van 19 mei 2022 Daarmee is voldoende onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van
€ 2.500,- toewijsbaar.
Verdachte is vanaf 3 september 2022 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
2) [slachtoffer 2]
Materiële kosten
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een voldoende rechtstreeks verband tussen de bewezen verklaarde stalking van [slachtoffer 1] en de schade die haar moeder heeft geleden. [slachtoffer 1] woonde tijdens (een groot deel van) de bewezen verklaarde periode bij haar moeder en daardoor werd zij evenals [slachtoffer 1] rechtstreeks geraakt door het strafbare handelen van verdachte. De veiligheid van haar dochter was in het geding, waardoor ook de moeder schade heeft geleden. Zo heeft zij de woning nader moeten beveiligen en daarvoor kosten moeten maken. Gebleken is immers dat verdachte verschillende keren bij haar woning is verschenen, zodat de rechtbank het redelijk acht dat de benadeelde haar woning van extra beveiliging (zoals een nieuw slot en een buitenlamp) heeft voorzien. Daarnaast heeft zij hulp gezocht bij een psycholoog, waarvoor ook kosten zijn gemaakt. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd ter hoogte van het eigen risico aan kosten voor psychologische behandeling. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij dergelijke kosten heeft gemaakt en hiertoe het eigen risico aan de zorgverzekeraar heeft voldaan. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en wijst het bedrag ter hoogte van € 385,- in zijn geheel toe.
De benadeelde heeft verder verschillende schadeposten opgevoerd voor materialen ter beveiliging en/of afscherming van de woning. De rechtbank zal de volgende bedragen toewijzen, overeenkomstig de bedragen zoals vermeld op de bijgevoegde kassabonnen:
Slot voordeur € 33,99,-
Ringbel € 86,19,-
Luxaflex € 11,59,- + € 14,59,-
Brievenbus € 39,95,-
De rechtbank acht voor de aanschaf van een buitenlamp een bedrag van € 150,- billijk.
Het rechtstreekse verband tussen het tenlastegelegde feit en de aanschaf van het nekmassageapparaat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
In totaal zal de rechtbank een bedrag toewijzen ter hoogte van € 721,31,- als het gaat om de materiële schade.
Smartengeld
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond, zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens.
De benadeelde heeft in haar vordering aangegeven dat zij door de bewezen verklaarde stalking en bedreiging door verdachte angst en stress gerelateerde klachten heeft en veel onrust ervaart. Zij is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis en krijgt hiervoor onder meer EMDR-therapie, hetgeen is onderbouwd met een verklaring van de psycholoog van 25 mei 2022 Ook hier is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een rechtstreeks verband tussen de bewezen verklaarde stalking en de geleden schade. Dochter [slachtoffer 1] woonde bij haar in en zo maakte haar moeder van dichtbij de stalking mee, waarbij zij vreesde voor de veiligheid van haar dochter, hetgeen psychische klachten heeft veroorzaakt. De bedreiging met de pijpbom heeft daar mede aan bijgedragen. Met de verklaring van de psycholoog heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, zal de rechtbank een bedrag van € 1.000, - toewijzen.
Verdachte is vanaf 3 september 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen met betrekking tot alle toegewezen bedragen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen drie dagen meldt bij Novadic Kentron in Eindhoven. Hierna worden nadere afspraken gemaakt over de wijze van uitvoering van de meldplichtcontacten. Verdachte moet zich vervolgens blijven melden, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Novadic Kentron, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’, het meewerken aan een gedragsinterventie en/of urinecontroles;
  • zich ambulant laat behandelen door het Fact team van de forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich laat begeleiden en/of behandelen door Iriszorg of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dit nodig vindt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dat noodzakelijk acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen alcohol en drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- op geen enkele manier – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar 1999] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortejaar 1960] ), zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich niet in de Gemeente Nijmegen begeeft, met uitzondering van de (snel)wegen A73, A50, A15 en N325 vanaf het knooppunt Ressen. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, nu het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland verblijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vallen;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen, indien de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 legt een
vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38vvan het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat:
o verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar 1999] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortejaar 1960] ) en
o verdachte zich niet in de Gemeente Nijmegen begeeft, met uitzondering van de (snel)wegen A73, A50, A15 en N325 vanaf het knooppunt Ressen
zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt, voor maximaal 3 jaar. Hierbij is geen sprake van elektronisch toezicht. De politie ziet toe op handhaving van dit contact- en locatieverbod;
 beveelt dat
vervangende hechtenis van 6 (zes) dagenwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de vrijheidsbeperkende maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
 Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
 Bepaalt dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven op het moment dat deze gelijk is aan de opgelegde straf.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.030,- aan materiële schade en € 2.500 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 4.530,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 55 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 721,31,- aan materiële schade en € 1.000, - aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.721,31 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 27 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer, voorzitter, mr. J.J.H. van Laethem en
mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2022.
Mr. Van Laethem is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021448647 gesloten op 24 februari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 76-77.
3.Het proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, p. 79.
4.Het proces-verbaal van bevindingen (analyse historische verkeersgegevens), p. 135 en het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek gebruikersgegevens), p. 125.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 10.
6.Het NFI-rapport (DNA-onderzoek), p. 61-62.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juni 2022.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 184.