ECLI:NL:RBGEL:2022:3471

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3627
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid heffingsambtenaar om aanslag onroerendezaakbelasting op te leggen na vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag onroerendezaakbelasting (ozb) voor het jaar 2018. Eiseres, eigenaar van een dijkwoning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar opgelegde aanslag ozb, die was vastgesteld op € 461,25. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning per 1 januari 2017 vastgesteld op € 375.000. Eiseres stelde dat de aanslag in strijd was met een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst (vso) met de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland, waarin afspraken waren gemaakt over openstaande belastingaanslagen. De rechtbank oordeelde dat de aanslag ozb 2018 terecht was opgelegd, omdat deze niet onder de vso viel. De rechtbank benadrukte dat de vso geen betrekking had op de later opgelegde aanslag en dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van misbruik van recht of schending van de mededelingsplicht. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 21/3627

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van [adres] (de woning), per waardepeildatum 1 januari 2017 (waardepeildatum), voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 375.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelasting (ozb) 2018, aanslagnummer [aanslagnummer 1] (de aanslag ozb 2018), bekend gemaakt. De aanslag ozb 2018 bedraagt € 461,25.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 juli 2021 de waarde en de aanslag ozb 2018 gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 19 juli 2021, ontvangen door de rechtbank op 21 juli 2021, beroep ingesteld.
Verweerder heeft stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft schriftelijk op het verweerschrift gereageerd. De rechtbank heeft de reactie van eiseres aan verweerder doorgestuurd.
Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank een aantal dagen vóór de zitting een nader stuk ingediend. Eiseres heeft hiervan tijdig een afschrift ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2022.
Namens eiseres is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [persoon A] .
Ter zitting heeft verweerder nadere stukken overgelegd aan de rechtbank en aan de gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is eigenaar en gebruiker van de woning. De woning is een dijkwoning. Het perceel waarop de woning is gelegen is circa 1.553 m2 groot. De tuin inclusief de ondergrond van de bijgebouwen behorende bij de woning is circa 1.153 m2 groot; daarvan valt 47 m2 onder de zogenoemde kernzone waterverdedigingswerken (de kernzone). De kernzone is niet in de WOZ-waarde/heffingsgrondslag betrokken [1] .
2. Op 31 juli 2019 heeft verweerder eiseres voor het jaar 2018 ter zake van de woning aanslagen afvalstoffenheffing, rioolheffing, watersysteemheffing ingezetenen en zuiveringsheffing opgelegd, voor een bedrag van in totaal € 1.070,17. Het aanslagnummer van deze aanslag is [aanslagnummer 2] .
3. Op 23 augustus 2019 hebben eiseres en de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) een fiscaal compromis gesloten. Op diezelfde datum is ook een betalingsregeling afgesproken. De vaststellingsovereenkomst (vso) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“ (…)
Ondergetekenden:
a) de bevoegde invorderingsambtenaar van Belastingsamenwerking Rivierenland,
en
b) [eiseres] , woonachtig op het adres [adresgegevens] ,
(vertegenwoordigd door de heer [gemachtigde] )

Nemen in aanmerking dat:

 de volgende aanslagen lokale belastingen nog verschuldigd zijn:
Belastingjaar Biljetnummer Verschuldigd (excl. rente)
2013 [aanslagnummer 3] € 984,07
2013 [aanslagnummer 4] € 325,00
2014 [aanslagnummer 5] € 544,00
2014 [aanslagnummer 6] € 318,00
2015 [aanslagnummer 7] € 1.288,67
2016 [aanslagnummer 8] € 1.664,73
2017 [aanslagnummer 9] € 1.680,88
2018 [aanslagnummer 10] € 1.070,17
2019 [aanslagnummer 11] € 1.709,75

Komen overeen dat:

Artikel 1.
De openstaande belastingaanslagen over 2013 en 2014 niet verder worden ingevorderd en kosten van invordering worden ingetrokken.
Artikel 2.
Belanghebbende trekt ingediende bezwaarschriften en WOB-verzoeken in en ziet daarbij af van eventuele rechten op proceskosten, dwangsom en schadevergoeding.
Artikel 3.
Aanslagen vanaf belastingjaar 2015 worden voldaan.
(…)
Artikel 6.
De aanslagen over belastingjaar 2018 en 2019 worden zonder bezwaar/ beroep of WOB-verzoek voldaan voor de vervaldatum 01-11-2019.
Artikel 7.
Partijen verklaren bekend te zijn en in te stemmen met de inhoud van dit fiscaal
compromis.
Aldus opgemaakt in tweevoud op 23 augustus 2019 te [plaatsnaam] ,
(…)”
4. Met dagtekening 30 november 2020 heeft verweerder de onderhavige WOZ-beschikking en aanslag ozb 2018 opgelegd.
5. In de bezwaarfase heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden, omdat de gemachtigde daarvan uitdrukkelijk heeft afgezien.
Geschil
6. In geschil is of de aanslag ozb 2018 terecht aan eiseres is opgelegd. Partijen houdt met name verdeeld of de aanslag ozb 2018 in strijd met de vso is opgelegd.
7. Tussen partijen is niet meer in geschil dat géén sprake is van navordering van ozb over het jaar 2018. Ook de omvang van de kernzone (47 m2), de door verweerder aan de kernzone toegekende waarde (€ 15.040), de vastgestelde WOZ-waarde/heffingsgrondslag en de hoogte van de aanslag ozb 2018, als zodanig, zijn niet meer in geschil.
8. Eiseres is -kort weergegeven- van mening dat de aanslag ozb 2018 ten onrechte aan haar is opgelegd, omdat deze aanslag in strijd met de vso en met het vertrouwensbeginsel is opgelegd. Gelet op de vso is, aldus eiseres, ook sprake van misbruik van recht. Ook is eiseres van mening dat aan de vso wilsgebreken kleven. Daarnaast is volgens eiseres sprake van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur; het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel zijn volgens haar geschonden. Bovendien kan eiseres zich niet vinden in de op het aanslagbiljet gehanteerde objectaanduiding “ [adresgegevens] ”. Dit omdat een dergelijk adres niet voorkomt in de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG).
9. Verweerder is -kort weergegeven- van mening dat de aanslag ozb 2018 terecht aan eiseres is opgelegd. De aanslag ozb 2018 maakt geen deel uit van de vso. De aanslag ozb 2018 was ten tijde van het sluiten van de vso bovendien nog niet opgelegd.
Beoordeling van het geschil
Motiveringsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel
10. De rechtbank stelt voorop dat de loop van de procedure in belastingzaken in beginsel meebrengt dat eventuele onzorgvuldigheden in de totstandkoming en/of de motivering van de bestreden beschikking en/of uitspraak op bezwaar, voor zover daar in onderhavig geval al sprake van zou zijn, op zichzelf niet tot vernietiging van die beschikking, aanslag en/of uitspraak kunnen leiden. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding in dit geval van deze regel af te wijken.
Objectaanduiding
11. Anders dan eiseres heeft betoogd, hoeft naar het oordeel van de rechtbank de objectaanduiding op het aanslagbiljet niet noodzakelijkerwijs overeen te komen met de BAG. Verweerder heeft ‘(- Dijk)’, ofwel min Dijk, achter het adres ‘ [adresgegevens] ’ gevoegd om aan te geven dat de kernzone van de dijk niet is betrokken in de WOZ-waarde en de heffingsgrondslag ozb 2018, omdat sprake is van de uitzondering van artikel 2, eerste lid, aanhef, onder f, van de Uitvoeringsregeling Uitgezonderde objecten Wet WOZ en artikel 220d, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet voor waterverdedigingswerken. Dat verweerder de onroerende zaak door de toevoeging ‘(- Dijk)’ heeft aangeduid met een vanuit BAG-oogpunt fictief adres ( [adresgegevens] (- Dijk)) acht de rechtbank niet ongeoorloofd, nu deze aanduiding in dit geval redelijkerwijs niet tot misverstanden kan leiden omtrent het belastingobject waar het om gaat.
Mocht verweerder de aanslag ozb 2018 opleggen?
12. Tussen partijen is niet in geschil dat op 23 augustus 2019 tussen eiseres en de invorderingsambtenaar van de BSR een vaststellingovereenkomst in de zin van artikel 7:900, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek tot stand is gekomen. Uit de tekst van de vso volgt dat eiseres deze heeft gesloten met de invorderingsambtenaar van de BSR en dat deze ziet op de ten tijde van het sluiten van de vso openstaande aanslagen, welke met aanslagnummers en bedragen zijn genoemd (zie hiervóór onder 3.). Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de vso geen betrekking heeft op de (na sluiting van de vso) door de heffingsambtenaar opgelegde aanslag ozb 2018. De vso sluit de latere oplegging van deze aanslag ook geenszins uit. Verweerder heeft met het opleggen van de aanslag ozb 2018 dan ook niet in strijd met de vso gehandeld.
13. Dat eiseres meende dat aan haar geen nadere aanslagen meer opgelegd zouden worden over de jaren waarop de vso ziet, komt voor haar rekening en risico. Eiseres heeft voor haar stelling dat verweerder ten tijde van het sluiten van de vso al wist dat de aanslag ozb 2018 zou worden opgelegd en verweerder daarvan bewust geen melding heeft gemaakt, niet onderbouwd. De omstandigheid dat de invorderingsambtenaar geen mededeling heeft gedaan over de bevoegdheid van de heffingsambtenaar om na het sluiten van de vso over 2018 nog een aanslag ozb op te leggen, is ook geen schending van enige mededelingsplicht, niet van de invorderingsambtenaar noch van verweerder. De professioneel gemachtigde, die de vso namens eiseres heeft gesloten, had hierin zelf een onderzoeksplicht. Er was immers nog geen aanslag ozb 2018 opgelegd en de aanslagtermijn was nog niet verstreken. Dat hij, om hem moverende redenen, voorafgaande aan de ondertekening van de vso heeft nagelaten te informeren of er aan eiseres (nog) een aanslag ozb over 2018 zou worden opgelegd, kan verweerder niet worden tegengeworpen. Dat de gemachtigde de tekst van de vso, zoals hij heeft aangegeven, vóór ondertekening niet goed heeft gelezen, omdat hij vertrouwde op zijn wederpartij, kan eiseres ook niet baten. Van een professioneel gemachtigde mag worden verwacht dat hij kennis neemt van de inhoud van een vso alvorens deze te ondertekenen. Ook het nalaten daarvan komt voor rekening en risico van eiseres.
14. Eiseres heeft ook niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat verweerder uitlatingen heeft gedaan op grond waarvan de gemachtigde het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat over 2018 geen aanslag ozb (meer) zou worden opgelegd. Er is daarom ook geen sprake van schending van door verweerder gewekt vertrouwen, noch van misbruik van enig recht.
15. In het midden kan verder blijven of de vso vernietigbaar is vanwege wilsgebreken omdat, wat daarvan ook zij, dit geen gevolgen kan hebben voor de aanslag ozb 2018. Deze aanslag is immers geen onderdeel van de vso.
Conclusie
16. Gelet op het voorgaande is de aanslag ozb 2018 terecht aan eiseres opgelegd.
17. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskostenvergoeding
18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling,

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Y Gramsbergen, voorzitter, mr. A.F. Germs-de Goede en mr. J.J. Westerbaan , rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef, letter f van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken.