ECLI:NL:RBGEL:2022:3464

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/05/396949 / HZ ZA 21-406
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van erfgenaam in vorderingen door benoeming van executeur

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres], in haar hoedanigheid als enig erfgenaam van [naam erflater], en [gedaagde]. De procedure betreft een geschil over de ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vorderingen, nu er een executeur is benoemd in de nalatenschap van [naam erflater]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de executeur, Stichting Executele VBC Notarissen, nog steeds de goederen van de nalatenschap beheert en dat [eiseres] niet zelfstandig in rechte kan optreden zolang de executeur zijn taken niet heeft beëindigd. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de executeur de erfgenamen vertegenwoordigt tijdens zijn beheer. De rechtbank heeft [eiseres] ook veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. De uitspraak benadrukt de rol van de executeur en de beperkingen die dit met zich meebrengt voor erfgenamen in juridische procedures. Na beëindiging van de executele kan [eiseres] mogelijk een nieuwe procedure starten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/396949 / HZ ZA 21-406
Vonnis van 6 juli 2022
in de zaak van
[eiseres] ,
in haar hoedanigheid van enig erfgenaam in de nalatenschap van [naam erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C.N. Perrick te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.M.T. van Maarle te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 februari 2022
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 3 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is de dochter van [naam erflater] .
2.2.
[naam erflater] heeft bij overeenkomst van 30 mei 2020 het perceel grond met woning en verdere aanhorigheden plaatselijk bekend als [adres] (hierna: de woning) van [gedaagde] gekocht. De woning is op 26 augustus 2020 aan [naam erflater] geleverd.
2.3.
[naam erflater] is overleden op [datum overlijden] .
2.4.
[naam erflater] heeft bij testament van 25 juni 2019 over haar nalatenschap beschikt waarbij [eiseres] is benoemd tot enig erfgenaam en waarin een executeur is benoemd, te weten Stichting Executele VBC Notarissen.
2.5.
Uit de door [eiseres] overgelegde verklaring van erfrecht blijkt dat [eiseres] en Stichting Executele VBC Notarissen hun benoeming tot respectievelijk erfgenaam en executeur hebben aanvaard. Stichting Executele VBC Notarissen heeft daarbij volmacht verleend aan ieder van de notarissen en medewerkers van het kantoor van VBC Notarissen.
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling in onderhavige procedure was de nalatenschap van [naam erflater] nog niet afgewikkeld.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal veroordelen:
primair:
a. tot betaling aan haar van vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW jo. 6:87 BW, begroot op € 34.198,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2020 tot aan de dag van volledige voldoening;
subsidiair:
tot het gedeeltelijk ontbinden van de koopovereenkomst ex artikel 6:265 BW jo. 6:270 BW door het verlagen van de koopprijs met het bedrag van de herstelkosten, begroot op € 34.198,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2020 tot aan de dag van volledige voldoening;
meer subsidiair:
tot het opheffen van het nadeel dat zij heeft geleden op grond van dwaling ex artikel 6:228 lid 1 sub a en b BW jo. 6:230 lid 2 BW, welk nadeel is begroot op € 34.198,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2020 tot aan de dag van volledige voldoening;
in alle gevallen:
in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, indien en voor zover [gedaagde] deze kosten niet voordien heeft voldaan;
in de kosten van de deskundigen begroot op € 3.669,56 inclusief btw;
in de buitengerechtelijke kosten begroot op € 1.116,99;
in de nakosten ten bedrage van € 163,00, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover deze kosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan en - indien betekening van het vonnis plaatsvindt - voorts te vermeerderen met een bedrag van € 85,00 en de kosten van bedoelde betekening, de laatstbedoelde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, indien en voor zover [gedaagde] deze niet binnen twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na betekening (of kennisgeving) van het vonnis heeft voldaan.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar vorderingen dan wel afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [eiseres] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling d.d. 3 juni 2022 is gebleken dat de taken van de executeur nog niet zijn geëindigd. De executeur beheert nog de goederen van de nalatenschap. De door [eiseres] ingestelde vorderingen zijn vorderingen van de nalatenschap omdat deze vorderingen betrekking hebben op de woning die in de nalatenschap valt. Dit roept de vraag op of [eiseres] als enig erfgenaam ontvankelijk is in haar vorderingen, aangezien artikel 4:145 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) uitdrukkelijk bepaalt dat de executeur de erfgenamen gedurende zijn beheer bij de vervulling van zijn in en buiten rechte vertegenwoordigt.
4.2.
[eiseres] voert aan dat de executeur op de hoogte is van de procedure en biedt met een verwijzing naar artikel 4:145 lid 1 BW aan om een verklaring van de executeur over te leggen, inhoudende dat hij meewerkt aan onderhavige procedure.
4.3.
De benoeming van een executeur heeft privatieve werking, dat wil zeggen dat de executeur met uitsluiting van de erfgenamen beheersbevoegdheid toekomt en dat, indien er een bevoegde executeur is, een erfgenaam gedurende het beheer van de executeur in beginsel niet bevoegd is om zelfstandig in rechte op te treden. Uit artikel 4:145 lid 1 BW volgt dat erfgenamen met medewerking van de executeur kunnen beschikken over een deel van de nalatenschap, maar lid 2 van artikel 4:145 BW biedt de mogelijkheid van medewerking niet. Een verklaring van de executeur zal [eiseres] daarom in dit geval niet helpen. Het gaat in dit geval immers niet over het beschikken over een goed uit de nalatenschap maar over het innen van een mogelijke vordering. Die vordering wordt ook niet geïnd ten behoeve van de nalatenschap. [eiseres] vordert namelijk betaling aan haarzelf, daartoe is zij echter niet bevoegd. De rechtbank zal [eiseres] gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk verklaren in haar vorderingen.
4.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 952,00
- salaris advocaat
1.442,00(2 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 2.394,00
4.5.
Overigens zal [eiseres] nadat de executele is geëindigd een nieuwe procedure kunnen starten. De rechtbank geeft partijen mee dat zij dan alsnog kunnen proberen om onderling afspraken te maken in lijn met hetgeen ter zitting reeds is besproken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.394,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.
ES/DB