ECLI:NL:RBGEL:2022:3463

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
05/340461-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en tbs met voorwaarden voor poging tot zware mishandeling en vernieling

Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1987 en afkomstig uit Libanon, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 352 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast werd tbs met voorwaarden opgelegd. De zaak betreft een incident op 19 december 2021 in Arnhem, waarbij de verdachte zijn (ex-)partner zwaar lichamelijk letsel toebracht door haar meermalen te slaan en te stompen, en haar met een lampenkap te slaan. De rechtbank oordeelde dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, maar dat er wel sprake was van een poging tot zware mishandeling. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan de vernieling van een lampenkap in het hotel waar het incident plaatsvond. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een tbs-maatregel op, gezien de psychische problematiek van de verdachte, en de noodzaak voor behandeling en toezicht. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 1.013,40, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/340461-21
Datum uitspraak : 22 juni 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortejaar 1987] te [geboorteplaats] (Libanon), z.v.w.o.v.p.h.t.l.,
nu gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. J.G. Roethof namens raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaten te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 maart 2022 en 8 juni 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2021 te Arnhem aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een oogkasfractuur / -breuk en/of oogletsel en/of een of meer (andere) gezichtsfracturen heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het gezicht, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (boven)lichaam te schoppen en/of te trappen en/of (met kracht) met een lampenkap, althans met een (hard) voorwerp in/tegen het gezicht, althans het hoofd te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2021 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het gezicht, althans tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) met een lampenkap, althans met een (hard) voorwerp in/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het bovenlichaam geslagen; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2021 te Arnhem zijn (ex-)partner, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het gezicht, althans tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan en/of door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (boven)lichaam te schoppen en/of te trappen en/of door (met kracht) die [slachtoffer 1] met een lampenkap, althans met een (hard) voorwerp in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 19 december 2021 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een lampenkap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit, te weten zware mishandeling. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen, kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel nu uit het dossier volgt dat een operatie voor de oogkasbreuk noodzakelijk is. Dat [slachtoffer 1] deze operatie nog niet heeft ondergaan omdat zij dit niet durft, doet volgens de officier van justitie aan de kwalificatie van het letsel niet af. De officier van justitie heeft daarnaast gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten vernieling, wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de zware mishandeling. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat er in het dossier geen bewijs aanwezig is waaruit volgt dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen met een lampenkap of met zijn vuist. Verder heeft hij aangevoerd dat de aard van het letsel niet ondubbelzinnig duidt op zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft daartoe gesteld dat het letsel niet dusdanig ernstig is, nu [slachtoffer 1] de geadviseerde operatie kennelijk niet wil ondergaan. Voor wat betreft de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling en de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling en de onder 2 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard. Zij is op 18 december 2021 met verdachte naar hotel [slachtoffer 2] te Arnhem gegaan, waar zij de volgende ochtend ruzie kregen. [2] Zij kreeg hierop van verdachte een vuistslag en meerdere stompen in haar gezicht. Verdachte pakte haar vervolgens vast bij haar armen en sloeg haar meerdere malen op haar hoofd. Vervolgens pakte verdachte de lampenkap van de fitting en sloeg daarmee in haar gezicht. Daarna schopte verdachte haar tegen haar hele lichaam, waaronder haar ribben, benen en armen. Ze schreeuwde hierbij om hulp. Ze proefde bloed in haar mond en had veel pijn en blauwe plekken en haar neus stond scheef. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 19 december 2021 uit de hotelkamer met nummer 151 een man hoorde schreeuwen in een buitenlandse taal. Hij hoorde daarnaast dat een vrouwenstem schreeuwde:
“help, help!”. Ook hoorde hij een vrouwenstem roepen dat ze een ambulance nodig had en dat ze helemaal bebloed was. [4]
Verbalisanten werden door verdachte de hotelkamer met nummer 151 binnengelaten. Hier troffen zij een vrouw aan die op het bed lag. Zij zagen dat zij flinke verwondingen had bij haar neus en dat er bloed op het bed lag. [5]
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van aangifte van vernieling. Hierin is opgenomen dat in de hotelkamer met nummer 151 een lampenkap is vernield. Bij dit proces-verbaal bevindt zich op pagina 47 een foto van hoe de lampenkap in de hotelkamer is aangetroffen. Op de foto is zichtbaar dat de lampenkap op de grond ligt en aan één kant is ingedeukt. [6]
Daarnaast bevinden zich in het dossier op pagina 25, 26 en op pagina 34 tot en met 39 meerdere foto’s van het letsel van [slachtoffer 1] waarop gezwollen, rode oogleden, blauwe plekken op haar armen en benen en (opgedroogd) bloed op haar gezicht te zien zijn. Deze foto’s zijn op de zitting besproken.
In brieven van de spoedeisende hulp en de polikliniek oogheelkunde staat dat [slachtoffer 1] een hersenschudding heeft opgelopen en verder een gebroken linkeroogkas, een gedeeltelijke scheur in de oogzenuw, hematomen rondom de ogen, dubbelbeeld en scheelstand van het oog. [7]
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde zware mishandeling
Hoewel [slachtoffer 1] behoorlijk letsel heeft opgelopen is de verstrekte medische informatie onvoldoende om haar letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te merken. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier niet is komen vast te staan dat medisch ingrijpen noodzakelijk is. Evenmin is er informatie over eventuele verhindering in (beroeps)bezigheden dan wel duur van het letsel. Hetgeen wel is komen vast te staan omtrent het letsel is ontoereikend om het letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] steun vindt in andere bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de bevindingen van de verbalisanten, de verklaring van [getuige] , het geconstateerde letsel (dat past bij de verklaring van aangeefster), de fotomap van de hotelkamer en de fotomap van het letsel. Gelet hierop zal de rechtbank de verklaring van verdachte -dat hij [slachtoffer 1] alleen met de vlakke hand en niet met zijn vuist en met de lampenkap in het gezicht heeft geslagen- terzijde schuiven.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen tegen het gezicht heeft gestompt en geslagen en dat hij [slachtoffer 1] met een lampenkap tegen het gezicht heeft geslagen. De rechtbank is van oordeel dat hij dit ook met kracht heeft gedaan, gelet op het geconstateerde letsel bij [slachtoffer 1] en de deuk in de lampenkap.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt en getrapt.
Voor het subsidiair tenlastegelegde, de poging tot zware mishandeling, is vereist dat verdachte opzet had om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dat dit opzet zich heeft geopenbaard in een begin van uitvoering van een handeling. Van een begin van uitvoering is sprake indien de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het met de vuist en met een voorwerp in het gezicht slaan en het schoppen tegen het lichaam zijn gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel is van het menselijk lichaam en dat harde vuistslagen tegen het hoofd en het gezicht, zeker met een (hard) voorwerp, tot ernstig letsel kunnen leiden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met zijn vuisten en met een dergelijk hard voorwerp met kracht op het hoofd en het gezicht te slaan, op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van deze klappen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat het zover niet is gekomen is geenszins aan het handelen van verdachte te danken.
De rechtbank leidt uit verdachtes handelen zijn opzet op de poging tot zware mishandeling af.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De bewijsmiddelen
[aangever] , hotelmanager van het [slachtoffer 2] in Arnhem, heeft verklaard dat op de hotelkamer met nummer 151 op 19 december 2021 een lampenkap is vernield. Zij heeft verder verklaard dat de lampenkap intact was voordat de gasten (verdachte en [slachtoffer 1] ) op 18 december 2021 hadden ingecheckt. [8] Bij dit proces-verbaal behoren twee foto’s. Op de foto op pagina 47 in het dossier is te zien dat er een lampenkap op de grond ligt met een deuk er in. Op de foto op pagina 46 is te zien dat er uit de fitting van de lamp 2 losse draden steken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte de lampenkap van de fitting af heeft getrokken en dat hij haar daarmee heeft geslagen. [9]
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de lampenkap heeft vernield. Dat de vernieling van de lamp te wijten is aan het vechtend rollen over het bed en over de grond, zoals verdachte heeft verklaard, is niet aannemelijk geworden en kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank acht -met de officier van justitie- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks19 december 2021 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen,
althans eenmaal (met kracht
)tegen het gezicht,
althans tegen het hoofd en/of het (boven)lichaamgestompt en
/ofgeslagen en
/ofdie [slachtoffer 1] meermalen,
althans eenmaal (met kracht
)tegen het
(boven)lichaam geschopt en
/ofgetrapt en
/ofdie [slachtoffer 1]
(met kracht
)met een lampenkap,
althans met een (hard) voorwerp in/tegen het gezicht
, althans het hoofd en/of het bovenlichaamgeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks19 december 2021 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een lampenkap,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 372 dagen waarvan 200 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met een proeftijd van drie jaar. De officier van justitie heeft voorts geëist dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd in het advies van de reclassering van 31 mei 2022. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de duur van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat verdachte zo snel mogelijk aan een behandeling kan beginnen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte zijn toekomstige partnerrelaties dient mede te delen aan de reclassering. Dit is volgens de raadsman een behoorlijke inbreuk op de privacy van verdachte. Verdachte heeft verzocht om het contactverbod met [slachtoffer 1] niet te koppelen aan de tbs met voorwaarden, maar dit verbod op te leggen via een andere modaliteit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige vriendin. Hij heeft met haar een onstuimige relatie gehad die gepaard ging met veel problemen en conflicten. Op de bewuste dag in het [slachtoffer 2] is een ruzie dusdanig uit de hand gelopen dat verdachte het slachtoffer meermalen tegen haar hoofd en in het gezicht heeft geslagen en gestompt en haar tegen het lichaam heeft geschopt. Het slachtoffer heeft angstige momenten beleefd en dacht dat haar uren waren geteld. Door het toegepaste geweld heeft zij onder meer een hersenschudding en een oogkasfractuur opgelopen. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van zijn ex-partner. Namens het slachtoffer is ter terechtzitting aangegeven dat het delict voor de rest van haar leven een grote impact zal hebben. Zij heeft bovendien benoemd dat verdachte haar voor dood heeft achtergelaten en geen (medische) hulp voor haar heeft ingeroepen, maar het hotel heeft verlaten. Bovendien is een andere hotelgast ongewenst geconfronteerd met de gewelddadige uitspatting van verdachte. Ook voor hem moet dit een nare situatie zijn geweest. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een lamp van het hotel.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 24 april 2022 betreffende verdachte blijkt hij in de vijf jaren voorafgaande aan de bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waaronder mishandeling. Hiervoor heeft hij (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Kennelijk heeft dat hem er niet van weerhouden opnieuw een dergelijk delict te plegen. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee bij de bepaling van de hoogte van de straf.
Bij de stukken van het dossier bevindt zich een rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 2 maart 2022, opgesteld door C.J.F. Kemperman, psychiater, en een rapportage van het NIFP van 28 maart 2022, opgesteld door T.E.G.A. Oosterhof, klinisch psycholoog BIG (hierna: de deskundigen). De deskundigen concluderen dat er sprake is van een schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische trekken. Daarnaast bestond (de verdenking van) middelenmisbruik, cannabis en cocaïne.
Vanwege die persoonlijkheidsstoornis is de zelfcontrole van verdachte beperkt. De psychiater noteert in het rapport: “
Deze persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich enerzijds door een verhoogde kans op stemmingsfluctuaties zoals (onredelijke) boosheid en anderzijds door een verminderde controle over woede en agressieve impulsen. Deze mechanismen onttrekken zich deels aan de bewuste beïnvloeding. Benadrukt kan worden dat de ongecontroleerde woede-aanvallen bij een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische trekken zich vaak nogal eens richten op personen met wie een affectief geladen relatie (zoals een partner) wordt onderhouden. Machteloosheidgevoelens kunnen dit versterken. Ook bestonden
er een verminderd empathisch vermogen met een beperkte gewetensfunctie. Ook drugsgebruik kan een negatieve invloed hebben.”
De persoonlijkheidsstoornis was volgens de deskundigen ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen op dat moment.
De deskundigen hebben geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het risico op gewelddadige recidive wordt zonder zorg en voldoende toezicht door de deskundigen als hoog ingeschat, en met zorg en toezicht matig tot hoog.
De psycholoog heeft een langer durend intensief traject geadviseerd, startend met een klinische forensische (verslavings)behandeling gericht op de persoonlijkheid en verslavingsproblematiek in combinatie met de psychotische kwetsbaarheid van verdachte. Het traject zou volgens de psycholoog moeten starten op een hoog beveiligingsniveau (beveiligingsniveau 3) wat voorzichtig wordt afgeschaald, gevolgd door een gefaseerd natraject gericht op beschermd wonen met ambulante zorg en ondersteuning. Ook de psychiater adviseert om verdachte na een klinische fase met aandacht voor de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek strak en gecontroleerd te resocialiseren richting een adequate woonvoorziening.
De deskundigen zijn verder van mening dat deze behandeling moet plaatsvinden in het kader van een tbs-maatregel. Deze kan volgens de deskundigen onder voorwaarden worden opgelegd, omdat verdachte zegt open te staan voor behandeling en er grotendeels overeenstemming is over de problematiek en de thema’s waar de behandeling zich op zou moeten richten. Deze maatregel zou gecombineerd dienen te worden met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zodat verdachte langer gevolgd en begeleid kan worden.
Naar aanleiding van de door de gedragsdeskundigen opgemaakte rapportage is door reclasseringswerker mevrouw E. de Jong een reclasseringsadvies opgesteld, gedateerd 31 mei 2022. In dit rapport is beschreven dat er sprake is van complexe problematiek, een hoog recidiverisico en dat al vele begeleidings- en behandelingstrajecten zijn geprobeerd. Volgens de reclassering is daarom een klinische behandeling in een strak juridisch kader van tbs met voorwaarden in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel noodzakelijk. De op te leggen voorwaarden zouden volgens de reclassering moeten bestaan uit de volgende: meewerken aan reclasseringstoezicht, meewerken aan een time-out, niet naar het buitenland, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, drugsverbod, alcoholverbod en meewerken aan schuldhulpverlening.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 juni 2022 verklaard zich te zullen houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies en neemt deze conclusies over.
De straf en maatregel
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden dient te worden opgelegd. De rechtbank zal hieraan de voorwaarden koppelen die de reclassering heeft geadviseerd. Zij is van oordeel dat ook het opleggen van het contactverbod noodzakelijk is om de positieve wending niet te doorkruisen die [slachtoffer 1] aan haar leven heeft kunnen geven nu zij geen contact meer heeft met verdachte. De rechtbank acht ook de voorwaarde dat verdachte de reclassering in kennis moet stellen van eventuele partnerrelaties noodzakelijk, omdat het gepleegde delict partnergeweld betreft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle voorwaarden die aan het opleggen daarvan volgens artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht worden geëist, is voldaan. Voor het geval de verdachte zich ondanks zijn bereidverklaring niet aan (één of meer van) de voorwaarden mocht houden, overweegt de rechtbank dat de terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dat betekent dat wanneer de verdachte zich niet aan (één of meer van) de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen, de duur van de maatregel niet gemaximeerd is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel en de hieraan gekoppelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De verdediging heeft zich hiertegen niet verzet.
De reclassering heeft in haar advies van 31 mei 2022 de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden geadviseerd. De rechtbank geeft toepassing aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en zal bevelen dat de te stellen voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Maatregel langdurig toezicht ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht
De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. De verdediging heeft zich niet verzet tegen oplegging van voornoemde maatregel.
De reclassering heeft in het reclasseringsadvies van 31 mei 2022 de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel geadviseerd, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf en tijdens dan wel na de tbs met voorwaarden.
Nu gelet op de aard van de bij de verdachte bestaande stoornis langdurige waarborgen met het oog op toekomstige risico's ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, noodzakelijk lijken, acht de rechtbank het noodzakelijk om naast de maatregel tot tbs met voorwaarden een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Er is voldaan aan de formele eisen die de wet stelt voor het opleggen van deze maatregel. Met de maatregel kan zodoende -indien dit met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is- worden bewerkstelligd dat de verdachte na afloop van de maatregel van tbs onder toezicht wordt gesteld.
Gevangenisstraf
De rechtbank acht, naast de tbs met voorwaarden, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafblad van verdachte, het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 352 dagen passend en geboden. Een deel hiervan, te weten 180 dagen, zal zij voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal de duur van het voorarrest in mindering brengen op te leggen straf. Dit betekent dat verdachte niet terug de gevangenis in hoeft, zolang hij geen nieuwe strafbare feiten gaat plegen. Deze straf valt lager uit dan door de officier van justitie geëist omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
De rechtbank zal het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De vordering van de benadeelde partij

De vordering
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.013,40, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 13,40 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de materiële en immateriële schade kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat de benadeelde partij niet heeft voldaan aan de plicht om schadebeperkende maatregelen te treffen en dat derhalve de vordering te complex van aard is en zich daardoor niet leent voor de strafprocedure. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er enige matiging dient plaats te vinden van de gevorderde schade.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden ter hoogte van € 13,40, bestaande uit de reiskosten naar het ziekenhuis.
Immateriële schade
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij fors letsel heeft opgelopen. De rechtbank is met het oog op vergelijkbare gevallen van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,- kan worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is vanaf 24 december 2021, de dag dat [slachtoffer 1] in het ziekenhuis is geweest, wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële schade verschuldigd. Voorts is verdachte vanaf 19 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan immateriële schade verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38, 38a, 38z, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
  • spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde;
  • verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
352(driehonderdtweeënvijftig)
dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
180(honderdtachtig)
dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijdvan
drie jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van verdachte:
1. De verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
2. Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
 Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
 Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
 Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
 Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
 Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
 Verdachte informeert de reclassering over eventuele nieuwe partnerrelaties en geeft hierover openheid in de meldplichtgesprekken.
 Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
 Verdachte heeft voor enkele uren per week een zinvolle dagbesteding en geeft hierover openheid aan de reclassering.
 Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
 Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
3. Verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere door het IFZ-geïndiceerde forensische instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
4. Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
5. Verdachte zet zijn verblijf voort bij Forensische Verslavingskliniek (FVK) [naam 1] (gevestigd aan de [adres] ) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door het DIZ afdeling klinische plaatsingen. De opname duurt zolang de betreffende behandelinstelling dit in overleg met de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Mocht verdachte weer een partnerrelatie krijgen dan is het belangrijk dat hier in de behandeling aandacht voor is. Partnergesprekken en/of relatietherapie kan onderdeel zijn van de behandeling.
6. Verdachte laat zich behandelen door Polikliniek Iriszorg voor zijn middelenproblematiek en Kairos voor zijn psychiatrische- en persoonlijkheidsproblematiek, of door een soortgelijke zorgverlener, indien de reclassering dit nodig vindt. De behandeling duurt zolang de reclassering dit nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Mocht verdachte weer een partnerrelatie krijgen dan is het belangrijk dat hier in de behandeling aandacht voor is. Partnergesprekken en/of relatietherapie kan onderdeel zijn van de behandeling.
7. Verdachte verblijft in een instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien en zolang de reclassering dit nodig vindt. Het verblijf volgt aansluitend op de klinische behandeling. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8. Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze -direct of indirect- contact met het slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [1985] , de aangeefster in deze zaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
9. Verdachte gebruikt geen drugs voor zover en zolang de reclassering dit nodig acht. Verdachte werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt wanneer en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
10. Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt wanneer en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
11. Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening en/of bewindvoering. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
 geeft Iriszorg opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
 legt een
gedragsbeïnvloedendeof
vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1]van
€ 13,40aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2021 en
€ 1.000,-aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart
de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 1.013,40(duizenddertien euro en veertig eurocent) aan materiële schade en smartengeld. Dit betreft € 13,40 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2021 en € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Duifhuizen (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. H.P.M. Kester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen en mr. L.M. van der Velden, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2022.
mr. H.P.M. Kester is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021592454 gesloten op 21 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 30.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 31.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 40.
5.Proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 10.
6.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 47.
7.Brief van mw. [naam 2] , oogarts van de polikliniek oogheelkunde d.d. 25 december 2021, ongenummerd; brief van dr. [naam 3] , chirurg van de Spoedeisende Hulp, d.d. 27 december 2021, ongenummerd en brief van drs. [naam 4] , neuroloog van de Spoedeisende Hulp, d.d. 28 december 2021, ongenummerd.
8.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 42.
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 30.