ECLI:NL:RBGEL:2022:343

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
05-057540-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en taakstraf voor brandstichting, vernieling, wederspannigheid, bedreiging en belediging van ambtenaren in functie, en mishandeling van moeder en zus

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting, vernieling, bedreiging en belediging van ambtenaren in functie, en mishandeling van zijn moeder en zus. De verdachte, geboren in 1998 en woonachtig in Ede, werd beschuldigd van het opzettelijk stichten van brand in een flatgebouw, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Dit gebeurde op 17 februari 2019. Daarnaast heeft hij op 10 maart 2019 zich met geweld verzet tegen de aanhouding door de politie, waarbij hij meerdere ambtenaren beledigde en bedreigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn moeder en zus op 1 februari 2020, waarbij hij hen fysiek heeft aangevallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante begeleiding en een alcohol- en drugsverbod. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, een ambtenaar die door de verdachte is beledigd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/057540-19, 05/297750-19, 05/027980-20 en 05/020932-21
Datum uitspraak : 25 januari 2022
Tegenspraak (279 Sr)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. S.R. van Laar, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
11 januari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/057540-19
1.
hij, op of omstreeks 17 februari 2019, te Ede, opzettelijk brand heeft gesticht in een gang van een flatgebouw (gelegen aan de Mariendaal) door open vuur in aanraking te brengen met een vloeibare brandbare stof, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die brandbare stof en/of een wand in voornoemde gang geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in deze gang gelegen kelderboxen en/of de boven voornoemde gang gelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 17 februari 2019, te Ede, opzettelijk en wederrechtelijk een wand in een gang van een flatgebouw (gelegen aan de Mariendaal 113 tot en met 924), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij, op of omstreeks 10 maart 2019, te Ede (in een woning aan de [adres 2] ), opzettelijk en wederrechtelijk een bed, een muur en/of een of meerdere deuren en/of ruiten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij, op of omstreeks 10 maart 2019, te Ede, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige oefening van hun/zijn/haar bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door:
- in de richting van voornoemde ambtenaren te schoppen en/of te
trappen, en/of
- zich los te rukken uit de greep van die voornoemde ambtenaren, en/of
- zijn spieren aan te spannen, en/of
- op zijn, verdachtes, (linker)arm te blijven liggen;
4.
hij, op of omstreeks 10 maart 2019, te Ede, [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik zoek jou nog wel op", "ik krijg je nog wel te pakken" en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij, op of omstreeks 10 maart 2019, te Ede, opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland, [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn/haar bediening, in hun/zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen/hem/haar de woorden toe te voegen: "kankerhoeren", "vieze kankerflikkers" en/of "jij kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
6.
hij, op of omstreeks 10 maart 2019, te Ede, een of meerdere wapens van categorie IV heeft gedragen, te weten een bijl en/of een hamer, in elk geval een of meerdere voorwerpen, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat zij was bestemd om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
Parketnummer 05/297750-19
hij op of omstreeks 14 december 2019 te Ede opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 4] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 5] , inspecteur van politie Eenheid Oost Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Kankerwouten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 05/027980-20
1.
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Ede zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Ede [slachtoffer 3] heeft mishandeld door (met kracht) een en/of meerdere parfumflessen, althans een hard voorwerp, in/tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] aan te gooien;
Parketnummer 05/020932-21
1.
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Ede opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, en/of [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, (in het openbaar) mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "kankerhomo's" en/of "kankerlijers" en/of "kankerflikkers" en/of "ik neuk je moeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Ede [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost Nederland, en/of [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 6] en/of [verbalisant 7] dreigend de woorden toe te voegen "ik zoek je op en ik maak je dood" en/of "ik maak je kapot" en/of "ik schiet je dood, vriend" en/of "ik vind jouw dienstnummer, daarna zoek ik je op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/057540-19 [1]
Ten aanzien van Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting met gemeen gevaar voor goederen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om vrijspraak verzocht. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er brand is gesticht. Behoudens de verklaring van [naam 1] dat brandschade aan de wand te zien was, is nergens uit het dossier gebleken dat verdachte vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare (vloei)stof. Volgens de verdediging was evenmin sprake van vernieling, zoals subsidiair is ten laste gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [naam 1] was werkzaam als huismeester voor wooncorporatie [slachtoffer 2] . Naar aanleiding van een melding van de schoonmakers is [naam 1] naar de gang bij de kelderboxen van de Mariendaal in Ede gegaan. [naam 1] zag een muur die zwartgeblakerd was. Hij zag een duidelijke brandschade, voornamelijk aan de wand. Op de beelden zag [naam 1] dat op zondag 17 februari 2019 omstreeks 01:48 uur een jongeman een kelderbox in kwam lopen. [naam 1] zag dat de jongeman een jerrycan in zijn hand vast hield. De jongeman goot mogelijk vloeistof uit de jerrycan, terwijl hij zich verplaatste door de gang. [naam 1] zag daarna op het beeldmateriaal een enorme rookontwikkeling. [naam 1] herkende de jongeman op de beelden als zijnde de inwonende zoon van de hoofdbewoonster van perceel [adres 2] aan de Mariendaal te Ede. Zijn voornaam is [verdachte] . [2]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft de camerabeelden die zijn aangeleverd door [slachtoffer 2] bekeken. Op de beelden zag verbalisant een man de kelderbox uit lopen in de richting van de uitgang aan de Koekeltse Boslaan. In de rechterhand droeg de man een jerrycan met een sticker op de zijde. [verbalisant 8] zag dat de man, terwijl hij zich verplaatste, draaiende bewegingen maakte met de linkerhand voor zich, waaruit op te maken was dat hij kennelijk de dop van de jerrycan los draaide. De verbalisant zag vervolgens dat de man de jerrycan tijdens het lopen gedeeltelijk naar voren kantelde. Enkele minuten later zag de verbalisant een sterke rookontwikkeling op de beelden. De man rende vervolgens naar de uitgang van de kelderboxen. [3]
Verbalisant [verbalisant 14] herkende de man op de camerabeelden als de hem ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998 en woonachtig aan de [adres 1] in Ede. [4]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de dop van een jerrycan los draait en deze vervolgens kantelt boven de vloer in de gang bij de kelderboxen, waarna er rookontwikkeling plaatsvindt. De volgende dag wordt de muur in diezelfde gang zwartgeblakerd aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk brand heeft veroorzaakt. Dat op de beelden niet te zien is dat verdachte een brandbare (vloei)stof in aanraking brengt met vuur, doet aan het voorgaande niet af.
De rechtbank acht vervolgens bewezen dat door het veroorzaken van deze brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan en dat dit gevaar voorzienbaar was ten tijde van het veroorzaken van de brand door verdachte. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, nu de muur van de kelderbox al zwartgeblakerd was.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder feit 1 tenlastegelegde brandstichting met gemeen gevaar voor goederen wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4, 5 en 6
De feiten
Verdachte kwam op 10 maart 2019 thuis in zijn woning aan de [adres 2] in Ede na een ruzie met zijn broer. Hij had gedronken en was boos. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 tot en met 6 tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn omstreeks 06:20 uur naar de [adres 2] in Ede gegaan naar aanleiding van een melding dat daar een man, naar later bleek verdachte [verdachte] , met een bijl liep. Ter plaatse zagen verbalisanten een licht getinte man, met zwart haar en een zwarte jas aan buiten tegen de flat aan staan. De man voldeed aan het signalement zoals door de meldkamer gegeven. Verbalisanten zagen dat de verdachte door zijn knieën ging en vervolgens links naast hem, op de grond met zijn handen rommelde. Verbalisant [verbalisant 2] hield verdachte staande, waarop hij de flat in rende. Verbalisanten beschrijven dat zij verdachte vervolgens uit het oog verloren, maar dat zij hem uiteindelijk in de gang van zijn woning vast konden pakken en gecontroleerd naar de grond konden brengen. Verbalisanten legden een polsklem aan, vouwden de benen van verdachte over elkaar en brachten pijnprikkels aan om hem onder controle te houden. Verbalisanten beschrijven dat verdachte zich op dit moment hevig verzette. [verbalisant 3] voelde dat de verdachte hem meerdere keren probeerde te trappen. Daarbij voelde [verbalisant 3] en [verbalisant 1] dat verdachte zich los probeerde te wringen. Verbalisant [verbalisant 2] bracht zijn knie op de nek en schouders van de verdachte om hem onder controle te krijgen en bracht vervolgens meerdere pijnprikkels aan, omdat de verdachte zich bleef verzetten. Verbalisanten beschrijven dat zij de druk op het lichaam van verdachte meerdere malen verminderde, omdat verdachte aangaf dat hij pijn had en omdat zij voelden dat hij iets rustiger werd. Verbalisanten verbaliseren dat het verzet van verdachte echter iedere keer intensiveerde op het moment dat zij de druk verminderden. Zij waren daardoor genoodzaakt om de druk weer te verhogen en opnieuw pijnprikkels toe te dienen. Verbalisanten beschrijven dat zij merkten dat verdachte na enkele minuten minder energie had, waardoor zij handboeien bij verdachte konden aanleggen. [verbalisant 1] boeide de verdachte eerst aan zijn rechterhand. [verbalisant 1] vroeg aan verdachte of hij zijn linkerhand op zijn rug wilde leggen. Verbalisanten hoorden dat verdachte daarbij continue aan het schelden en schreeuwen was. Verbalisanten hoorden verdachte zeggen dat zij hem lost moesten laten, dat zij ‘kankerhoeren’ waren en dat zij ‘vieze kankerflikkers’ waren. Verdachte herhaalde dit meermaals, waardoor het ook voor de andere flatbewoners, die inmiddels wakker waren geworden, te horen was. Verbalisanten voelden zich hierdoor in hun eer en goede naam aangetast. Voor het onder controle brengen van zijn linkerarm rolden zij de verdachte wat naar rechts. [verbalisant 3] verbaliseert dat zij een pijnprikkel in de linker bovenarm van verdachte gaf, waardoor de arm op de rug van verdachte kon worden gelegd en verdachte kon worden geboeid. [verbalisant 3] verbaliseert dat verdachte zich probeerde los te wrikken door te trappen met zijn benen en kracht te zetten op zijn arm. [verbalisant 2] verbaliseert dat hij verdachte rustig probeerde te krijgen door op hem in te praten. Dit was het moment waarop verdachte zijn verzet staakte. Verbalisanten beschrijven dat verdachte zich af en toe nog begon op te laden. Dit voelden zij doordat verdachte al zijn spieren begon aan te spannen en daarbij direct begon te schreeuwen en schelden. [verbalisant 3] verbaliseert dat zij verdachte tijdens het verzet hoorde zeggen: ‘jij kankerhoer’. [verbalisant 3] zag en hoorde dat verdachte de woorden in haar richting riep. Zij voelde zich hierdoor beledigd. Verbalisanten hoorden verdachte vervolgens zeggen: ‘ik ken nu je stem, ik herken je stem’. Daarna hoorden verbalisanten dat verdachte nogmaals gericht tegen [verbalisant 2] zei dat hij zijn stem herkent en dat hij [verbalisant 2] nog wel gaat tegenkomen. Ook beschrijven verbalisanten dat zij verdachte hoorden zeggen: ‘ik zoek jou nog wel op’, ‘ik ga jou vinden’, ‘ik krijg jou nog wel te pakken’ en ‘ik maak je kapot’. [verbalisant 2] verbaliseert dat verdachte hem hierbij ook probeerde aan te kijken en dat hij zich bedreigd voelde door de uitlatingen van verdachte. [verbalisant 2] beschrijft dat hij daarbij de overtuiging had dat verdachte de bedreigingen ten uitvoer zou leggen. [verbalisant 1] en [verbalisant 3] verbaliseren dat zij vervolgens terug zijn gegaan naar de plaats waar verdachte gehurkt op de grond had gezeten en naast zich had gerommeld. [verbalisant 3] zag dat er tussen de bladeren naast de deuren van de flat een bijl lag. [verbalisant 1] vond hiernaast een hamer. [6]
[slachtoffer 1] , de moeder van verdachte, verklaarde dat haar zoon [verdachte] op 10 maart 2019 omstreeks 06:10 uur bij haar bed kwam staan en schreeuwde dat hij op zoek was naar zijn broer [naam 2] . [slachtoffer 1] zag dat hij een bijl en een hamer in zijn handen had. Zij zag dat [verdachte] met de bijl in de bedrand van haar bed sloeg, waardoor er een diepe snee in het leer van de bedrand was ontstaan. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat [verdachte] met de bijl een glazen ruit naast de slaapkamerdeur insloeg. [slachtoffer 1] zag dat [verdachte] daarna de deur naar de gang vernielde door er met de bijl in te slaan. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat [verdachte] de glazen ruit van de deur die toegang biedt tot de gang naar de voordeur eveneens met de bijl insloeg. [slachtoffer 1] verklaarde dat [verdachte] vervolgens door de voordeur de galerij op liep en daar met de bijl in de muur naast de voordeur sloeg, waardoor er een gat in de muur zat. [7]
Er zijn foto’s gemaakt van de vernielingen zoals door aangeefster [slachtoffer 1] is verklaard. Op de foto’s zijn meerdere kapotte ruiten te zien, glasscherven op de grond, beschadigingen aan twee deuren en een beschadiging aan de bedrand. Ook is een gat in de muur te zien. [8]
Getuige [getuige 1] werd omstreeks 06:15 uur wakker van geschreeuw door haar neefje [verdachte] op de vierde verdieping. [verdachte] wilde bij hen op de derde verdieping op de galerij komen. [getuige 1] zag op dat moment dat [verdachte] een bijl en een hamer in zijn handen had. Ook getuige [getuige 2] , de partner van [getuige 1] , zag dat verdachte een hakbijl en een hamer in zijn handen vasthield. [9]
De inbeslaggenomen bijl en hamer zijn onderzocht door verbalisant [verbalisant 2] . Zij zijn naar hun aard geschikt om als slagwapen te worden gebruikt. Gelet op de aard van de voorwerpen en de omstandigheden waaronder de voorwerpen werden aangetroffen, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat zij voor geen ander doel bestemd waren dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. De voorwerpen vallen niet onder een van de andere categorieën van de Wet Wapens en Munitie. Derhalve zijn de bijl en de hamer wapens als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie IV, onder 7e van de Wet Wapens en Munitie. [10]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte op 10 maart 2019 in zijn woning in Ede met een bijl en een hamer om zich heen heeft geslagen en daarbij deuren, ruiten, een muur en een bedrand heeft vernield. Zowel aangeefster [slachtoffer 1] als getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren verdachte met de bijl en hamer in zijn handen te hebben gezien. Daarbij zijn de bijl en de hamer diezelfde dag aangetroffen op de plek waar verbalisanten verdachte eerder op de grond zagen rommelen, zodat het niet anders kan dan dat verdachte de bijl en hamer bij zich had. Voorts gaat de rechtbank bij de beoordeling van de feitelijke toedracht uit van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van aanhouding, waarin door verbalisanten wordt beschreven dat verdachte de tenlastegelegde bedreigende en beledigende woorden heeft gebruikt en zich heeft verzet tegen zijn aanhouding.
Gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten. Voor wat betreft het op de (linker)arm blijven liggen door verdachte zoals ten laste gelegd onder feit 3, zal de rechtbank verdachte vrijspreken, nu voor dat onderdeel onvoldoende bewijs voorhanden is.
Parketnummer 05/297750-19 [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van ambtenaren in functie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft verklaard dat niet hij degene was die de uitlating heeft gedaan, maar iemand anders. Enkel verbalisant [verbalisant 4] heeft, naast dit gehoord te hebben, ook gezien dat verdachte iets in zijn richting riep. Dit zou op een vergissing gebaseerd kunnen zijn, gelet op de drukte in het horecagebied.
Beoordeling door de rechtbank
[verbalisant 4] en [verbalisant 5] , werkzaam als brigadier respectievelijk inspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland, hebben op ambtseed geverbaliseerd dat zij zich op 14 december 2019 aan het Museumplein te Ede bevonden en belast waren met het horecatoezicht aldaar. Omstreeks 03:55 uur liepen verbalisanten in de richting van ‘Café Premier’, omdat zij daar een opstootje zagen ontstaan. Er stonden ongeveer vijftig personen op het Museumplein. [verbalisant 4] zag een voor hem onbekende man voor ‘Club Famous’ staan. Hij zag dat de man een capuchon op had. Vervolgens zag [verbalisant 4] de man in de richting van hem en zijn collega’s keek. Direct daarop zag en hoorde [verbalisant 4] de man met luide stem ‘Kankerwouten’ zeggen. Verbalisant [verbalisant 5] hoorde het woord ‘Kankerwouten’ ook. Verbalisanten voelden zich door deze uitlating, ten overstaande van het publiek ernstig beledigd. [12]
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de feitelijke toedracht zoals deze door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] is beschreven in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van aanhouding. Gelet op de door verbalisanten beschreven context is de rechtbank van oordeel dat het woord ‘kankerwouten’ gericht was tegen [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en dat het ook de bedoeling was van verdachte dat die [verbalisant 4] en [verbalisant 5] dit woord zouden horen . Dit woord is daarbij onmiskenbaar beledigend van karakter. Het door de verdediging geschetste scenario dat het iemand anders was die de uitlating deed, is naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig nu [verbalisant 4] , naast gehoord, ook gezien heeft dat het verdachte was die de uitlating deed. [verbalisant 4] wist daarbij specifiek te noemen dat de persoon die de uitlating deed een capuchon droeg. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belediging van ambtenaren in functie.
Parketnummer 05/027980-20 [13]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte had op 1 februari 2020 ruzie met zijn moeder ( [slachtoffer 1] ) en zus ( [naam 3] ) in de woning van [slachtoffer 1] en verdachte aan de [adres 2] te Arnhem. Verdachte heeft daarbij uit frustratie een deur kapot geslagen met zijn vuist en knieën. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn moeder en zus.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat voor de mishandeling van [slachtoffer 1] onvoldoende bewijs in het dossier is aangetroffen. Daartoe is aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 1] heeft aangeraakt en dat zijn zus hierover ook niet verklaart. Daarbij is in het proces-verbaal beschreven dat [slachtoffer 1] een vuistslag op haar rechterkaak kreeg, terwijl in het onderschrift bij de foto wordt beschreven dat een rode gloed op de linkerwang te zien is. Voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde feit refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
[verbalisant 11] en [verbalisant 12] verbaliseren dat zij na een melding de woning binnen gingen aan de [adres 2] in Ede en zagen dat er diverse flesjes parfum en verpakkingen van parfum verspreid over de gang lagen. Verder zagen zij twee flinke beschadigingen aan de badkamerdeur en deuken/beschadigingen aan de binnenkant van de slaapkamerdeur met ruim daaromheen vermoedelijke bloedsporen. Ook beschrijven verbalisanten dat zij bloedspatten zagen op de muur in de gang. [verbalisant 11] verbaliseert dat hij zag dat [naam 3] op de bank zat met betraande ogen en dat zij vlak onder haar rechteroog een beschadiging had. De huid was beschadigd en er was vochtig huidweefsel zichtbaar. [verbalisant 11] beschrijft dat er tevens bloeddruppels op haar trui zaten ter hoogte van haar hals en borst. [naam 3] vertelde aan verbalisant dat er een discussie ontstond en dat [verdachte] zo boos werd dat hij met spullen begon te gooien naar haar. [naam 3] vertelde dat zij zag dat hij gevulde parfumflesjes naar haar gooide, welke zij in eerste instantie kon ontwijken. Toen ze dacht dat hij klaar was met gooien, draaide zij haar gezicht weg om de woonkamer in te lopen. Zij vertelde dat zij precies op dat moment voelde dat zij vlak onder haar rechteroog geraakt werd door, naar later bleek, een parfumflesje. [naam 3] vertelde aan [verbalisant 11] dat zij nog steeds pijn had onder haar rechteroog. Zij vertelde dat haar moeder na dit voorval riep dat ze naar buiten moest gaan om de politie te bellen, wat zij heeft gedaan. [verbalisant 11] verbaliseert dat hij daarna met [slachtoffer 1] sprak. [slachtoffer 1] vertelde dat zij zag dat [verdachte] met kracht parfumflesjes naar [naam 3] gooide en probeerde dit te voorkomen door tussen hen in te gaan staan. [slachtoffer 1] vertelde dat dit niet hielp en dat zij [verdachte] vervolgens aan zijn haren naar achteren trok. Zij voelde op dat moment dat zij een vuistslag van [verdachte] op haar rechterkaak kreeg en wees met haar vinger de plek aan waar deze terechtkwam. [verbalisant 11] verbaliseert dat hij zag dat zij de vinger op de plek legde van het kaakbot, tussen oor en kin. [slachtoffer 1] vertelde dat dit pijn deed. [verbalisant 11] zag dat haar rechterwang rood gekleurd was. [15]
Er zijn foto’s gemaakt van hetgeen door verbalisanten is aangetroffen in de woning. Daarop is te zien dat er drie grote gaten in de slaapkamerdeur van verdachte zaten en verschillende parfumflesjes op de grond in de gang lagen. Ook is te zien dat [naam 3] een verwonding onder haar rechteroog had en bloedspetters op haar trui. [16]
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte een parfumflesje tegen het gezicht van zijn zus, [naam 3] , heeft gegooid. Zowel [naam 3] als moeder beschrijven deze gebeurtenis. Daarbij neemt verbalisant [verbalisant 11] een beschadiging waar onder het rechteroog van [naam 3] , welke ook te zien is op de foto.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] eenmaal op haar rechterkaak heeft geslagen. [verbalisant 11] verbaliseert in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal dat hij zag dat de rechterwang van [slachtoffer 1] rood gekleurd was. Dit letsel sluit aan bij hetgeen [slachtoffer 1] hierover zelf vertelt. Daarbij past het incident binnen de context van de gebeurtenissen (er was ruzie, de deuren waren beschadigd en er zaten bloedspetters op de muur) en geeft verdachte geen alternatieve verklaring voor het ontstaan van het letsel bij moeder. De rechtbank volgt derhalve het verhaal zoals door [slachtoffer 1] aan verbalisant is verteld.
Uit verdachtes handelen leidt de rechtbank het opzet op de mishandeling van zijn moeder en zus af. Zowel [naam 3] als [slachtoffer 1] verklaren daarbij van de gebeurtenissen pijn te hebben ondervonden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 en 2 tenlastegelegde mishandeling van zijn moeder en zus op 1 februari 2020 in Ede.
Parketnummer 05/020932-21 [17]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging en bedreiging van de ambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 6] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 6] kregen op 1 november 2020 een melding om naar de parkeerplaats bij de [adres 1] in Ede te gaan, vanwege overlast rondom een auto. Ter plaatse troffen verbalisanten twee personen in de auto. Verbalisanten beschrijven dat de bestuurder de benen nam nadat verbalisanten beide personen om identificatie hadden verzocht. Verbalisant [verbalisant 15] volgde de bestuurder in zijn dienstauto. [verbalisant 6] verbaliseert dat hij daarop de bijrijder vastpakte, uit het voertuig deed bewegen en naar de grond bracht, om te voorkomen dat de bijrijder zich ook aan de staande houding zou onttrekken. [verbalisant 6] hoorde dat de bijrijder daarbij op niet mis te verstane wijze schreeuwde: 'ik werk toch mee, vieze vuile kankerlijer', 'ik zoek je op vriend en ik maak je dood' en 'ik neuk je moeder en ik maak haar dood'. [verbalisant 6] verbaliseert dat hij zich door deze uitlatingen, wegens schending van zijn eer en goede naam, beledigd en bedreigd voelde. [verbalisant 6] vroeg vervolgens om versterking, omdat de man de spieren in zijn bovenlichaam, armen en benen samenspande, waardoor [verbalisant 6] moeite had hem onder controle te houden. Verbalisant [verbalisant 7] verbaliseert dat hij ter plaatse kwam en zich bij [verbalisant 6] voegde, zodat de man - naar later bleek te zijn: [verdachte] - als verdachte kon worden aangehouden. [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hoorden verdachte vervolgens op niet mis te verstane wijze de volgende uitlatingen doen:
- ' ik zoek je op vriend';
- ' laat me los, ik werk toch mee flikker';
- ' maak die boeien los vriend';
- ' ik maak je dood';
- ' ik schiet je dood vriend';
- ' ik schiet je moeder dood vriend';
- ' kankerlijers';
- ' kankerflikkers'.
Er zijn voorts snapchatbeelden van het incident gemaakt waarop verbalisanten hoorden dat verdachte het volgende schreeuwde: ‘ik steek jou en ik maak jou kapot’, (…) , ‘ik vind jouw dienstnummer (2 keer), daarna zoek ik je op, daarna ga ik naar je huis en daarna maak ik je moeder kapot’. Verbalisant [verbalisant 7] hoorde verdachte verder het volgende schreeuwen: “kankerhomo’s’, ‘kankerlijers’ en ‘ik neuk jouw/jullie moeder.” [18]
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de feitelijke toedracht zoals deze door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] is beschreven in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van aanhouding en in het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 7] . Dat brengt met zich dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en belediging van [verbalisant 6] en [verbalisant 7] op 1 november 2020 in Ede.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder
  • 05/057540-19, feiten 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6
  • 05/297750-19
  • 05/027980-20, feiten 1 en 2
  • 05/020932-21, feiten 1 en 2
heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/057940-19
1.
hij, op
of omstreeks17 februari 2019, te Ede, opzettelijk brand heeft gesticht in een gang van een flatgebouw (gelegen aan de Mariendaal) door open vuur in aanraking te brengen met een vloeibare brandbare stof, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die brandbare stof en
/ofeen wand in voornoemde gang geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in deze gang gelegen kelderboxen en
/ofde boven voornoemde gang gelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij, op
of omstreeks10 maart 2019, te Ede (in een woning aan de [adres 2] ), opzettelijk en wederrechtelijk een bed, een muur en
/of een ofmeerdere deuren en
/ofruiten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij, op
of omstreeks10 maart 2019, te Ede, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen
een of meerdereambtenaren, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige oefening van hun
/zijn/haarbediening, te weten de aanhouding van verdachte, door:
- in de richting van voornoemde ambtenaren te schoppen en
/ofte
trappen, en
/of- zich los te rukken uit de greep van die voornoemde ambtenaren, en
/of- zijn spieren aan te spannen
, en/of-
op zijn, verdachtes, (linker)arm te blijven liggen;.
4.
hij, op
of omstreeks10 maart 2019, te Ede, [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door die [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik zoek jou nog wel op", "ik krijg je nog wel te pakken" en
/of"ik maak je kapot"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij, op
of omstreeks10 maart 2019, te Ede, opzettelijk
een ofmeerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland, [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun
/zijn/haarbediening, in hun
/zijn/haartegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen
/hem/haarde woorden toe te voegen: "kankerhoeren", "vieze kankerflikkers" en/of "jij kankerhoer"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
6.
hij, op
of omstreeks10 maart 2019, te Ede,
een ofmeerdere wapens van categorie IV heeft gedragen, te weten een bijl en
/ofeen hamer,
in elk geval een of meerdere voorwerpen,waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat zij was bestemd om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
Parketnummer 05/297750-19
hij op
of omstreeks14 december 2019 te Ede opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 4] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 5] , inspecteur van politie Eenheid Oost Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Kankerwouten"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 05/027980-20
1.
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Ede zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht
/hoofd,
althans het lichaamte slaan
/stompen;
2.
hij op
of omstreeks1 februari 2020 te Ede [slachtoffer 3] heeft mishandeld door (met kracht) een
en/of meerdereparfumfles
sen, althans een hard voorwerp, in/tegen het gezicht,
althans het lichaam,van die [slachtoffer 3] aan te gooien;
Parketnummer 05/020932-21
1.
hij op
of omstreeks1 november 2020 te Ede opzettelijk
(een)ambtena
(a)r(en), te weten [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, en
/of[verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, in
zijn/hun tegenwoordigheid, (in het openbaar) mondeling heeft beledigd, door
hem/hen de woorden toe te voegen: "kankerhomo's" en
/of"kankerlijers" en
/of"kankerflikkers" en
/of"ik neuk je moeder"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks1 november 2020 te Ede [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost Nederland, en
/of[verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door die [verbalisant 6] en
/of[verbalisant 7] dreigend de woorden toe te voegen "ik zoek je op en ik maak je dood" en
/of"ik maak je kapot" en
/of"ik schiet je dood, vriend" en
/of"ik vind jouw dienstnummer, daarna zoek ik je op"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/057540-19
feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:
wederspannigheid;
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 6:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 05/297750-19
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 05/027980-20
Feit 1 en 2
Mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 05/020932-21
Feit 1
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling; meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel zouden moeten worden gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Volgens de officier van justitie is er geen reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen, nu deze straf in het geval van verdachte geen pedagogische meerwaarde meer heeft.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de gevorderde taakstraf aanzienlijk te matigen, gelet op de door de verdediging gevraagde vrijspraken in een aantal van de tenlastegelegde feiten. Daarbij heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte niet de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de begeleiding door Altijd in de Buurt die verdachte op dit moment op vrijwillige basis krijgt goed verloopt. Voor wat betreft de toepassing van het adolescentenstrafrecht refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten, waaronder brandstichting, vernieling, meerdere bedreigingen en beledigingen van ambtenaren in functie en mishandeling van zijn moeder en zus. Verdachte verklaart over deze feiten veelal dat hij dronken was en zich niet kan herinneren wat er is gebeurd. De rechtbank acht dit zorgelijk. Het betreft ernstige strafbare feiten, waarbij verdachte gefrustreerd raakt en overgaat tot (verbaal) geweld en vernieling, ook jegens zijn familie en jegens agenten die hun werk proberen te doen. De moeder van verdachte heeft zeer angstige momenten gekend, doordat verdachte met een bijl en een hamer (onder meer) deuren en ruiten kapot sloeg in haar woning en haar een vuistslag in het gezicht heeft gegeven. Zij zou zich veilig moeten kunnen voelen in haar eigen woning. Voor de agenten geldt eveneens dat zij op een veilige manier hun werk moeten kunnen doen. Verdachte toont met zijn gedrag een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Voorts heeft verdachte brand gesticht in de kelderbox van de flat waar hij met zijn moeder woonde. De gevolgen van dit strafbare feit hadden vele malen groter kunnen zijn als de brand zich had doorgezet. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk. De ernst van de bewezen feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een forse straf.
Na bestudering van het strafblad van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte in het verleden herhaaldelijk tot onherroepelijke straffen is veroordeeld, maar voor andersoortige feiten.
Uit de Pro Justitia rapportage van psycholoog drs. Yntema (van 9 juni 2020) volgt dat bij verdachte sprake is van een psychotrauma of stressor-gerelateerde stoornis en een beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling. Hij kan de gevolgen van zijn handelen niet geheel overzien. Verdachte komt snel boven het ‘normale’ spanningsniveau bij relatief weinig ‘triggers’, stress of spanning. Het cannabis- en alcoholgebruik versterken dit nog eens. Voor de feiten onder parketnummer 05/020932-21 (de mishandeling van moeder en zus) is sprake geweest van enige doorwerking van de genoemde stoornis in het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte deze feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
De reclassering heeft voorts op 28 december 2021 een rapport uitgebracht waarin beschreven is dat bij verdachte sprake is van instabiliteit op het gros van de leefgebieden. Verdachte kent een belast verleden, waarin hij niet de juiste bouwstenen aangeleerd heeft gekregen om zelfstandig problemen op te kunnen lossen. Verdachte wordt op dit moment op vrijwillige basis ambulant begeleidt door ‘Alles in de Buurt’. Zij ondersteunen verdachte op verschillende fronten, maar bemerken dat zij op dit moment te weinig uur bij verdachte betrokken kunnen zijn. De reclassering ziet weinig beschermende factoren, maar schat in dat hierin verandering kan komen als verdachte meewerkt aan enkele voorwaarden. De reclassering beschrijft verder dat zij zich ten tijde van het opstellen van de PJ-rapportage konden vinden in het advies van de psycholoog om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Inmiddels acht de reclassering de toepassing hiervan echter niet meer wenselijk, nu verdachte niet of nauwelijks pedagogisch te beïnvloeden en/of begrenzen is. De reclassering adviseert de rechtbank om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Een meldplicht bij reclassering;
  • Ambulante begeleiding;
  • Ambulante behandeling;
  • Drugs- en alcoholverbod met mogelijkheid tot ambulante behandeling;
  • Meewerken aan schuldhulpverlening;
  • Meewerken aan een zinvolle dagbesteding.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank met de officier van justitie geen aanleiding voor toepassing van het adolescentenstrafrecht, nu er geen aanwijzingen zijn dat dit strafrechtelijke kader nog pedagogische meerwaarde zal hebben voor verdachte. Verdachte is inmiddels 23 jaar, hij woont niet meer bij zijn moeder en leidt een zelfstandig leven. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte (meer) begeleiding en behandeling nodig heeft, zoals door de reclassering wordt geadviseerd, in het bijzonder op het gebied van alcoholgebruik en agressieregulatie.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het ruime tijdsverloop en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor een deel van de feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank acht de door verdachte gepleegde feiten dusdanig ernstig dat zij hiernaast aan verdachte een taakstraf zal opleggen van 200 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de diverse feiten in verzekering heeft doorgebracht. Gelet op de door de reclassering geconstateerde problematiek op verschillende leefgebieden, ziet de rechtbank aanleiding om aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd te verbinden.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [verbalisant 6] heeft in de zaak met parketnummer 05/020932-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert €350,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank houdt hierbij rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De vordering wordt derhalve in zijn geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 157, 180, 266, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
• bepaalt dat deze gevangenisstraf, te weten 4 (vier) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem. Hierna dient hij zich gedurende de proeftijd te blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling door Kairos duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter dan de reclassering nodig acht. Veroordeelde dient zich daarbij aan de huisregels en aanwijzingen te houden die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich ambulant laat begeleiden door ‘Altijd in de Buurt’ of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en zo vaak en lang als de reclassering dit nodig acht;
- geen alcohol en drugs gebruikt gedurende zijn proeftijd en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Daarbij bepaalt de reclassering gaandeweg het reclasseringstoezicht of er wordt ingezet op een verbod of dat urinecontroles worden ingezet om het gebruik door veroordeelde te reguleren/objectiveren. Daarbij laat veroordeelde zich behandelen door Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door reclassering, indien de uitslagen van de urineonderzoeken daartoe aanleiding geven. De behandeling duurt in dat geval de gehele proeftijd of zoveel korter dan de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook wanneer dit inhoudt dat hij meewerkt aan schuldhulpverlening. Daarbij geeft veroordeelde inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan een zinvolle dagbesteding, zulks ter beoordeling van de reclassering en zo lang de reclassering dit nodig acht.
• stelt als overige voorwaarden dat veroordeelde:
  • zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 6]
 veroordeelt verdachte in verband met feit 2 onder parketnummer 05/020932-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 6] van € 350,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [verbalisant 6] een bedrag te betalen van €350,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 7 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. M.R. Backer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2022.
mr. H.C. Leemreize en mr. M.R. Backer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 9] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019106589, gesloten op 14 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [slachtoffer 2] , p. 50-52.
3.Proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden door [verbalisant 8] ), p. 53-54.
4.Proces-verbaal van herkenning door [verbalisant 14] , p. 56.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 6-10 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 64-71.
6.Proces-verbaal van aanhouding door [verbalisant 3] , [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 6-10.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 21-23.
8.Schriftelijk bescheid, te weten foto’s, p. 24-34.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 37-38 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 40-41.
10.Proces-verbaal onderzoek wapens door [verbalisant 2] , p. 58-60.
11.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 10] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600- 2019556338, gesloten op 27 december 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
12.Proces-verbaal van aanhouding door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 4-5.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 10] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019556338 gesloten op 2 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Proces-verbaal van bevindingen (beschrijving gebeurtenissen door verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] ), p. 15-16 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 25-29.
15.Proces-verbaal van bevindingen (beschrijving gebeurtenissen door verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] ), p. 15-16.
16.Schriftelijk bescheid (fotoblad), p. 18-20 en 22-24.
17.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 13] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020518177, gesloten op 29 december 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
18.Proces-verbaal van aanhouding door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , p. 6-9 en proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 7] , p. 26-28.