ECLI:NL:RBGEL:2022:3395

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
05-072145-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met mes tijdens inbraak

Op 1 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak vond plaats in Zutphen en betreft een incident dat zich op 12 maart 2022 in Arnhem heeft voorgedaan. De verdachte, geboren in 1985 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk proberen te doden van een slachtoffer met een mes, alsook van het medeplegen van mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte de woning van het slachtoffer binnenging, waar zij hem aanvielen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met opzet het slachtoffer in de borst heeft gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen sprake was van een onmiddellijke dreiging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/072145-22
Datum uitspraak : 1 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Grave.
Raadsman: mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2022, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (met een mes) op zoek is/zijn gegaan naar die [slachtoffer] en/of zich naar/in een woning aan het [adres 2] heeft/hebben begeven (alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond) en/of in die woning die [slachtoffer] heeft/hebben aangevallen en/of vastgepakt en/of die [slachtoffer] (met kracht) meermalen op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) de borst en/of in het gezicht heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 maart 2022, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (met een mes) op zoek is/zijn gegaan naar die [slachtoffer] en/of zich naar/in een woning aan het [adres 2] heeft/hebben begeven (alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond) en/of in die woning die [slachtoffer] heeft/hebben aangevallen en/of vastgepakt en/of die [slachtoffer] (met kracht) meermalen op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) de borst en/of in het gezicht heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 12 maart 2022, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door met zijn mededader(s) en/althans alleen, op zoek te gaan naar die [slachtoffer] en/of naar een woning aan het [adres 2] te gaan (waar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond) en/of in die woning die [slachtoffer] aan te vallen en/of vast te pakken en/of (met kracht) meermalen op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/althans (elders) op/tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) de borst en/of in het gezicht te steken en/of te snijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van 12 maart 2022 via camerabeelden ontdekte dat er een inbreker in zijn woning was aan het [adres 2] in Arnhem, terwijl hij op dat moment niet thuis was. [medeverdachte] belde medeverdachte [verdachte] , waarna zij samen de woning zijn ingegaan en met de trap naar boven zijn gegaan. Op de bovenverdieping troffen verdachten aangever [slachtoffer] aan. [2]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte] (
de rechtbank begrijpt – zo volgt uit het dossier – dat dit verdachten [verdachte] en [medeverdachte] betreffen en zal die namen hierna gebruiken)de trap opkwamen, dat [verdachte] voorop liep en als eerste begon met slaan. [medeverdachte] sloeg hem ook. Aangever verklaarde dat hij vervolgens door [verdachte] werd gestoken bij zijn hart. Hij werd geslagen op zijn hoofd, tegen zijn gezicht en tegen zijn lichaam. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] kwam ter plaatse bij het [adres 2] in Arnhem en zag een man op de grond liggen. [verbalisant 1] zag dat het t-shirt van de man ter hoogte van zijn navel doordrenkt was met een rode vloeistof, vermoedelijk bloed. Hij zag dat er in zijn jas, ter hoogte van zijn linkerborst onder de oksel, een scheurtje zat en dat de man twee verwondingen boven op zijn hoofd had. [verbalisant 1] hoorde de ambulancebroeder zeggen dat de temperatuur van de man 34,4 graden was. [4]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] troffen de kleding van het slachtoffer aan op het parkeerterrein waar hij was aangetroffen. In een shirt, hoody en trainingsjack zagen zij beschadigingen die grote gelijkenis vertoonden met steekbeschadigingen. De kledingstukken waren doordrenkt met bloed. [5]
Getuige [getuige] , de moeder van medeverdachte [medeverdachte] , heeft verklaard dat haar zoon met iemand anders naar zijn woning was gegaan, omdat er een inbreker was. Haar zoon vertelde dat ze de man vast hadden en dat er geslagen werd. Zij hadden de inbreker op zijn donder geslagen. Haar zoon vertelde dat de inbreker was gestoken door de man die bij hem was. Haar zoon had in paniek de hulpdiensten gebeld. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] gestoken heeft met een mes. [7]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachten [slachtoffer] hebben opgezocht, vastgepakt en gestompt en geslagen tegen zijn gezicht, hoofd en lichaam. De aangifte van [slachtoffer] vindt daarbij steun in de verklaringen van verdachten, maar ook in de verklaring van getuige [getuige] dat verdachten de inbreker ‘op zijn donder hebben geslagen’. [verdachte] bekent daarnaast dat hij [slachtoffer] in zijn borst heeft gestoken, zodat de rechtbank ook die gedraging bewezen acht.
Poging tot doodslag
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het steken met een mes in de borststreek gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag.
Naar algemene ervaringsregels levert het steken met een mes op die plek in de borst een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer komt te overlijden. In de borst bevinden zich immers vitale organen, zoals het hart, de longen en slagaders. Uit de eerder beschreven bevindingen van de politie leidt de rechtbank bovendien af dat verdachte met kracht heeft gestoken, aangezien het mes door drie lagen kleding is gegaan. Uit de beschikbare geneeskundige verklaring blijkt dat sprake was van een steekwond in de borst met bloed in de borstholte tot gevolg en waarbij het hart is geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee op zijn minst genomen het voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer] , zodat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag kan worden bewezen.
Medeplegen m.b.t. de poging tot doodslag
Tot slot moet de rechtbank beoordelen of sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] om te kunnen spreken van medeplegen. Hiervoor is dubbel opzet vereist: opzet gericht op de samenwerking en opzet gericht op het gronddelict. Vaststaat dat [medeverdachte] , nadat hij de inbreker op de beelden had ontdekt, [verdachte] heeft gebeld om met hem mee te gaan naar de woning. Zij zijn vervolgens gezamenlijk naar binnen gegaan en hebben beiden geweld tegen [slachtoffer] gebruikt, waarbij [verdachte] [slachtoffer] vervolgens heeft gestoken met een mes. De rechtbank kan uit het dossier echter niet afleiden dat [medeverdachte] wist dat [verdachte] een mes bij zich had en dit mes ook tijdens het gevecht zou gaan gebruiken om [slachtoffer] te steken. Dat [medeverdachte] hier geen weet van had, vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in de verklaring van getuige [getuige] dat [medeverdachte] geschrokken was na het incident en dat hij die nacht in paniek 112 had gebeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet bewezen kan worden dat met betrekking tot het steken sprake is geweest van medeplegen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 maart 2022, te Arnhem
, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
(met een mes
) op zoek is/zijn gegaan naar die [slachtoffer] en/ofzich naar/in een woning aan het [adres 2] heeft/
hebbenbegeven (alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond) en
/ofin die woning die [slachtoffer] heeft/
hebbenaangevallen en
/of vastgepakt en/ofdie [slachtoffer] (met kracht) meermalen op
/tegenhet hoofd en/of het
gezicht en/althans (elders) op/tegen hetlichaam heeft/
hebbengestompt en/of geslagen en
/ofmet een mes,
in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp,in
(de linkerzijde van
)de borst
en/of in het gezichtheeft
/hebbengestoken
en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, dan wel noodweerexces, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft gesteld dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding, waartegen verdediging noodzakelijk was. Hiertoe is aangevoerd dat [slachtoffer] op verdachte af kwam met een schroevendraaier en dat verdachte tot verdediging van de woning mocht overgegaan, nu [slachtoffer] daar had ingebroken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding (aanval) van verdachte en/of de medeverdachte door [slachtoffer] . Daartoe overweegt de rechtbank dat door de politie – behoudens het inbrekerswerktuig dat voor de woning op de container is aangetroffen – geen (tweede) schroevendraaier is aangetroffen. Niet bij [slachtoffer] toen hij gewond op straat lag, maar ook niet in de woning. Daarbij heeft [slachtoffer] bij de politie direct verklaard dat hij niets had achtergelaten in de woning en dat er niemand anders in de woning was. Uit het dossier is ook niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] de schroevendraaier aan een ander heeft meegegeven. Daartegenover staat dat de beide verdachten pas bij de rechter-commissaris voor het eerst verklaarden dat [slachtoffer] een voorwerp/schroevendraaier in zijn hand zou hebben gehad en verdachte eerst daar heeft verklaard dat hij heeft gestoken, dit alles dus nadat zij van de inhoud van het einddossier kennis hebben kunnen nemen. Hun pas na geruime tijd gepresenteerde noodweerscenario wordt verder door niets of niemand in het dossier bevestigd. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het beroep op noodweer verwerpt.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om bij de beoordeling van het beroep op noodweer rekening te houden met de schending van de huisvrede door [slachtoffer] , nu het geen situatie betrof waarbij verdachte in zijn woning door de inbreker werd overvallen. Nog los van het feit dat het niet de woning van verdachte betrof, is hij zelf met [medeverdachte] op de inbreker afgegaan, terwijl er voldoende tijd en gelegenheid was om eerst de politie te bellen en (ter plaatse) de komst van de politie af te wachten.
Het feit is dus strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Nu de rechtbank van oordeel is dat geen sprake was van een noodweersituatie, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van het beroep op noodweerexces.
De verdachte is dus strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat voor de strafmaat aansluiting dient te worden gezocht bij het LOVS-oriëntatiepunt ten aanzien van zware mishandeling met een wapen, niet zijnde een vuurwapen, waarbij sprake is van middelzwaar lichamelijk letsel. Dit betreft 7 maanden gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Medeverdachte [medeverdachte] ontdekte dat er een inbreker in zijn huis was toen hij daar zelf niet was en belde verdachte om hem te komen helpen. Zij zijn vervolgens samen de woning in gegaan en hebben geweld gebruikt tegen het slachtoffer, waarbij verdachte het slachtoffer ook in de borst stak met een mes. Het is de bewoner van een woning toegestaan zich te verdedigen tegen personen die zijn woning binnendringen op het moment dat hij daar zelf aanwezig is. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachten de grens van wat is toegestaan hebben overschreden toen zij besloten om niet de politie te bellen, maar de woning in te gaan, de confrontatie aan te gaan en geweld te gebruiken. Verdachten hebben daarmee voor eigen rechter gespeeld, wat de rechtbank hen zeer kwalijk neemt. Het slachtoffer kon wegvluchten, waarna hij op een parkeerplaats in elkaar is gezakt. Gelet op de toestand waarin het slachtoffer werd aangetroffen – met een steekwond bij het hart en een lichaamstemperatuur van slechts 34,4 graden – had het incident zomaar fataal af kunnen lopen. Dat de ambulance uiteindelijk op tijd bij het slachtoffer arriveerde, was niet aan verdachte te danken. Medeverdachte [medeverdachte] was immers degene die 112 belde. Bij dit soort ernstige feiten, waarbij verdachte het slachtoffer had kunnen doden, past enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte bekeken en stelt vast dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 25 mei 2022. Hieruit volgt dat de reclassering vanwege de proceshouding van verdachte en het ontbreken van een recent delictverleden geen inschatting kan geven van de algemene kans op herhaling en de kans op letselschade. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden. Daarop wordt de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat het machtigingsformulier niet is ondertekend door de benadeelde.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, nu verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het aandeel van de benadeelde zelf in het geheel (het leerstuk van de eigen schuld).
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst ten aanzien van het vorderingsformulier dat dit ondertekend is door mr. [naam] , de advocaat van de benadeelde partij. Nu mr. [naam] door de benadeelde bepaaldelijk is gemachtigd – zo blijkt op pagina 1 van de vordering – en de benadeelde een meerderjarige betreft, kan worden volstaan met haar handtekening op het formulier. De rechtbank zal de vordering dan ook inhoudelijk behandelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de steekwond met het mes heeft de benadeelde ernstig letsel opgelopen, waarvoor hij gedurende twee weken opgenomen is geweest in het ziekenhuis. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Daartegenover staat dat verdachte onbevoegd in de woning aanwezig was. De rechtbank weegt de context waarbinnen het incident heeft plaatsgevonden – uit het dossier volgt ook dat verdachte en de benadeelde elkaar kenden – mee in het bepalen van de hoogte van het bedrag. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de verhouding waarbinnen verdachte en slachtoffer tot elkaar stonden, wordt een immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 2.500,- toegekend.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
Beslissingen op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 35 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. I. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2022.
Mr. Draisma en de griffier zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022108813, gesloten op 11 mei 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting, de verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 3-034 – 3-035.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 3-034 – 3-035.
4.Het proces-verbaal van bevindingen (melding [verbalisant 1] ), p. 3-0009 – 3-0010.
5.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 3-0059.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 3-0023.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2022.