ECLI:NL:RBGEL:2022:3394

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
05-062339-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging tot doodslag en mishandeling na inbraak

Op 1 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig voorval op 12 maart 2022 in Arnhem. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft geprobeerd een inbreker, die in zijn woning was, te doden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte de inbreker hebben aangevallen, waarbij de medeverdachte de inbreker met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van het mes en daarom niet kon worden veroordeeld voor poging tot doodslag. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. De benadeelde partij, de inbreker, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De rechtbank benadrukte dat de verdachten de grenzen van zelfverdediging hadden overschreden door niet de politie te bellen en de confrontatie te zoeken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/062339-22
Datum uitspraak : 1 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. S.B. Oosterhof, advocaat in Oosterbeek.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2022, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (met een mes) op zoek is/zijn gegaan naar die [slachtoffer] en/of zich naar/in een woning aan het [adres 2] heeft/hebben begeven (alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond) en/of in die woning die [slachtoffer] heeft/hebben aangevallen en/of vastgepakt en/of die [slachtoffer] (met kracht) meermalen op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) de borst en/of in het gezicht heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 maart 2022, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (met een mes) op zoek is/zijn gegaan naar die [slachtoffer] en/of zich naar/in een woning aan het [adres 2] heeft/hebben begeven (alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond) en/of in die woning die [slachtoffer] heeft/hebben aangevallen en/of vastgepakt en/of die [slachtoffer] (met kracht) meermalen op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) de borst en/of in het gezicht heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 12 maart 2022, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door met zijn mededader(s) en/althans alleen, op zoek te gaan naar die [slachtoffer] en/of naar een woning aan het [adres 2] te gaan (waar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond) en/of in die woning die [slachtoffer] aan te vallen en/of vast te pakken en/of (met kracht) meermalen op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/althans (elders) op/tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) de borst en/of in het gezicht te steken en/of te snijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte] een mes bij zich had en daarmee zou gaan steken, zodat verdachte van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is allereerst aangevoerd dat de verklaring van aangever onbetrouwbaar is, zodat deze moet worden uitgesloten van het bewijs. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op het plegen van een mishandeling, zware mishandeling of doodslag. Ook was er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] met als oogmerk om aangever te doden of (zwaar) te mishandelen.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaring
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer] overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer] heeft de dag na het voorval in het ziekenhuis een verklaring afgelegd en is enkele dagen later aanvullend gehoord door de politie. Op 14 juni 2022 is [slachtoffer] tevens gehoord door de rechter-commissaris. [slachtoffer] is daarbij naar het oordeel van de rechtbank consistent in zijn verklaring dat hij via het wc-raam de woning in ging om geld en/of drugs te zoeken, dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte] samen in de woning de trap opkwamen terwijl hij op de bovenverdieping was (waarbij [medeverdachte] voorop liep), dat zij hem beiden sloegen en dat [medeverdachte] hem vervolgens met een mes bij zijn hart stak. Ook verklaarde [slachtoffer] telkens dat [medeverdachte] hem het meest sloeg, dat hij probeerde te vluchten en dat hij niets had achtergelaten in de woning. De verklaringen van [slachtoffer] vinden daarnaast steun in andere bewijsmiddelen, zoals hierna zal blijken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar, zodat deze gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Inhoudelijke beoordeling
Niet ter discussie staat dat verdachte in de nacht van 12 maart 2022 via camerabeelden ontdekte dat er een inbreker in zijn woning was aan het [adres 2] in Arnhem, terwijl hij op dat moment niet thuis was. Verdachte belde medeverdachte [medeverdachte] , waarna zij samen bij de woning kwamen. In de woning troffen verdachten op de bovenverdieping aangever [slachtoffer] aan. [2]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte] en [verdachte] (
de rechtbank begrijpt – zo volgt uit het dossier – dat dit verdachten [medeverdachte] en [verdachte] betreffen en zal deze namen hierna gebruiken)met de trap naar boven kwamen, dat [medeverdachte] voorop liep en dat [medeverdachte] als eerste begon met slaan. [verdachte] sloeg aangever ook. Aangever verklaarde dat hij vervolgens door [medeverdachte] werd gestoken bij zijn hart. Hij werd geslagen op zijn hoofd, tegen zijn gezicht en tegen zijn lichaam. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] kwam ter plaatse bij het [adres 2] in Arnhem en zag een man op de grond liggen. Verbalisant zag dat het t-shirt van de man ter hoogte van zijn navel doordrenkt was met een rode vloeistof, vermoedelijk bloed. Hij zag dat er in zijn jas, ter hoogte van zijn linkerborst onder de oksel, een scheurtje zat en dat de man twee verwondingen boven op zijn hoofd had. Verbalisant hoorde de ambulancebroeder zeggen dat de temperatuur van de man 34,4 graden was. [4]
Getuige [getuige] , de moeder van [verdachte] , heeft verklaard dat haar zoon met iemand anders naar zijn woning was gegaan, omdat er een inbreker was. Haar zoon vertelde dat ze de man vast hadden en dat er geslagen werd. Zij hadden de inbreker op zijn donder geslagen. Haar zoon vertelde dat de inbreker was gestoken door de man die bij hem was. Haar zoon was erg geschrokken en de inbreker was de woning uit gerend. Haar zoon had vervolgens in paniek de hulpdiensten gebeld, aldus getuige [getuige] . [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] twee keer met de vlakke hand heeft geslagen. [6]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachten [slachtoffer] hebben opgezocht, vastgepakt en gestompt en geslagen tegen zijn gezicht, hoofd en lichaam. De aangifte van [slachtoffer] vindt daarbij steun in de verklaringen van verdachten, maar ook in de verklaring van getuige [getuige] dat verdachten – beiden – de inbreker ‘op zijn donder hebben geslagen’. [medeverdachte] bekent daarnaast dat hij [slachtoffer] in zijn borst heeft gestoken, zodat de rechtbank ook die gedraging bewezen acht.
Medeplegen
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of bij de voorgaande gedragingen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] waardoor kan worden gesproken van medeplegen. Hiervoor is dubbel opzet vereist: opzet gericht op de samenwerking en opzet gericht op het gronddelict. Vaststaat dat [verdachte] , nadat hij [slachtoffer] via de beelden had ontdekt, [medeverdachte] heeft gebeld om met hem mee te gaan naar de woning. Zij zijn vervolgens gezamenlijk naar binnen gegaan en hebben samen geweld tegen [slachtoffer] gebruikt. Hieruit concludeert de rechtbank dat de verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt als het gaat om het vastpakken, slaan en stompen van [slachtoffer] tegen zijn gezicht, hoofd en lichaam.
Vrijspraak poging tot doodslag in vereniging
De rechtbank kan uit het dossier echter niet afleiden dat [verdachte] wist dat [medeverdachte] een mes bij zich had en dit mes ook tijdens het gevecht zou gaan gebruiken om [slachtoffer] te steken. Dat [verdachte] hier geen weet van had, vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in de verklaring van getuige [getuige] dat [verdachte] geschrokken was na het incident en dat hij die nacht in paniek 112 had gebeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het steken van [slachtoffer] met een mes. Verdachte heeft dus niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden en zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag.
(Poging tot zware) mishandeling in vereniging
De rechtbank is van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling eveneens niet kan worden bewezen, reeds nu het dossier onvoldoende informatie bevat over het letsel dat [slachtoffer] door het slaan door verdachten heeft opgelopen.
Mishandeling of gerechtvaardigde zelfverdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. De verdediging heeft gesteld dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding, waartegen verdediging noodzakelijk was. Hiertoe is aangevoerd dat [slachtoffer] met een lang voorwerp in zijn hand op verdachte af sprong. Volgens de verdediging is daarbij relevant dat de aanranding gepaard ging met een schending van huisvrede.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodweersituatie.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding (aanval) van verdachte en/of de medeverdachte door [slachtoffer] . Daartoe overweegt de rechtbank dat door de politie – behoudens het inbrekerswerktuig dat voor de woning op de container is aangetroffen – geen (tweede) schroevendraaier is aangetroffen. Niet bij [slachtoffer] toen hij gewond op straat lag, maar ook niet in de woning. Daarbij heeft [slachtoffer] bij de politie direct verklaard dat hij niets had achtergelaten in de woning en dat er niemand anders in de woning was. Uit het dossier is ook niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] de schroevendraaier aan een ander heeft meegegeven. Daartegenover staat dat de beide verdachten pas bij de rechter-commissaris voor het eerst verklaarden dat [slachtoffer] een voorwerp/schroevendraaier in zijn hand zou hebben gehad en de medeverdachte eerst daar heeft verklaard dat hij heeft gestoken, dit alles dus nadat zij van de inhoud van het einddossier kennis hebben kunnen nemen. Hun pas na geruime tijd gepresenteerde noodweerscenario wordt verder door niets of niemand in het dossier bevestigd. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het beroep op noodweer verwerpt.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om bij de beoordeling van het beroep op noodweer rekening te houden met de schending van de huisvrede door [slachtoffer] , omdat het geen situatie betrof waarbij verdachte in zijn woning door de inbreker werd overvallen. Verdachte en [medeverdachte] zijn in dit geval zelf op de inbreker afgegaan zonder daarbij eerst de politie te bellen en vervolgens bij de woning de komst van de politie verder af te wachten.
Al het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 maart 2022, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen,[slachtoffer] heeft mishandeld, door met zijn mededader
(s)en
/althans alleen,op zoek te gaan naar die [slachtoffer] en
/ofnaar een woning aan het [adres 2] te gaan (waar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond) en
/ofin die woning die [slachtoffer] aan te vallen en
/ofvast te pakken en
/of(met kracht) meermalen
op/tegen het hoofd en
/ofhet gezicht en
/althans (elders)op/tegen het lichaam te stompen en
/ofte slaan
en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) de borst en/of in het gezicht te steken en/of te snijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Niet gebleken is van feiten en omstandigheden die tot de conclusie moeten leiden dat het feit niet strafbaar is.
Het feit is dus strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van het slachtoffer in vereniging. Verdachte ontdekte dat er een inbreker in zijn huis was op het moment dat hij daar zelf niet was, is in de auto gestapt en is vervolgens samen met medeverdachte [medeverdachte] op de inbreker afgegaan. Het slachtoffer is door beide verdachten geslagen. De rechtbank stelt voorop dat het de bewoner van een woning is toegestaan zich te verdedigen tegen personen die zijn woning binnendringen op het moment dat hij daar zelf aanwezig is. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachten de grens van wat is toegestaan hebben overschreden toen zij besloten om niet de politie te bellen en de komst van de politie af te wachten, maar de woning in te gaan, de confrontatie te zoeken en (fors) geweld te gebruiken. Verdachten hebben daarmee voor eigen rechter gespeeld. Dit neemt de rechtbank hen zeer kwalijk en daarom acht zij een gevangenisstraf passend. Daarbij heeft de rechtbank sterke aanwijzingen in het dossier aangetroffen dat verdachte het slachtoffer wel degelijk van tevoren had herkend op de camerabeelden. De politie herkende het slachtoffer immers ook en het slachtoffer was een bekende van verdachte.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat het slachtoffer bij hem thuis had ingebroken en dat verdachte 112 heeft gebeld nadat het slachtoffer door medeverdachte [medeverdachte] was gestoken. Ook heeft verdachte zich de dag na het incident zelf bij de politie gemeld, waarna hij ruim drie maanden in voorarrest heeft gezeten. Tot slot houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 13 juni 2022. Daaruit volgt dat niet geadviseerd kon worden of interventies en/of toezicht nodig zijn teneinde recidive te voorkomen, gelet op de proceshouding van verdachte en zijn blanco strafblad. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden. Daarop wordt de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht.
De rechtbank was al van oordeel dat de ernstige bezwaren ten aanzien van de tenlastegelegde poging tot doodslag niet langer aanwezig waren en dat de 12-jaarsgrond niet langer van toepassing was, zodat de voorlopige hechtenis met ingang van de datum van de openbare terechtzitting – 17 juni 2021 – is opgeheven. Hiervoor is een afzonderlijk bevel opgemaakt.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, nu hij niet tot een bewezenverklaring van de poging tot doodslag komt.
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Hiertoe overweegt zij dat het nadeel dat door de benadeelde partij is geleden een rechtstreeks gevolg was van de steekwond met het mes door medeverdachte [medeverdachte] . De schade is derhalve niet aan verdachte [verdachte] toe te rekenen, zodat de benadeelde niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur 3 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. I. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2022.
Mr Draisma en de griffier zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022108813, gesloten op 11 mei 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting, de verklaring van verdachte [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 3-034 – 3-035.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 3-034 – 3-035.
4.Het proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 2] , p. 3-0009 – 3-0010.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 3-0023.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2022.