ECLI:NL:RBGEL:2022:3391

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
05/740013-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 20-jarige vrouw door een 43-jarige man tijdens vakantie in Frankrijk

Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man uit Oosterbeek, die werd beschuldigd van verkrachting. De zaak vond plaats in Beausoleil, Frankrijk, op 28 juli 2019, waar de verdachte, samen met een medeverdachte, een 20-jarige vrouw, die als babysitter voor hun kinderen zorgde, heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw onder invloed van alcohol in een kwetsbare positie heeft gebracht en haar heeft gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen, waaronder orale en vaginale penetratie. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door DNA-onderzoek dat het genetische profiel van de verdachte op de in beslag genomen voorwerpen bevestigde. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van dwang, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden, waaronder het aanzienlijke leeftijdsverschil en de afhankelijkheidsrelatie, hebben bijgedragen aan de dwang die de vrouw heeft ervaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, inclusief smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/740013-20
Datum uitspraak : 29 juni 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1978] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. E.P. Vroegh, advocaat in Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te Beausoleil, Alpes-Maritimes, althans in
Frankrijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid,
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
door zijn penis in haar mond en/of haar vagina te brengen en/of de borsten
en/of vagina van die [slachtoffer] te betasten
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die
bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat
verdachte en/of zijn mededader,
wetende dat die [slachtoffer] onder invloed van alcohol was
- (onverhoeds) (met geopende broek) naar de kamer van die [slachtoffer] is/zijn
gegaan en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij hem/hen
moest pijpen en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn/hun geslachtsdeel
heeft/hebben geduwd/gehouden en/of
- ( vervolgens) achter die [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of die [slachtoffer]
op het bed heeft/hebben geduwd en/of
- ( meermalen) voorbij is/zijn gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen
van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft/hebben gemaakt van het uit (een) feitelijke en/of formele
verhouding(en) voortvloeiend psychisch en/of fysiek (gezags)overwicht van hem,
verdachte en/of zijn mededader op die [slachtoffer] en/of
van haar afhankelijkheidsrelatie met hem/hen, immers was die [slachtoffer] in
haar hoedanigheid als babysitter mee op vakantie in het buitenland en derhalve
op verdachte en/of zijn mededader aangewezen voor verblijf en/of
bestaande dat overwicht uit het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem,
verdachte en/of zijn mededader, en die [slachtoffer] en/of de hoedanigheid van
werkgever, ten opzichte van werknemer,
waardoor verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer] in een weerloze en/of
afhankelijke toestand heeft/hebben gebracht waardoor zij niet of onvolkomen in
staat was weerstand te bieden en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen
ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te Beausoleil, Alpes-Maritimes, althans in
Frankrijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte en/of zijn mededader
wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of
lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn/hun penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer]
.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Daarbij heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd van het medeplegen van dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er geen steunbewijs is voor het bestanddeel geweld, pressie, het numerieke overwicht en de hulpeloze toestand in de vorm van dronkenschap. Op geen enkel punt, noch cognitief, noch emotioneel, noch fysiek heeft verdachte het geringste vermoeden gehad (of moeten hebben) dat aangeefster het gevoel heeft gekregen dat ze ook maar tot iets is gedwongen.
De beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] , geboren op [1999] , heeft verklaard dat zij sinds 23 juli 2019 in Beausoleil (in het Franse departement Alpes-Maritimes) verblijft met [medeverdachte] (medeverdachte) en zijn gezin. Zij zorgt al vier jaar voor de kinderen van het koppel en was nu voor het eerst met hen mee op vakantie. Op zaterdagmorgen (
de rechtbank begrijpt: 27 juli 2019) kwamen verdachte, zijn vrouw en hun kind aan. Die avond dronk aangeefster alcohol met de volwassenen. Rond 03.00 uur ‘s nachts (
de rechtbank begrijpt: op 28 juli 2019) is zij naar haar kamer gegaan. Toen zij in haar kamer was, kwam één van de twee mannen – zij weet niet meer wie van hen – haar kamer in en zij moest hem pijpen. Verdachte lag op haar bed en zij moest hem pijpen. Vervolgens kwam de medeverdachte binnen en bij hem moest zij hetzelfde doen. Toen de medeverdachte binnen kwam, had zij verdachte al een pijpbeurt gegeven. Ze zei tegen zichzelf dat zij zich had moeten verzetten, maar op dat moment kon zij dat niet. Het leek alsof zij geen keuze had. Daarna stond zij op het bed en kwam de medeverdachte achter haar staan. Hij ejaculeerde op haar rug. Ze weet duidelijk dat de medeverdachte haar op bed duwde en haar vaginaal penetreerde. Omdat de mannen verschillende keren uit de kamer gingen, was verdachte misschien ook bij haar binnen gedrongen. Aangeefster heeft meerdere keren geweigerd. [2] Tegenover de klinisch psycholoog heeft aangeefster verder verklaard dat de mannen haar hoofd tussen hun handen namen en naar hun geslachtsdeel brachten. Ze trokken allebei aan haar hoofd met hun handen. [3]
De medeverdachte heeft verklaard dat hij zag dat verdachte en aangeefster in de kamer van aangeefster waren en dat zij bezig waren de liefde te bedrijven. [4]
Verdachte heeft verklaard dat zij met z’n allen wat drankjes hebben genuttigd, dat hij naar de kamer van aangeefster is gegaan en dat aangeefster hem heeft gepijpt. [5]
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat aangeefster op 28 juli 2019 rond 07.30 uur telefonisch contact heeft opgenomen. Ze huilde en vertelde onder meer dat een man (verdachte) haar kamer binnenkwam en vervolgens de tweede man (de medeverdachte) en dat deze twee mannen haar hadden verkracht in haar kamer. Ze wilde geen details geven. Ze huilde, was zo overstuur en volledig van slag. [6] Ook getuige [slachtoffer] (de vader van aangeefster) heeft verklaard dat hij haar toen heeft gesproken, dat ze hem in paniek wakker belde, in tranen was, zei dat ze was verkracht en dat ze bang was. [7] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster zijn vriendin is en dat hij in de ochtend van 28 juli 2019 contact met haar heeft gehad en dat ze zei dat die twee mannen haar hebben verkracht. Zij was erg angstig en getuige hoorde haar huilen aan de telefoon. [8]
De politie kwam die dag om 09.30 uur ter plaatse. Na de aanhouding van verdachte en de medeverdachte heeft de politie met aangeefster gesproken. Door de politie wordt opgemerkt dat zij willen benadrukken dat aangeefster zich nog in een shock toestand bevindt en moeite heeft om zich uit te drukken. Zij heeft aan hen uitgelegd dat zij niet in staat was om te reageren en dat zij zich machteloos voelde ten opzichte van twee dronken mannen terwijl zij zelf ook dronken was. Ze verklaarde dat ze meteen hun intenties begreep en dat ze tegen de mannen heeft gezegd dat ze dat niet moesten doen en dat ze niet wilde, maar dat ze de mannen niet fysiek heeft teruggeduwd. De twee individuen hebben haar toen gevraagd om geen geluid te maken. De twee mannen hebben haar verzocht om fellatio (
de rechtbank begrijpt: pijpen), wat ze heeft gedaan. De medeverdachte heeft haar, zo verklaarde aangeefster, gedwongen tot vaginale gemeenschap. Ze kan niet duidelijk maken of verdachte ook vaginale gemeenschap met haar heeft gehad, aangezien zij met haar rug naar hen stond gedraaid. [9]
Verder heeft aangeefster de politie geïnformeerd dat zij haar string heeft bewaard en in haar koffer heeft gedaan en dat zij alvorens een douche te hebben genomen bij zichzelf een uitstrijkje heeft gemaakt met behulp van een wattenstaafje dat ze voorzichtig in wc-papier heeft gerold. [10] Daarop is de string in beslag genomen en verzegeld als nummer één. Ook is het wattenstaafje in beslag genomen en verzegeld onder nummer twee. [11] Van deze in beslag genomen voorwerpen zijn monsters genomen. [12]
De in beslag genomen string en het in beslag genomen wattenstaafje zijn geanalyseerd in vergelijking met de referentiemonsters van onder meer aangeefster en verdachte. Er zijn drie monsters genomen van de string. Er is een spermaspoor ter hoogte van de binnenkant van het bovendeel gelokaliseerd. In de spermafractie is uitsluitend het genetische profiel van verdachte vastgesteld. Aan de binnenzijde van het kruis is eveneens een spermaspoor gelokaliseerd. In de spermafractie is een mengsel vastgesteld van de genetische profielen van aangeefster en van verdachte. De test op aanwezigheid van spermavloeistof op het wattenstaafje gaf een positief resultaat. In de spermafractie is een mengsel vastgesteld van de genetische profielen van aangeefster en verdachte. [13]
Bij aangeefster zijn verschillende uitstrijken afgenomen, waaronder van de schede, de vagina en de anus. [14] Op de swab “anus 1” is het genetische profiel vastgesteld van aangeefster, evenals een mengsel van de Y-haplotypes van verdachte en de medeverdachte. Op de swab “anus 2” is een mengsel vastgesteld van de genetische profielen van aangeefster en van verdachte, evenals het Y-haplotype van verdachte. De swab “vulva 2” was licht positief voor het onderzoek naar spermavloeistof. Op deze swab is een bruikbaar resultaat verkregen voor de epitheelfractie, waarbij het genetisch profiel van aangeefster en het Y-haplotype van verdachte zijn vastgesteld. [15]
Op grond van de weergegeven verklaringen van aangeefster en verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte in de vroege ochtend van 28 juli 2019 in Beausoleil seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster, door zijn penis in de mond van aangeefster te brengen. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zijn penis ook in de vagina van aangeefster heeft gebracht. Uit de verklaringen van aangeefster volgt dat zij dit niet zeker weet, omdat zij met haar rug naar de mannen stond toegedraaid. Verdachte heeft verklaard dat er naar zijn weten niet meer is gebeurd dan dat aangeefster hem heeft gepijpt.
De rechtbank stelt op basis van de resultaten van het DNA-onderzoek vast dat sperma van verdachte is aangetroffen aan de binnenzijde van de string van aangeefster en op het wattenstaafje waarmee aangeefster een gynaecologisch uitstrijkje heeft gemaakt. Daarnaast is zijn DNA aangetroffen in uitstrijken van de anus en de vulva van aangeefster. Deze resultaten maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte zijn penis ook in de vagina van aangeefster heeft gebracht. Dit past bovendien bij de verklaring van de medeverdachte dat hij zag dat verdachte en aangeefster de liefde aan het bedrijven waren. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij aangeefster misschien heeft betast toen zij hem pijpte, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet gemaakt en niet passend bij de beschreven resultaten, waaruit onder meer volgt dat sperma van verdachte in het door aangeefster zelf gemaakte uitstrijkje van de vagina is aangetroffen en zijn DNA is aangetroffen in uitstrijken van haar anus en vulva.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is de vraag of aangeefster is gedwongen tot het ondergaan van deze seksuele handelingen. De verklaring van aangeefster wijkt op dit punt af van de verklaring van verdachte. Volgens verdachte vond de seks namelijk plaats uit vrije wil van aangeefster. Ter beantwoording van de vraag of sprake is geweest van dwang stelt de rechtbank voorop dat de dwang van dien aard moet zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Of dat het geval is, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Verder is van belang dat op grond van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Met het oog op de waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, mag de rechter daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de feiten en omstandigheden waarover die ene getuige heeft verklaard op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In de vroege ochtend van 28 juli 2019 waren er – anders dan de medeverdachte die eveneens heeft verklaard dat de seksuele handelingen die hij heeft verricht met aangeefster vrijwillig waren – verder geen andere getuigen aanwezig. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en dat de door haar verklaarde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan en voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Aangeefster heeft een gedetailleerde en authentieke verklaring afgelegd over de door haar ervaren dwang, inhoudende dat zij niet in staat was om te reageren en dat zij zich machteloos voelde ten opzichte van twee dronken mannen terwijl zij zelf ook dronken was. Ze heeft tegen de mannen gezegd dat ze dat niet moesten doen en dat ze niet wilde en zij heeft verklaard dat ze de mannen niet fysiek heeft teruggeduwd. De rechtbank weegt hierbij in het bijzonder mee dat aangeefster heeft verklaard dat zij niet zeker weet of verdachte ook vaginale gemeenschap met haar heeft gehad, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank wel volgt uit de resultaten van het DNA-onderzoek. Dit toont aan dat aangeefster haar verklaring niet heeft willen aandikken. Uit niets blijkt verder dat zij haar verklaring heeft verzonnen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster ook in belangrijke mate steun vindt in ander bewijsmateriaal, zoals de reeds beschreven resultaten van het DNA-onderzoek. Verder vindt haar verklaring steun in de verklaringen van haar ouders en vriend, die allemaal hebben verklaard dat zij aangeefster diezelfde ochtend nog telefonisch hebben gesproken waarbij zij aangeefster hebben horen huilen toen zij vertelde dat zij was verkracht. Ook het feit dat de politie heeft beschreven dat aangeefster zich nog in een shock toestand bevond op het moment dat zij haar die ochtend spraken, geeft steun aan de verklaring van aangeefster.
Ten slotte ondersteunt de verklaring van verdachte de verklaring van aangeefster, nu hij heeft bevestigd dat zij alcohol hebben gedronken, dat hij zelf haar kamer in is gegaan en dat zij hem heeft gepijpt. Dit alles past niet bij de lezing van verdachte dat hij naar de kamer van aangeefster is gegaan uit bezorgdheid, omdat zij teveel had gedronken en hij had gehoord dat zij heel erg had overgegeven, dat zij vervolgens zijn broek naar beneden heeft getrokken en zij hem heeft gepijpt uit vrije wil en dat het overkwam alsof zij, aldus verdachte ter zitting, er ook nog plezier in had.
Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van de verhouding die tussen hen bestond, nu aangeefster in Beausoleil was als oppas – en dus als werknemer – van het gezin van de medeverdachte. Hierdoor was aangeefster afhankelijk van de medeverdachte in formele zin maar ook gezien de locatie in het buitenland waar zij verbleven. Naar het oordeel van de rechtbank werkt deze afhankelijkheidsrelatie tussen aangeefster en de medeverdachte door in de verhouding tussen verdachte en aangeefster.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster, nu aangeefster is geboren in 1999 en verdachte in 1978. Uit de verklaring van aangeefster dat het leek alsof zij geen keuze had, leidt de rechtbank af dat zij in een afhankelijke toestand is gebracht waardoor zij niet in staat was weerstand te bieden en waardoor aldus een bedreigende situatie voor haar is ontstaan.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de weergegeven bewijsmiddelen voldoende steun geven aan de verklaring van aangeefster om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde dwang te kunnen komen. Deze dwang bestond naar het oordeel van de rechtbank uit de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte wist dat aangeefster die avond veel alcohol had gedronken en is in de nacht onverhoeds naar haar kamer gegaan. Aangeefster moest hem pijpen, verdachte heeft haar hoofd naar zijn geslachtsdeel gebracht en aan haar hoofd getrokken, hij is achter haar gaan staan en is voorbij gegaan aan het weigeren en aangeven van aangeefster dat zij niet wilde.
De rechtbank is van oordeel dat de beschreven feitelijkheden, in onderlinge samenhang bezien, zodanig van aard waren dat aangeefster zich daar redelijkerwijs niet aan heeft kunnen onttrekken of tegen heeft kunnen verzetten. Er is dan ook geen sprake geweest van vrijwilligheid.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt bij de verkrachting van aangeefster. Het handelen van verdachte stond op zichzelf en los van het handelen van de medeverdachte. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 juli 2019 te Beausoleil, Alpes-Maritimes,
althansin Frankrijk,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door zijn penis in haar mond en
/ofhaar vagina te brengen
en/of de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] te betastenen bestaande
dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/ofdie één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
en/of zijn mededader, wetende dat die [slachtoffer] onder invloed van alcohol was
- (onverhoeds)
(met geopende broek)naar de kamer van die [slachtoffer] is
/zijngegaan en
/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft
/hebbengezegd dat zij hem
/henmoest pijpen en
/of
- het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn
/hungeslachtsdeel heeft
/hebbengeduwd/gehouden en
/of
- ( vervolgens) achter die [slachtoffer] is
/zijngaan staan
en/of die [slachtoffer] op het bed heeft/hebben geduwden
/of
- ( meermalen) voorbij is
/zijngegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
/of
- misbruik heeft
/hebbengemaakt van het uit (een) feitelijke
en/of formeleverhouding
(en)voortvloeiend psychisch en/of fysiek (gezags)overwicht van hem, verdachte
en/of zijn mededaderop die [slachtoffer] en/of van haar afhankelijkheidsrelatie met hem
/hen, immers was die [slachtoffer] in haar hoedanigheid als babysitter mee op vakantie in het buitenland
en derhalve op verdachte en/of zijn mededader aangewezen voor verblijfen
/ofbestaande dat overwicht uit het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte
en/of zijn mededader, en die [slachtoffer]
en/of de hoedanigheid van werkgever, ten opzichte van werknemer,waardoor verdachte
en/of zijn mededaderdie [slachtoffer] in een
weerloze en/ofafhankelijke toestand heeft
/hebbengebracht waardoor zij niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden en
/of (aldus
)voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft
/hebbendoen ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in het geval van een veroordeling, rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte zijn volledige verantwoordelijkheid heeft genomen, met de reclasseringsrapportage en het gegeven dat verdachte zwaar gebukt gaat onder het feit dat hij niet de voorbeeldfunctie heeft vervuld die hij geacht wordt te hebben.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds 20-jarige vrouw. Dit vond plaats in Frankrijk toen de destijds 40-jarige verdachte daar met zijn gezin op vakantie was met een ander gezin. De 20-jarige vrouw was mee als oppas van dat andere gezin. Zij verbleef op deze voor haar onbekende plek in het buitenland zonder haar naasten. In de nacht is verdachte naar de kamer van de jonge vrouw gegaan waar hij haar heeft gedwongen tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen. Verdachte heeft zich met zijn handelen laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en zich kennelijk niet bekommerd om de wil en de gevoelens van de vrouw. Hij heeft misbruik gemaakt van zijn feitelijke overwicht ten opzichte van deze jonge vrouw en haar toestand op dat moment, alsook van het vertrouwen wat zij in hem als vriend van haar werkgever mocht hebben.
Een verkrachting is een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en leidt in veel gevallen tot blijvende psychische schade. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring volgt onder meer dat de vrouw een tijd last heeft gehad van paniekaanvallen. In de samenleving roept een dergelijk feit gevoelens van afschuw en verontwaardiging op. Bovendien draagt het plegen van dit soort feiten bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt bij de straftoemeting. Op verkrachting met een beperkte mate van dwang staat volgens deze oriëntatiepunten 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheden mee dat het slachtoffer kwetsbaar was gelet op haar leeftijd en het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van zijn overwicht op haar en van het vertrouwen dat zij in hem mocht hebben.
Uit het reclasseringsadvies van 31 mei 2021 volgt dat de reclassering geen delictgerelateerde criminogene factoren heeft kunnen verbinden aan het feit vanwege de ontkennende houding van verdachte. Reclasseringsbemoeienis acht de reclassering verder niet geïndiceerd.
Het strafblad van verdachte van 25 april 2022 geeft de rechtbank geen aanleiding om daar in strafverminderende of strafverzwarende zin rekening mee te houden.
De rechtbank constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar nadat een verdachte redelijkerwijs rekening dient te houden met vervolging, een vonnis uitspreekt. Als aanvang van deze redelijke termijn geldt in onderhavige zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, te weten 28 juli 2019. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank doet op 29 juni 2022 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met een periode van bijna één jaar overschreden. Gelet op de soort zaak, namelijk een zedenzaak die is overgedragen uit Frankrijk, en de mate van overschrijding, houdt de rechtbank het bij deze constatering.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat er enkel sprake is van strafverzwarende omstandigheden en niet van strafverminderende. Dat maakt dat de rechtbank komt tot een hogere straf dan het uitgangspunt van het LOVS. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden acht de rechtbank passend en geboden. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om tot een hogere strafoplegging te komen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 679,-- aan materiële schade en
€ 25.000,-- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 179,-- aan materiële schade en € 25.000,-- aan smartengeld, met toekenning van de wettelijke rente. De officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Voor het overige deel aan materiële schade (gederfde inkomsten) heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadepost “psycholoog” is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de kosten voor de psycholoog tot een hoogte van € 179,-- kan worden toegewezen.
Er is voldoende gebleken dat de schadepost “gederfde inkomsten” rechtstreeks is toegebracht door de verkrachting door verdachte, nu mede door zijn handelen de benadeelde partij deze inkomsten is misgelopen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering ook voor wat betreft de gederfde inkomsten kan worden toegewezen en wel voor een bedrag van € 500,--.
De rechtbank overweegt dat, mocht het eveneens in de zaak tegen de medeverdachte komen tot toewijzing van deze materiële schade, rust op verdachte en de medeverdachte een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade waarmee zij hoofdelijk verbonden zijn ex artikel 6:102 BW. Verdachte hoeft in dat geval dan niet meer te betalen indien en voor zover de medeverdachte deze materiële schade heeft vergoed.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in de persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Gelet op de aard en ernst van de normschending is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat sprake is van een aantasting in de persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 BW, nu de benadeelde partij slachtoffer is van verkrachting door verdachte. Daarmee heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld dat
door toedoen van verdachteaan de benadeelde partij is toegebracht op een bedrag van € 10.000,-- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 28 juli 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maanden;
  • veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 679,-- aan materiële schade en
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij, een bedrag te betalen van € 10.679,-- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 85 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als in de zaak van de medeverdachte eveneens deze
materiële schadewordt toegewezen, en de medeverdachte (een deel van) dat schadebedrag betaalt dat dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte ten aanzien van de
materiële schadein mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van Leeuwen (voorzitter), mr. C.A.H. Pouwels en
mr. M.J.M. Krabbe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2022.
Mr. Krabbe en mr. Van Damme zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie, in dienst van de CSP Menton, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2019/002630/56, gesloten op 9 augustus 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van 28 juli 2019, betreft: verhoor/vastgelegd klacht via videofilm [slachtoffer] .
3.Verslag psychologisch onderzoek van [naam] , klinisch psycholoog.
4.Het proces-verbaal van 28 juli 2019, betreft: gefilmd verhoor [medeverdachte] .
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2022.
6.Het proces-verbaal, betreft: verzoek psycholoog.
7.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 2] van 19 oktober 2021.
8.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 1] van 19 oktober 2021.
9.Het proces-verbaal van 25 (
10.Het proces-verbaal van 25 (
11.Het proces-verbaal van 28 juli 2019, nummer 2019/002630 15, onderwerp: huiszoeking.
12.Interventierapport bevindingen/werkzaamheden buitendienst, opgemaakt te Menton op 29 juli 2019.
13.Verslag genetische identificatie, referentienummer AGP-19-03053, pagina 9/45.
14.Forensisch onderzoek betreffende Mw. [slachtoffer] , uitgevoerd op 28 juli 2019.
15.Verslag genetische identificatie, referentienummer AGP-19-03053, pagina 11/45.