In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter in Nijmegen, vordert eiseres, een onderneming die beveiligingsdiensten levert, betaling van een openstaande vordering van € 4.711,24 van gedaagde, een garagebedrijf. De vordering is gebaseerd op een tekortkoming in de nakoming van een koopovereenkomst van 26 februari 2016, waarbij gedaagde een bedrijfsauto aan eiseres heeft verkocht. Eiseres stelt dat gedaagde de bedrijfsauto op 5 juli 2018 wederrechtelijk heeft weggenomen. Gedaagde betwist deze claim en stelt dat er een regeling is getroffen waarbij eiseres de auto heeft ingeleverd in ruil voor het laten vallen van openstaande vorderingen.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd om haar stelling dat de bedrijfsauto zonder toestemming is weggenomen te onderbouwen. De kantonrechter concludeert dat gedaagde zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst is nagekomen en dat er geen sprake is van een tekortkoming. Bovendien is de stelling van eiseres over de onrechtmatige daad niet komen vast te staan, aangezien gedaagde een valide verklaring heeft gegeven over de wijze waarop hij de bedrijfsauto in bezit heeft gekregen.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn vastgesteld op € 498,00. Dit vonnis is uitgesproken op 8 juli 2022.