ECLI:NL:RBGEL:2022:3354

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 695
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van het UWV over de WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV over zijn WIA-uitkering. Eiser, die als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 13 mei 2008 ziekgemeld wegens rugklachten. Het UWV had in 2010 een WIA-uitkering toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid, maar in 2020 werd zijn situatie herbeoordeeld. Het UWV besloot dat zijn arbeidsongeschiktheid per 1 november 2022 op 40,15% zou worden vastgesteld. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen medische informatie was opgevraagd bij zijn behandelaars. Hij verzocht de rechtbank om een deskundige te benoemen.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser op 16 september 2020 voor 40,15% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing geleverd om zijn claims te ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat het UWV de WIA-uitkering van eiser terecht had vastgesteld op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid van 40,15% en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/695

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: J.M. Marquenie).

Procesverloop

Met het besluit van 7 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV eiser meegedeeld dat de uitkering die eiser ontvangt op grond van de Wet Werk en Inkomen (WIA), als er niets in zijn situatie verandert, met ingang van 1 november 2022 wordt berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 40,15% .
Bij besluit van 24 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 20 juni 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als vrachtwagenchauffeur. Hij heeft zich op 13 mei 2008 wegens rugklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Met het besluit van 25 juni 2010 heeft het UWV eiser een WIA-uitkering toegekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Het UWV heeft in 2020 een herbeoordeling gedaan van eisers arbeidsgeschiktheid.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 16 september 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen verrichten. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 59,85% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 40,15%. Daarom krijgt eiser, als er niets in zijn situatie wijzigt, per 1 november 2022 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen grotendeels juist vastgesteld. Hij heeft op detailniveau enkele aanpassingen gemaakt in de FML. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon eiser ook met deze beperkingen de geduide functies uitvoeren. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet motiveert waarom hij niet volledig arbeidsongeschikt is. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht de WIA-uitkering van eiser, als er niets in zijn situatie verandert, met ingang van 1 november 2022 gaat berekenen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 40,15% arbeidsongeschikt. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 16 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 16 september 2020 voor 40,15% arbeidsongeschikt is, en dat zijn uitkering daarom vanaf 1 november 2022 wordt vastgesteld naar dit percentage. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 15 december 2020 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en eiser tijdens het spreekuur onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet slechts op detailniveau anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. Eiser vindt dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is geweest omdat er geen informatie is opgevraagd bij zijn behandelaars. Bovendien vindt eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voorbij is gegaan aan het feit dat eiser heeft aangegeven dat zijn medische situatie juist is verslechterd, en niet verbeterd. Het is volgens eiser niet mogelijk om binnen een half uur een volledig medisch onderzoek te verrichten.
12. De rechtbank vindt dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. Zij zal dat hierna uitleggen
.
13. In beginsel behoort het tot de expertise van de verzekeringsarts om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De lengte van een spreekuurcontact is niet van te voren bepaald, maar onder meer afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport opgenomen dat het niet nodig is om meer informatie bij derden op te vragen, omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dit door te stellen dat het onderzoek van de primaire verzekeringsarts volledig en adequaat is. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt bovendien dat met de klachten en belemmeringen die eiser ervaart rekening is gehouden in de FML. Eiser had zelf medische informatie kunnen opvragen bij zijn behandelaars, om twijfel te zaaien over de rapporten van de verzekeringsartsen.
14
.Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
15. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser beperkt wordt door fysieke klachten aan zijn rug en nek (status na HNP, artrose van de wervelkolom, nekpijn). In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
16
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 15 december 2020 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in grote lijnen in stand kan blijven en hij slechts op detailniveau aanpassingen doet in de FML. Hij vindt dat de verzekeringsarts voldoende rekening gehouden heeft met de beperkingen van eiser.
17. Eiser voert aan dat het UWV zijn lichamelijke klachten onjuist heeft weergegeven. Er is geen rekening gehouden met artrose aan beide benen, nek- en rugklachten en met zijn pijnmedicatie. Bovendien slaapt hij slecht en gaat lopen steeds moeilijker. Verder voert eiser aan dat hij niet begrijpt dat hij minder arbeidsongeschikt wordt geacht dan in 2010, terwijl zijn klachten zijn verergerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 15 december 2020 onvoldoende gemotiveerd waarom eiser niet langer voor 80-100% arbeidsongeschikt is.
18. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
19
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Bij de rechtbank werken immers geen verzekeringsartsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt - zonder medische onderbouwing - niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
20. Het UWV heeft aangegeven dat eiser per 26 mei 2010 volledig arbeidsongeschiktheid werd bevonden omdat hij een operatie onderging. De rechtbank leest dit ook in het rapport van de verzekeringsarts bij de eindewachttijdbeoordeling in 2010. Eiser had toen in verband met de opname en operatie geen benutbare mogelijkheden. Het betrof hier een tijdelijke situatie, waarbij de schatting van de benutbare mogelijkheden slechts werd opgeschort tot het einde van de loongerelateerde uitkering. De verzekeringsarts heeft geadviseerd na afloop van deze periode een herbeoordeling uit te voeren. Een herbeoordeling heeft niet eerder dan in 2020 plaatsgevonden. De toenmalige opname en operatie zijn niet meer actueel.
21. Eiser vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen omdat er voldoende twijfel is over de medische beoordeling. Eiser heeft zelf niet de financiële middelen om een deskundige in te schakelen. Zonder het benoemen van een onafhankelijke deskundige kan de ‘equality of arms’ tussen partijen niet gewaarborgd worden. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van Korošec, [1] en vindt de uitleg van de Centrale Raad van Beroep incorrect.
22. De rechtbank volgt eiser niet en zal dat uitleggen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens overweegt in het arrest Korošec dat het beginsel van equality of arms vereist dat elke partij een redelijke kans of gelegenheid krijgt om haar zaak te bepleiten zonder dat er sprake is van een substantieel nadeliger positie ten opzichte van de tegenpartij. De Centrale Raad van Beroep heeft in de uitspraak [2] naar aanleiding van het Korošec-arrest geoordeeld dat de rechter allereerst de zorgvuldigheid van het onderzoek beoordeeld. Vervolgens is het aan de rechter om een partij, zo nodig, compensatie te bieden wanneer zij niet in een gelijke positie verkeert ten opzichte van de wederpartij. Als eiser door zijn gemotiveerde betwisting twijfel heeft doen ontstaan aan de medische beoordeling, kan daarin reden bestaan een (medisch) deskundige te benoemen.
23. Uit het voorgaande volgt al dat de rechtbank van oordeel is dat het medisch onderzoek van het UWV zorgvuldig is geweest en dat er inhoudelijk geen aanleiding bestaat om het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen. Verder vindt de rechtbank dat eiser voldoende ruimte heeft gehad om de juistheid van de medische beoordeling door het UWV te betwisten. De rechtbank begrijpt dat het lastig is voor eiser om op dit moment nog met voldoende medische stukken te komen, maar dat betekent niet dat er sprake is van bewijsnood. Er is dus voor de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep op dit punt.
De arbeidskundige beoordeling
24. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
25. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 16 september 2020 59,85% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als vrachtwagenchauffeur, zodat eiser voor de overige 40,15% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

26. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 40,15%.
27. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.ECLI:CE:EHCR:2015:1008JUD007721212, Korošec.
2.Centrale Raad van Beroep van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.