ECLI:NL:RBGEL:2022:3330

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
C/05/402093 KG RK 22-234
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

Op 9 mei 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.A.E. Schutte, tegen de rechter mr. M. Engelbert-Clarenbeek. De procedure begon met een mondeling wrakingsverzoek op 30 maart 2022, gevolgd door een schriftelijke reactie van de rechter en een wrakingszitting op 25 april 2022. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat hij een verzoek om aanhouding had afgewezen, wat volgens de verzoeker zou leiden tot een oneerlijk proces. De rechter had geoordeeld dat de situatie met betrekking tot de vorige gemachtigde van de verzoeker voor risico van de verzoeker kwam.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De wrakingskamer benadrukte dat procedurele beslissingen, zoals het al dan niet toewijzen van een aanhoudingsverzoek, in beginsel geen grond voor wraking vormen. De rechter had een belangenafweging gemaakt tussen de verzoeker en de voortgang van de zaak, en de wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/402093 / KG RK 22-234
Beslissing van 9 mei 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te Apeldoorn,
gemachtigde: mr. G.A.E. Schutte,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Engelbert-Clarenbeek,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 30 maart 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter;
  • de wrakingszitting van 25 april 2022.
1.2.
Namens verzoeker is zijn gemachtigde ter zitting verschenen. De rechter is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met nummer 9658276 HA VERZ 22-7 tussen verzoeker en [belanghebbende] , Nationaal Museum.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 25 april 2022, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Ter zitting van 30 maart 2022 heeft de gemachtigde van verzoeker een verzoek om aanhouding ingediend, omdat zij de week ervoor de zaak heeft overgenomen van de vorige gemachtigde van verzoeker en zij op de dag van de zitting nog aanvullende stukken had ontvangen van verzoeker waardoor er onvoldoende tijd is geweest voor een goede voorbereiding. Door dit verzoek af te wijzen kan er geen eerlijk proces volgen. Volgens verzoeker heeft de rechter daarbij ten onrechte geoordeeld dat de situatie met betrekking tot zijn vorige gemachtigde voor risico van verzoeker komt.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Het al dan niet toewijzen van een verzoek tot aanhouding van de behandeling ter zitting betreft een procedurele beslissing. Procedurele beslissingen, die verzoeker onwelgevallig zijn, kunnen als zodanig in beginsel dan ook geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer kan geen oordeel geven over de juistheid van een procedurele beslissing. De juistheid van een procedurele beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. Dit is anders als de beslissing zo zeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het objectief gerechtvaardigde oordeel dat de vrees bestaat dat de rechter partijdig is of jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert. De wrakingskamer komt tot het oordeel dat daarvan hier geen sprake is en overweegt daartoe het volgende.
3.3.
De motivering van de beslissing van de rechter geeft blijk van een belangenafweging. De rechter heeft duidelijk een afweging gemaakt tussen enerzijds het belang van verzoeker en anderzijds het belang van voortgang van de zaak en het belang van de wederpartij. De wrakingskamer betrekt hierbij nog dat de rechter het uitstelverzoek niet op voorhand heeft afgewezen, maar heeft voorgesteld om met de behandeling van de zaak aan te vangen en – in geval gedurende de behandeling zou blijken dat het (alsnog) nodig zou zijn om de zaak aan te houden – daartoe zou (kunnen) worden besloten. Dat de belangenafweging in het nadeel van verzoeker is uitgevallen en dat de rechter dit onder meer heeft gemotiveerd door te stellen dat de situatie met betrekking tot zijn vorige gemachtigde voor rekening van verzoeker komt, is geen reden om de schijn van partijdigheid aan te nemen.
3.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, J.A. van Schagen en R.M.H. Pennings in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 9 mei 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.