Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
hierna te noemen: [eiser] ,
handelend onder de naam Interpolis,
hierna te noemen: Interpolis,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 juni 2021
- het deskundigenbericht van 5 november 2021
- de begrotingsbeschikking van 8 december 2021
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser]
- de conclusie na deskundigenbericht van Interpolis.
2.De verdere beoordeling
in conventie
[eiser] heeft aangevoerd dat de deskundige de taak “verkoop” te beperkt heeft gewaardeerd en dat het percentage arbeidsongeschiktheid bij een juiste waardering van die taak tenminste 25% zou zijn. Dit betoog wordt bij gebreke van een voldoende concrete onderbouwing gepasseerd. Van een partij die een deskundigenbericht bekritiseert, mag verlangd worden dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen waarin de conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken.
De bevindingen van de deskundige zijn duidelijk, deugdelijk gemotiveerd en redengevend voor de daaruit volgende conclusies. De rechtbank sluit zich daarom aan bij die bevindingen en conclusies van de deskundige.
1.407,50(2,5 punten × tarief € 563,00)
Het beroep op verrekening faalt eveneens op de grond dat niet is komen vast te staan dat [eiser] een vordering op Interpolis had.
In dit verband is van belang dat [eiser] niet heeft bestreden dat Interpolis bij het verzenden van de brieven het adres heeft gebruikt dat door hem bij e-mailbericht van 10 november 2011 aan Interpolis als zijn woonadres is opgegeven. Op grond van artikel 7:933 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de verzekeraar zich bij het verzenden van mededelingen houden aan de laatste hem bekende woonplaats van de geadresseerde. Nu [eiser] zijn stelling dat hij na zijn verhuizing (via [Bank] ) een adreswijziging aan Interpolis heeft doorgegeven - welke stelling door Interpolis gemotiveerd is betwist - niet nader heeft onderbouwd, moet aangenomen worden dat Interpolis bij de verzending van de brieven van de laatste haar bekende woonplaats is uitgegaan. Interpolis kan dus niet worden tegengeworpen dat [eiser] niet meer woont op het bij haar laatst bekende adres.
De enkele omstandigheid dat Interpolis in 2015 en 2017 aan [eiser] een machtiging heeft gevraagd om informatie bij de behandelend reumatoloog op te vragen kan niet, zoals [eiser] kennelijk meent, ertoe leiden dat de overeenkomst nog bestaat, althans dat [eiser] erop mocht vertrouwen dat die overeenkomst nog bestaat en dat hij daaraan rechten kan ontlenen. Hiervoor is onder meer redengevend dat Interpolis met informatie van de reumatoloog wilde bezien of haar beslissing om de uitkering op 11 december 2012 stop te zetten, op goede gronden was genomen.