ECLI:NL:RBGEL:2022:330

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
05.115149.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontucht met minderjarige leerlingen door een docent

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docent die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met meerdere minderjarige leerlingen. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met vijf minderjarige leerlingen tussen 2009 en 2020. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontucht met de leerlingen, die aan zijn zorg en opleiding waren toevertrouwd. De feiten kwamen aan het licht nadat een van de slachtoffers, [slachtoffer 1], melding maakte van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij de schoolleiding. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig en consistent, ondersteund door getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. Daarnaast werd een beroepsverbod van 5 jaren opgelegd en moest de verdachte schadevergoeding betalen aan twee slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die psychische schade hadden opgelopen door het gedrag van de verdachte. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte geen eerdere strafbare feiten had gepleegd en dat hij na zijn aanhouding een behandeling was gestart.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.115149.20
Datum uitspraak : 27 januari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 29 januari 2020 te Zevenaar, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 6] 2004, door
- (eenmaal) zijn hand in de (achterzijde van de) broek van die [slachtoffer 1] te brengen en/of (vervolgens) haar billen en/of string te betasten en/of
- door meermalen over de kleding haar billen te betasten;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2020 te Zevenaar, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 5] 2003, door
- meermalen, althans eenmaal, haar borsten te betasten en/of
- eenmaal haar billen te betasten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 3 februari 2020 te Zevenaar, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2003, door zijn geslachtsdeel tegen haar de rug/schouder te duwen/drukken;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 6 april 2011 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden en/of Arnhem, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd, met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 3] 1993, door
- haar meermalen, althans eenmaal, te zoenen en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn vinger(s) in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen te brengen en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn tong tussen en/of over haar schaamlippen te brengen en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn penis in haar vagina en/of mond te brengen en/of
- meermalen, althans eenmaal, haar zijn penis te laten betasten en/of aftrekken;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 juni 2011, te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedag 2] 1995, door
- meermalen (over de kleding) haar schaamstreek te betasten en/of
- meermalen haar billen te betasten en/of
- meermalen haar borst te betasten en/of
- haar meermalen, althans eenmaal, te zoenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was ten tijde van de ten laste gelegde feiten docent in Leerdam (feiten 4 en 5) en Zevenaar (feiten 1 t/m 3). Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een aantal van zijn minderjarige leerlingen. Op 3 februari 2020 heeft
[slachtoffer 1] bij de schoolleiding van het [naam 1] te Zevenaar melding gemaakt van seksueel grensoverschrijdend gedrag door verdachte. Daarop is een onderzoek gestart door de politie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat in alle gevallen de verklaringen van de slachtoffers gesteund worden door andere bewijsmiddelen, dan wel dat er voldoende steunbewijs kan worden gevonden in de context van die verklaringen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit, heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer consistent is en dat de context van die verklaring gesteund wordt door de verklaringen van andere leerlingen over het grensoverschrijdende gedrag door verdachte en door de verklaring van verdachte over zijn amicale gedrag. Uit het gehele handelen van verdachte kan worden afgeleid dat sprake is geweest van opzettelijk handelen door verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft in het algemeen aangevoerd dat uit de verklaringen van de oud-collega’s van verdachte volgt dat verdachte amicaal en lijfelijk was in de omgang en dat het handelen van verdachte niet als seksueel grensoverschrijdend kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de hem verweten gedragingen stellig en consistent heeft ontkend. Er zijn geen getuigen die de drie vermeende incidenten hebben waargenomen. Over het tweede en derde vermeende incident heeft het slachtoffer pas gesproken nadat verdachte werd geschorst als docent. Bovendien heeft het slachtoffer met diverse personen verschillende verhalen gedeeld. De verklaring van het slachtoffer dient dan ook als onbetrouwbaar te worden aangemerkt en kan derhalve niet als bewijsmiddel worden gebruikt.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit, heeft de raadsman aangevoerd dat het slachtoffer heeft verklaard over aanwezige getuigen, maar deze getuigen hebben over het vermeende incident niet verklaard bij de politie. Het slachtoffer heeft niet verklaard op basis waarvan zij dacht dat verdachte met zijn geslachtsdeel tegen haar rug/schouder kwam. De verklaring van het slachtoffer dient als onbetrouwbaar te worden aangemerkt en kan derhalve niet voor het bewijs worden gebruikt.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een relatie had met het slachtoffer. Het slachtoffer is in haar aangifte onduidelijk en tegenstrijdig geweest over het moment dat de seksuele handelingen tussen haar en verdachte zijn begonnen. De verklaringen van het slachtoffer dienen dan ook met de nodige voorzichtigheid te worden bezien. Gelet op de geboortedatum van het slachtoffer en de periode waarin zij contact had met verdachte, is het goed mogelijk dat zij reeds 18 jaar was ten tijde van de eerste seksuele handelingen. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer geen les gegeven, hij werkzaam was op een andere locatie dat de locatie waar het slachtoffer naar school ging en is er tijdens de gezamenlijke skireis niets gebeurd tussen hen. Het slachtoffer was daarom niet aan de opleiding van verdachte toevertrouwd.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte wel seksueel getinte berichten heeft gestuurd naar het slachtoffer, maar dat er, behalve mogelijk zoenen, geen seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden. Uit de verklaringen van het slachtoffer kan worden opgemaakt dat dit incident pas na september 2013 heeft plaatsgevonden. In die periode was het slachtoffer meerderjarig en was er geen sprake meer van een gezagsverhouding. De verklaringen van het slachtoffer over het betasten van haar lichaam door verdachte, zijn tegenstrijdig. Deze verklaringen dienen als onbetrouwbaar te worden aangemerkt en kunnen derhalve niet als bewijsmiddel worden gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
Alvorens de rechtbank over gaat tot bespreking van de feiten, schetst zij het juridisch kader ten aanzien van het bewijs in zedenzaken.
Juridisch kader bewijs in zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen dan ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaring van de aangever – als getuige – als wettig bewijs beschikbaar is. De verklaring van één getuige zonder dat verder steunbewijs voorhanden is, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging dient te vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechter dan bovendien ook de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Algemene verklaring verdachte
Verdachte heeft in het algemeen verklaard dat hij als docent amicaal en lijfelijk was in de omgang en dicht bij de leerlingen kwam. Verdachte heeft ook verklaard dat hij met diverse leerlingen seksueel getint appcontact en contact via sms-berichten had en dat hij ten aanzien van enkele leerlingen seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Verdachte vond dit spannend en de leerlingen gaven hem het gevoel dat hij er toe deed. [2]
Bespreking van de ten laste gelegde feiten
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de leerlingen zoals genoemd in de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal deze feiten hierna afzonderlijk van elkaar bespreken.
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 42;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 127;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 januari 2022.
Ten aanzien van feit 2
Bewijsmiddelen
Op 11 februari 2020 vond een informatief gesprek plaats met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 5] 2003. Aansluitend op dit gesprek heeft zij aangifte gedaan. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij, op het moment van de aangifte, in de vierde klas van het [naam 1] te Zevenaar zat. Zij heeft verklaard dat verdachte haar drie keer heeft aangerand. De eerste keer vond 2 tot 3 maanden geleden (de rechtbank begrijpt: 2 tot 3 maanden voor het moment van het informatieve gesprek) plaats. Dit vond plaats tijdens het inhalen van een gemiste les en ze dacht toen dat verdachte het misschien per ongeluk had gedaan. Onderdeel van de les was het voeren van een verkoopgesprek. Dit moest apart in een lokaal met verdachte, terwijl andere leerlingen dat in de computerruimte mochten doen. Ze had van andere leerlingen gehoord dat ze verdachte aan het eind van het gesprek een hand moest geven voor extra punten. Ze wilde dit doen, maar verdachte sloeg haar hand weg, gaf haar een knuffel en ging met zijn handen achter haar rug naar haar billen, waar hij met beide handen in kneep. Ze heeft dit verteld aan een vriendin, [getuige 2] . De tweede keer was twee of drie weken later. Ze zat in het computerlokaal. Verdachte kwam achter haar staan en ging met zijn hand over haar linkerschouder in de richting van de computermuis. Hierbij kneep hij in haar rechterborst. Ze verstijfde en durfde niets te zeggen. De klas zat vol, maar niemand heeft het gezien en ze heeft het aan niemand verteld. Enige tijd later, dat was na de kerstvakantie, had ze een vraag tijdens een les. Verdachte kwam weer achter haar staan. Ze had een pak aan met een V-hals. Verdachte trok met zijn linkerhand de V-hals van het pak naar voren en ging met zijn andere hand in het pak. Hij kneep eerst in de linkerborst onder de BH en daarna over haar BH in de rechterborst. Ze is huilend de klas uitgerend. Toen ze terug kwam in de klas, vroegen vriendinnen wat er aan de hand was. Ze wist niet wat ze moest doen en heeft niets verteld. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat haar vriendin [slachtoffer 2] een verkoopgesprek moest doen met verdachte. Toen ze terugkwam in de aula, zag getuige aan het gezicht van [slachtoffer 2] dat het niet goed was. Ze had een geschokt gezicht. Ze vertelde dat verdachte iets raars had gedaan. [slachtoffer 2] zei dat ze in haar billen geknepen was toen hij haar een knuffel gaf. Ze zei dat ze niet wist wat ze moest doen. Ze zei dat ze bang was. [slachtoffer 2] heeft ook verteld dat verdachte met zijn hand in haar T-shirt is gegaan. Volgens getuige heeft [slachtoffer 2] dit verteld op de dag dat de politie op school was. [4]
Getuige [getuige 3] , mentor van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat in de groepsapp van de mentorgroep gesproken werd over het ontslag van verdachte. [slachtoffer 2] reageerde fel, terwijl ze dat nooit doet. Getuige heeft [slachtoffer 2] daarna meteen gebeld en zij bevestigde dat haar reactie fel was. Een paar dagen later zag getuige [slachtoffer 2] en het viel getuige op dat [slachtoffer 2] rode ogen en wallen onder haar ogen had en er moe uit zag. [slachtoffer 2] zei dat ze met getuige wilde praten. [slachtoffer 2] vertelde dat ze tijdens een les van verdachte achter de computer zat en dat verdachte achter haar stond. Hij had haar truitje naar voren gedaan en naar binnen gekeken. En er was een situatie dat verdachte haar muis vastpakte en toen haar borst vast pakte. [slachtoffer 2] zei dat het misschien wel aan haar lag, want ze had een truitje aan met een V-hals. Verder vertelde [slachtoffer 2] over een verkoopgesprek dat ze moest inhalen bij verdachte. Op het eind wilde ze verdachte een hand geven, maar op een speelse manier duwde hij die hand weg en gaf hij haar een knuffel waarbij hij in haar billen kneep. [5]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] een leerling was van hem. Het zou kunnen dat hij een keer een arm om haar heen heeft geslagen. Het verkoopgesprek was altijd één op één, dat was niet vanwege [slachtoffer 2] .
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2] en steunbewijs
[slachtoffer 2] heeft direct na het verkoopgesprek aan haar vriendin verteld wat er tijdens dat gesprek was gebeurd. Deze verklaring heeft ze herhaald tegen haar mentor. Over de andere incidenten heeft [slachtoffer 2] weliswaar niet direct verklaard tegen anderen, maar enkele weken later, nadat verdachte was aangehouden. [slachtoffer 2] heeft over het tweede incident tegen de politie verteld dat verdachte, toen zij achter de computer zat, achter haar kwam staan en met zijn hand over haar linkerschouder in de richting van de computermuis ging en daarbij in haar rechterborst kneep. Tegen haar mentor heeft zij over dit incident verteld dat, toen zij tijdens de les achter haar computer zat, verdachte achter haar stond, haar truitje naar voren had gedaan en in haar truitje had gekeken. Over het derde incident heeft [slachtoffer 2] tegen de politie verteld dat verdachte achter haar ging staan, met zijn linkerhand de V-hals van haar pak naar voren trok en met zijn andere hand eerst in haar linkerborst kneep onder haar BH en daarna in haar rechterborst over haar BH. Tegen haar vriendin [getuige 2] heeft zij over dit incident gezegd dat verdachte met zijn hand in haar T-shirt is gegaan. Tegen haar mentor heeft ze over dit incident verteld dat verdachte haar borst vastpakte.
Dat [slachtoffer 2] over het tweede en derde incident niet direct heeft verklaard maar pas enkele weken later, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. Over het derde incident heeft [slachtoffer 2] zowel tegen haar vriendin als tegen haar mentor verteld dat verdachte met zijn hand in haar T-shirt is gegaan, zij het dat [slachtoffer 2] tegen haar mentor uitvoeriger en meer gedetailleerd heeft verklaard dan tegen haar vriendin. Dat [slachtoffer 2] over het tweede incident tegen haar mentor alleen heeft gezegd dat verdachte in haar truitje heeft gekeken, doet, mede gelet op de omstandigheden zoals geschetst door [slachtoffer 2] en de getuigen over het eerste en derde incident, naar het oordeel van de rechtbank ook niet af aan de betrouwbaarheid van dit onderdeel van de verklaringen van [slachtoffer 2] . De weergave van gebeurtenissen en handelingen komt overeen met wat ze gedurende het informatief gesprek zeden en in haar aangifte heeft verklaard. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] consistent en consequent.
De verklaringen van [slachtoffer 2] worden op belangrijke onderdelen ondersteund door feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het dossier. Daarbij komt betekenis toe aan het feit dat getuige [getuige 2] direct na het verkoopgesprek met [slachtoffer 2] sprak en aan haar gezicht zag dat ze geschokt was. Ook komt betekenis toe aan het feit dat getuige [getuige 3] opmerkte dat [slachtoffer 2] fel reageerde op de discussie in de groepsapp naar aanleiding van het ontslag van verdachte en dat zij tijdens het gesprek met [slachtoffer 2] , enkele dagen na de aanhouding van verdachte, zag dat ze rode ogen had, wallen onder haar ogen en vermoeid was. Daarnaast biedt de verklaring van verdachte steun voor de context van de verklaring van [slachtoffer 2] . Zo heeft verdachte bevestigd dat hij een verkoopgesprek met [slachtoffer 2] heeft gevoerd. In algemene zin heeft verdachte bovendien verklaard over zijn amicale, lijfelijke gedrag en zijn seksueel grensoverschrijdende gedrag in de richting van verschillende leerlingen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar en geloofwaardig. Deze verklaringen worden in voldoende mate ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door [slachtoffer 2] geschetste scenario.
Ontuchtig karakter handelingen
De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2] en het steunbewijs, bewezen dat verdachte ontucht heeft geleegd met [slachtoffer 2] , door meermalen de borsten van [slachtoffer 2] en eenmaal de billen van [slachtoffer 2] te betasten. Verder acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 2] in de betreffende periode de minderjarige leerling van verdachte was en derhalve aan zijn opleiding was toevertrouwd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige leerling [slachtoffer 2] , in de gehele ten laste gelegde pleegperiode te Zevenaar.
Ten aanzien van feit 3
Op 10 maart 2020 vond een informatief gesprek met [slachtoffer 3] plaats. Zij wilde geen aangifte doen, maar heeft wel een getuigenverklaring afgelegd. Ze heeft verklaard dat ze in het computerlokaal zat en dat [slachtoffer 1] en [naam 3] ook aanwezig waren. Verdachte, haar docent, ging weg om iets te halen en toen hij terugkwam boog hij over [slachtoffer 3] heen om iets aan [naam 3] te geven. [slachtoffer 3] zat rechtop in de stoel en toen ze voelde dat verdachte tegen haar aan leunde, ging ze naar voren. Ze voelde iets hards tegen haar schouder/rug aan en ze dacht dat het zijn geslachtsdeel was. In het informatieve gesprek heeft [slachtoffer 3] verklaard dat het ook zijn heup geweest kon zijn, maar dat ze dacht dat het zijn geslachtsdeel was.
Verdachte heeft ontkend dat hij zijn geslachtsdeel tegen de rug of schouder van [slachtoffer 3] heeft gedrukt.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 3] tijdens het informatieve gesprek heeft verklaard dat ze voelde dat verdachte tegen haar aanleunde en ze iets hards tegen haar schouder/rug voelde. Ze dacht dat het zijn geslachtsdeel was, maar het kon ook zijn heup zijn geweest. In het direct daaropvolgende getuigenverhoor heeft [slachtoffer 3] verklaard dat ze
nietdacht dat het zijn heup was, omdat een heup heel hard is. Omdat [slachtoffer 3] twijfelt of zij de heup of het geslachtsdeel van verdachte voelde, dienen de verklaringen van [slachtoffer 3] met enige terughoudendheid te worden bezien.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient de verklaring van [slachtoffer 3] op bepaalde punten bevestiging te vinden in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daarvan is in dit geval geen sprake. De rechtbank overweegt dat het dossier slechts de verklaring van [slachtoffer 3] bevat en de ontkennende verklaring van verdachte. Hoewel [slachtoffer 3] in haar verklaring heeft aangegeven dat ze samen met twee andere leerlingen in het computerlokaal was toen het vermeende incident plaatsvond, hebben deze leerlingen hierover niet verklaard, terwijl ze (ten aanzien van andere ten laste gelegde feiten) wel zijn gehoord door de politie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat voor het onder 3 ten laste gelegde feit. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4
Bewijsmiddelen
Op 6 juli 2020 heeft de politie telefonisch contact gezocht met de aangeefster [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) van het onder 4 ten laste gelegde feit. In de tenlastelegging wordt zij aangeduid als [slachtoffer 4] Hoewel de politie enkel aan [slachtoffer 4] mededeelde dat ze benaderd werd vanwege een onderzoek met betrekking tot een docent van het [naam 4] , zei [slachtoffer 4] direct te weten waar het om ging.
Op 9 september 2020 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden en op 13 oktober 2020 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan. Tijdens het informatieve gesprek heeft [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedag 3] 1993) verklaard nu 27 jaar oud te zijn en het incident zou ongeveer tien jaar eerder hebben gespeeld. [slachtoffer 4] zat destijds op het [naam 4] te Leerdam en deed voor de tweede keer Havo-5. Op enig moment ging [slachtoffer 4] met school op skireis. Verdachte was daar ook bij aanwezig. Na deze reis zocht verdachte al vrij snel contact met haar. Dit was via SMS. Binnen een periode van ongeveer twee weken begon verdachte met het betasten van [slachtoffer 4] en hadden zij gezoend. Dit gebeurde op school. Na een periode van 4 tot 6 weken kwam het tot een seksuele relatie. De seksuele handelingen bestonden gedurende de periode uit zoenen, orale seks over en weer, vingeren en vaginale penetratie. Dit gebeurde in de auto en in de woning van verdachte in Arnhem. De relatie heeft 9 tot 12 maanden geduurd. In deze periode was [slachtoffer 4] eerst 17 en daarna 18 jaar oud. [6]
In haar aangifte heeft [slachtoffer 4] verder nog verklaard dat de skireis in februari/maart 2011 was. Tijdens de reis werden telefoonnummers uitgewisseld. In de periode daarna ging het telefonische contact snel over in MSN-gesprekken en de fysieke en telefonische gesprekken werden al snel seksueel getint. Verdachte heeft haar een keer op school gezoend en gevingerd. Na schooltijd gingen ze weg in zijn auto en in de auto vingerde hij haar en trok ze hem af. Tussendoor was er een gala. Verdachte heeft haar toen thuis afgezet en hij is toen mee naar binnengegaan. Toen gebeurde er ook van alles. [slachtoffer 4] kan zich nog herinneren dat verdachte iets zei over wachten tot zij 18 zou zijn of geslaagd, maar dat is er niet van gekomen. Zij is met de trein naar Arnhem gegaan naar zijn woning. Toen is ze door verdachte ontmaagd. [7]
Aanvullend heeft [slachtoffer 4] verklaard dat het lijkt alsof verdachte op de avond van het gala tegen haar iets zei over wachten tot zij 18 was, maar dat is niet zo. Verdachte heeft dit in het begin tegen haar gezegd en volgens [slachtoffer 4] was dat via MSN. In de periode voor het gala waren er al autoritjes waar van alles gebeurde. Daarmee bedoelde ze beffen en pijpen. Het gala was ergens in mei 2011. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat [slachtoffer 4] en hij een relatie hadden. Hij gaf op een andere locatie les dan de locatie waar [slachtoffer 4] les had en beschouwde [slachtoffer 4] daarom niet als een leerling van hem. Tijdens een gezamenlijke skireis leerden ze elkaar kennen en daarna hielden ze contact. Hij ging als begeleider mee met de skireis. Later in de tijd is een relatie ontstaan en hebben alle seksuele handelingen plaatsgevonden die ten laste zijn gelegd. [9]
Mevrouw [getuige 4] , zorgcoördinator bij het [naam 4] te Leerdam, heeft telefonisch verklaard dat de skireis elk jaar altijd in de maand februari, tijdens de voorjaarsvakantie, wordt gepland. [10]
De rechtbank overweegt dat verdachte niet betwist dat de in te tenlastelegging genoemde seksuele handelingen tussen hem en [slachtoffer 4] hebben plaatsgevonden. De raadsman heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde bestanddelen ‘aan zijn (…) opleiding toevertrouwd’ en ‘minderjarige’ niet bewezen kunnen worden. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 4] en steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 4] en daartoe is het volgende van belang. [slachtoffer 4] heeft pas een verklaring afgelegd nadat zij werd benaderd door de politie in het kader van het lopende onderzoek tegen verdachte. Nog voordat de politie details had gegeven, wist [slachtoffer 4] al waarover het ging. In de daaropvolgende verklaringen in het kader van het informatieve gesprek en de aangifte, heeft [slachtoffer 4] consistent verklaard over de periode waarin zij een relatie had met verdachte en welke seksuele handelingen er tussen hen hebben plaatsgevonden.
De verklaringen van [slachtoffer 4] worden in belangrijke mate ondersteund door de verklaring van verdachte. Zo heeft verdachte bevestigd dat zij elkaar leerden kennen tijdens een gezamenlijke skireis en dat in de periode daarna een relatie is ontstaan, waarbij seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 4] betrouwbaar en geloofwaardig. Deze verklaringen worden in voldoende mate ondersteund door het overige bewijs in het dossier. De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door [slachtoffer 4] geschetste scenario.
Aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige leerling
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er ten tijde van de ten laste gelegde periode wel degelijk sprake is geweest van ‘toevertrouwen aan zijn opleiding’. Naar het oordeel van de rechtbank dient artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de strekking ervan, extensief te worden uitgelegd. De strekking van voornoemd artikel is minderjarigen te beschermen tegen ontuchtige initiatieven van hen, die misbruik maken van een uit feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht. Verdachte stond uit hoofde van zijn functie als gymdocent met alle leerlingen van die school in een gezagsrelatie. Naar het oordeel van de rechtbank beschikt elke docent, direct dan wel indirect, over mogelijkheden om leerlingen op diezelfde school te beïnvloeden. Een docent heeft uit hoofde van zijn functie een bepaald overwicht op alle leerlingen. Dit blijkt des te meer uit het feit dat verdachte als begeleidende docent mee was op de gezamenlijke skireis van de bovenbouw, waar ook [slachtoffer 4] aan deelnam. Er was aldus sprake van een gezagsverhouding. Dat verdachte verder niet de gymdocent was van [slachtoffer 4] en ook niet werkzaam was op de locatie waar [slachtoffer 4] les had, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Verder is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat bewezen kan worden dat de seksuele handelingen (ook) hebben plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode, ofwel toen [slachtoffer 4] nog minderjarig was. Zowel verdachte als [slachtoffer 4] hebben verklaard dat ze elkaar leerden kennen tijdens een gezamenlijke skireis. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat die skireis in februari/maart 2011 was en volgens zorgcoördinator [getuige 4] wordt de skireis altijd in de maand februari, ten tijde van de voorjaarsvakantie, georganiseerd. Verder hebben zowel [slachtoffer 4] als verdachte verklaard dat ze contact hielden na die reis en dat het contact snel over ging in seksueel getinte berichten. Volgens [slachtoffer 4] begon verdachte binnen een periode van ongeveer twee weken met het betasten en zoenen en kwam het na een periode van 4 tot 6 weken tot een seksuele relatie. Ook heeft [slachtoffer 4] verklaard dat zij ten tijde van deze seksuele relatie eerst 17 jaar was, en daarna 18 jaar. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat een groot deel van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen al hebben plaatsgevonden toen [slachtoffer 4] nog minderjarig was, ofwel in de ten laste gelegde periode.
De rechtbank zal verdachte wel vrijspreken van het onderdeel dat hij zijn penis in de vagina van [slachtoffer 4] heeft gebracht. Daartoe overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 4] heeft verklaard dat het gala plaatsvond in mei, dat er in de periode voor het gala al autoritjes waren waar van alles gebeurde en dat zij daarmee bedoelde: beffen en pijpen. De rechtbank maakt hieruit op dat de ontmaagding zoals die zou hebben plaatsgevonden in de woning van verdachte in Arnhem, plaatsvond na het gala. Dit valt buiten de ten laste gelegde periode. Nu uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de overige seksuele handelingen plaatsvonden op school en in de auto, zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken van het onderdeel ‘te Arnhem’.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige leerling [slachtoffer 4] , in de gehele ten laste gelegde pleegperiode te Leerdam.
Ten aanzien van feit 5
Bewijsmiddelen
Op 6 juli 2020 heeft de politie telefonisch contact gezocht met [slachtoffer 5] . Tijdens dit gesprek verklaarde [slachtoffer 5] dat verdachte 2,5 jaar geprobeerd heeft contact met haar te krijgen en met haar af te spreken. Hij heeft seksuele opmerkingen naar haar gemaakt en heeft geprobeerd haar te zoenen. [11]
Op 14 juli 2020 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden en op 2 november 2020 heeft [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedag 2] 1995) aangifte gedaan. Tijdens het informatieve gesprek heeft [slachtoffer 5] verklaard dat ze, toen ze op 6 juli 2020 werd gebeld over een onderzoek naar een oud docent, direct de link legde naar verdachte. Verdachte heeft haar seksueel getinte filmpjes van zichzelf gestuurd. Op school zei verdachte wel eens dat ze op de schoolbankjes moest gaan liggen en dat hij haar zou masseren. Dat liet ze niet toe. Hij heeft wel eens aan haar billen gezeten. Ook heeft hij zijn handen bovenop de kleding wel eens naar voren laten glijden, naar haar borsten. Ook voelde hij wel eens aan haar vagina, over de kleding heen. [12]
In haar aangifte heeft [slachtoffer 5] verder nog verklaard dat verdachte haar gymdocent was tijdens haar schooltijd op het [naam 4] te Leerdam. [slachtoffer 5] zat op deze school van 2007 tot en met 2011. De eerste keer dat hij toenadering zocht, was eind tweede of begin derde jaar. Het begon met een hand op de rug of schouder. Tijdens de momenten waarop hij vroeg om haar te masseren en zij weigerde, hield hij haar tegen door voor haar te gaan staan. Hij stond dan met zijn rug naar de deur en zij stond tegen de wand, die open geschoven kon worden. Hij hield een arm tegen de wand aan, waardoor zij klem stond tussen hem en de wand. Op het moment dat ze uiteindelijk weg kon lopen, deed hij zijn platte hand van achteren tussen haar benen door omhoog en raakte met de binnenkant van zijn hand haar vagina en billen aan. Dit deed hij vaker en het ging over haar kleding. In de gangen raakte hij haar wel eens aan bij haar borsten. Als hij langs liep, ging hij snel met zijn hand als een kommetje om haar borst en liep weer door. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hij seksueel getinte berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 5] . Hij heeft een lijst gemaakt met wat hij allemaal heeft gedaan. Op die lijst staat de naam van [slachtoffer 5] , met daarachter “
seksberichten + zoenen”. [14] In een later verhoor heeft verdachte verklaard niet meer te weten of hij met [slachtoffer 5] heeft gezoend. De overige ten laste gelegde handelingen heeft verdachte ontkend.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 5] en steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 5] en daartoe is het volgende van belang. [slachtoffer 5] heeft pas een verklaring afgelegd nadat zij werd benaderd door de politie in het kader van het lopende onderzoek tegen verdachte, omdat verdachte haar naam had genoemd tijdens zijn verhoren. Daarbij komt dat [slachtoffer 5] zelf de link legde naar verdachte. In de daaropvolgende verklaringen in het kader van het informatieve gesprek en de aangifte, heeft [slachtoffer 5] telkens gedetailleerd, consistent en consequent verklaard over hetgeen er is gebeurd.
De verklaring van verdachte en de door hem opgestelde lijst “met wat hij allemaal heeft gedaan” bieden steun voor de context van de verklaring van [slachtoffer 5] . Zo heeft verdachte bevestigd dat hij seksueel getinte berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 5] . Daarnaast heeft verdachte in algemene zin verklaard over zijn amicale, lijfelijke gedrag en zijn seksueel grensoverschrijdende gedrag in de richting van verschillende leerlingen. Verder bieden de verschillende verklaringen van de andere leerlingen over het seksueel grensoverschrijdende gedrag van verdachte, waaronder die van de aangeefsters in de andere zaken, steun voor de context van de verklaring van [slachtoffer 5] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 5] betrouwbaar en geloofwaardig. Deze verklaringen worden in voldoende mate ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door [slachtoffer 5] geschetste scenario.
Ontuchtig karakter handelingen
De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van [slachtoffer 5] en het steunbewijs, bewezen dat verdachte meermalen de borsten en billen van [slachtoffer 5] heeft betast en dat verdachte meermalen over de kleding haar schaamstreek heeft betast. Verder acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 5] in de betreffende periode de minderjarige leerling van verdachte was en derhalve aan zijn opleiding was toevertrouwd.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 5] heeft gezoend. Daartoe overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 5] enkel tijdens het eerste, telefonische contact hierover heeft verklaard en heeft aangegeven dat verdachte haar
geprobeerdheeft te zoenen. In haar overige verklaringen is zij daarop niet meer teruggekomen en verdachte heeft aangegeven niet meer te weten of dit is gebeurd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel ‘meermalen, althans eenmaal, te zoenen’.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige leerling [slachtoffer 5] , in de gehele ten laste gelegde pleegperiode te Leerdam.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 april 2019 tot en met 29 januari 2020 te Zevenaar,
althans in Nederland,ontucht heeft gepleegd met de aan zijn
zorg,opleiding
en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 6] 2004, door
-
(eenmaal
)zijn hand in de
(achterzijde van de
)broek van die [slachtoffer 1] te brengen en
/of (vervolgens
)haar billen en
/ofstring te betasten en
/of- door meermalen over de kleding haar billen te betasten;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2020 te Zevenaar,
althans in Nederland,ontucht heeft gepleegd met de aan zijn
zorg,opleiding
en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 5] 2003, door
- meermalen
, althans eenmaal,haar borsten te betasten en
/of- eenmaal haar billen te betasten;
4.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 februari 2011 tot en met 6 april 2011 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden
en/of Arnhem,
althans in Nederland,ontucht heeft gepleegd, met de aan zijn
zorg,opleiding
en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 3] 1993, door
- haar meermalen
, althans eenmaal,te zoenen en
/of- meermalen
, althans eenmaal,zijn vinger(s) in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen te brengen en
/of- meermalen
, althans eenmaal,zijn tong tussen en/of over haar schaamlippen te brengen en
/of- meermalen
, althans eenmaal,zijn penis in haar
vagina en/ofmond te brengen en
/of- meermalen
, althans eenmaal,haar zijn penis te laten betasten en
/ofaftrekken;
5.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 juni 2011, te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden,
althans in Nederland,ontucht heeft gepleegd met de aan zijn
zorg,opleiding
en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedag 2] 1995, door
- meermalen
(over de kleding
)haar schaamstreek te betasten en
/of
- meermalen haar billen te betasten en
/of- meermalen haar borst te betasten en
/of-
haar meermalen, althans eenmaal, te zoenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de feiten 1, 2, 4 en 5, telkens:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Aan die bijzondere voorwaarden dient te worden toegevoegd de voorwaarde van een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 5] . Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd, alsmede een beroepsverbod voor de duur van 5 jaren, inhoudende dat verdachte niet als docent/leerkracht in het – minderjarigen en volwassen – onderwijs en niet met minderjarigen werkt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de inverzekeringstelling. Verder heeft de raadsman bepleit de proeftijd van het voorwaardelijke deel op 2 jaren te bepalen. De raadsman heeft ook bepleit niet de bijzondere voorwaarde van een contactverbod op te leggen, omdat er geen feiten of omstandigheden bekend zijn waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte in de toekomst contact zal zoeken met [slachtoffer 5] . Daarnaast heeft de raadsman bepleit een beroepsverbod enkel als afzonderlijke maatregel op te leggen, en niet ook als bijzondere voorwaarde, en het beroepsverbod te beperken tot onderwijs aan minderjarigen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waaronder:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 30 november 2021;
  • het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 16 december 2021.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Als (gym)docent, en later decaan, heeft hij meermalen ontucht gepleegd met minderjarige leerlingen van eerst het [naam 4] en later het [naam 1] . Verdachte zocht hiertoe steeds toenadering tot de verschillende minderjarige leerlingen. Verdachte heeft verklaard dat dat meestal begon met SMS- of appcontact, wat vervolgens overging in seksueel getinte berichten. De ontuchtige handelingen - die veelal op school plaatsvonden - bestonden onder meer uit het (plotseling) betasten van de borsten en de billen van verschillende slachtoffers, en in een enkel geval het betasten van de schaamstreek. Met één van de slachtoffers had verdachte een seksuele relatie, waarbij de ontuchtige handelingen - op school en elders - mede bestonden uit vingeren, aftrekken, orale seks. De zaak is aan het rollen gekomen nadat één van de slachtoffers naar de schoolleiding is gestapt. Verdachte had dit meisje tijdens de les, in een vol klaslokaal, betast bij haar billen door zijn hand achter in haar broek te laten glijden. Dit is door verschillende leerlingen waargenomen en is ook gefilmd. Pas toen is verdachte tegen de lamp gelopen en is een einde gekomen aan zijn ontuchtig gedrag.
De feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, hebben veelal zeer nadelige gevolgen voor de minderjarige slachtoffers, in de zin van psychische en emotionele schade. Deze schade zal vaak nadelige gevolgen hebben voor de verdere (psychische) ontwikkeling van de slachtoffers.
Hoe ingrijpend deze gevolgen voor de slachtoffers van deze verdachte zijn geweest, blijkt onder meer uit de toelichting op de vorderingen die enkele van de slachtoffers als benadeelde partijen hebben ingediend. Eén van de slachtoffers heeft ook ter zitting een indringende toelichting gegeven. Deze slachtoffers hebben tot op de dag van vandaag te kampen met psychische problemen. De rechtbank rekent dat verdachte zeer aan.
De rechtbank neemt verdachte zijn handelen te meer kwalijk, nu de slachtoffers aan zijn opleiding waren toevertrouwd en er sprake was van een gezagsrelatie. Een middelbare school zou een veilige plaats moeten zijn voor leerlingen. Een docent zou zijn leerlingen moeten beschermen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag in plaats van ze daaraan bloot te stellen. Verdachte heeft met zijn handelen enkel zijn eigen lustgevoelens willen bevredigen en daarmee het vertrouwen dat zijn leerlingen, hun ouders en zijn collega-docenten in hem mochten stellen op grove wijze beschaamd.
Persoon van verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 november 2021. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van een reclasseringsadvies van 16 december 2021. Uit dit advies blijkt onder meer het volgende. Verdachte komt uit een gezin waarbinnen enkele traumatische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die mogelijk van invloed zijn geweest op het delictgedrag van verdachte. Verdachte heeft de hulp die na deze gebeurtenissen werd aangeboden afgeslagen. In tegenstelling tot destijds probeert verdachte nu te praten over zijn problemen en heeft hij, na zijn aanhouding, ervoor gekozen opener te zijn over de delicten. Hij is in een vrijwillig kader een ambulante behandeling bij [naam 5] gestart. Ten tijde van de rapportage was nog weinig duidelijk over het precieze ontstaan van het delictgedrag van verdachte. Bij de schorsing van de voorlopige hechtenis is een reclasseringstoezicht opgelegd. Verdachte houdt zich daaraan. Hoewel de risico’s in aanloop naar de rechtszitting als laag worden ingeschat, is het moeilijk om te kunnen voorspellen in hoeverre verdachte na afhandeling van de rechtszitting een gedragsverandering heeft doorgemaakt. Daarnaast ziet de reclassering als risicoverhogend het ontbreken van een netwerk, buiten zijn gezin en familie, het ontbreken van een maatschappelijk geaccepteerde vrijetijdsbesteding en de moeite die verdachte heeft om zich te kunnen verplaatsen in de beleving van de slachtoffers. Mocht na de afhandeling van de strafzaak blijken dat er geen toekomst zit in het contact tussen verdachte en zijn ex-partner, wordt het wegvallen van deze beschermende factor ook als risicoverhogend gezien. Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een verbod op bepaalde werkzaamheden, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden. Verder heeft de reclassering geadviseerd een beroepsverbod op te leggen, waarbij verdachte gedurende 5 jaren niet mag werken in het onderwijs of andere beroepen/vrijwilligerswerk waarbij hij groepen en/of individuele minderjarigen begeleidt.
(Bijkomende) straffen
De rechtbank is van oordeel dat bij het als docent op een middelbare school meermalen plegen van ontucht met minderjarige leerlingen, mede vanuit een oogpunt van vergelding en generale preventie, geen andere straf past dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank overweegt daarbij dat sprake is van meerdere slachtoffers, dat het om slachtoffers op verschillende scholen gaat gedurende een lange periode en dat verdachte niet uit zichzelf is gestopt met zijn grensoverschrijdende en strafbare gedrag. Gelet op de aard en ernst van de feiten en de hoogte van straffen in vergelijkbare zaken, acht de rechtbank de (bijkomende) straffen zoals hieronder weergegeven passend en geboden.
Omdat de rechtbank minder feiten bewezen verklaart dan de officier van justitie heeft gevorderd en de rechtbank het geheel van feiten en persoonlijke omstandigheden op onderdelen anders weegt dan de officier van justitie, komt zij tot een andere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. De rechtbank beoogt met het grote voorwaardelijk strafdeel de kans op herhaling zo ver mogelijk terug te dringen en verdere behandeling bij [naam 5] te verzekeren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 5] eveneens als bijzondere voorwaarde te verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel. De afgelopen jaren heeft verdachte nooit contact met haar gezocht. Er is geen reden om aan te nemen dat hij dat nu wel zal doen.
Verder zal de rechtbank het door de reclassering geadviseerde en door de officier van justitie gevorderde beroepsverbod voor een periode van 5 jaren aan verdachte opleggen, met dien verstande dat dit heeft te gelden voor onderwijs aan minderjarigen en het werken met minderjarigen. De rechtbank ziet, gelet op de bewezenverklaarde feiten, geen aanleiding om het beroepsverbod uit te breiden naar onderwijs aan volwassenen. De rechtbank acht het van groot belang dat wordt verzekerd dat verdachte voor een langere periode niet meer met minderjarigen in aanraking zal komen gedurende de uitoefening van zijn beroep.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten het meermalen plegen van ontucht met zijn minderjarige leerlingen.
Gelet op de ernst van de feiten en omdat uit het reclasseringsadvies volgt dat onduidelijk is in hoeverre de behandeling die verdachte volgt daadwerkelijk tot gedragsverandering zal leiden na afhandeling van de strafzaak, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Ten aanzien van feit 4
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met feit 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder vordert de benadeelde partij € 2.912,78 aan proceskosten, gemaakt aan rechtsbijstand.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schade moet worden verklaard. Verder heeft de verdediging gesteld dat de proceskosten dienen te worden afgewezen, dan wel op basis van het liquidatietarief vastgesteld moeten worden.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond, zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens.
De rechtbank overweegt dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij psychisch leed heeft ondervonden, en nog steeds ondervindt, als gevolg van het ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) feit. Zo is onder meer gesteld dat de benadeelde partij is doorgestuurd naar de BGGZ, omdat het vermoeden van een DSM-5 stoornis bestaat. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij nog aangevoerd dat zij op een onverwacht moment, jaren later, geconfronteerd werd met het onderzoek naar verdachte, die haar naam had genoemd in dat onderzoek.
De rechtbank overweegt verder dat in algemene zin kan worden aangenomen dat dergelijke zedenzaken als een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer kunnen worden beschouwd, zodat daarmee een aantasting van de persoon is gegeven. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Om die reden zal de rechtbank dan ook een bedrag aan immateriële schadevergoeding toekennen, waarbij zij bij het bepalen van de hoogte daarvan gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van
€ 1.500,00 worden toegekend aan de benadeelde partij. De vordering tot immateriële schadevergoeding wordt derhalve geheel toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 februari 2011.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft zich laten bijstaan door een advocaat ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure en vordert een vergoeding van de advocaatkosten. Het verzoek van de benadeelde partij om het totaal aan gemaakte proceskosten toe te wijzen, wijst de rechtbank af. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van het uitgangspunt af te wijken, inhoudende dat de regels van kostenveroordeling in het civiele recht van toepassing zijn op de voeging in het strafproces. Afwijking van de richtlijn ‘Liquidatietarief rechtbanken en hoven’ is mogelijk als een vergoeding van proceskosten conform het liquidatietarief geen recht doet aan de bijzondere aard en omvang van de zaak. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in deze zaak geen sprake is.
Dit betekent dat de kosten aan de hand van het ‘Liquidatietarief rechtbanken en hoven’, uitgaande van de hoogte van de vordering, worden bepaald op € 374,00 Dit is gebaseerd op 2 punten à € 187,00 per punt, in een zaak met een vordering van een geldwaarde tussen
€ 1.250,00 en € 2.500,00, waarvan één punt voor het opstellen en indienen van de vordering en één punt voor de mondelinge toelichting ter terechtzitting. Het overige gedeelte van de gevorderde proceskosten, groot € 2.538,78, zal worden afgewezen.
Ten aanzien van feit 5
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met feit 5 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 57,30 aan materiële schade alsmede € 4.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond, zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens.
De rechtbank overweegt dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij psychisch leed heeft ondervonden, en nog steeds ondervindt, als gevolg van het ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) feit. Deze klachten zijn ontstaan toen de strafzaak ging spelen en de benadeelde partij is daartoe doorverwezen naar een psycholoog. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij nog aangevoerd dat zij op een onverwacht moment, jaren later, geconfronteerd werd met het onderzoek naar verdachte, die haar naam had genoemd in dat onderzoek.
De rechtbank overweegt verder dat in algemene zin kan worden aangenomen dat dergelijke zedenzaken als een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer kunnen worden beschouwd, zodat daarmee een aantasting van de persoon is gegeven. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Om die reden zal de rechtbank dan ook een bedrag aan immateriële schadevergoeding toekennen, waarbij zij bij het bepalen van de hoogte daarvan gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van
€ 1.500,00 worden toegekend aan de benadeelde partij. Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 augustus 2009.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft vergoeding gevorderd van de reiskosten die zij heeft gemaakt. Het gaat om reiskosten met betrekking tot een afspraak bij Slachtofferhulp Nederland, een afspraak ter inzage van het dossier en het bijwonen van de rechtszaak. De kosten zijn niet betwist en de rechtbank zal de vordering toewijzen. De toe te wijzen proceskostenvergoeding komt daarmee uit op € 57,30.

9.De beoordeling van het beslag

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een telefoon van het merk en type [merk 1] en een telefoon van het merk en type [merk 2] , aan de rechthebbende (verdachte) dienen te worden teruggegeven.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a 14b, 14c, 14e, 28, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6:3:14 van het Wetboek van Strafvordering.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
• bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van
de proeftijd van vijf jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als
bijzondere voorwaardendat:
  • verdachte zich uiterlijk binnen 5 (vijf) dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Leger des Heils ( [adres 2] te Arnhem), en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, (verder) laat behandelen door [naam 5] , of een soortgelijke zorgverlener, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die in dat kader door de zorgverlener worden gegeven;
  • verdachte gedurende de proeftijd niet als docent/leerkracht in het onderwijs zal werken en niet met minderjarigen zal werken, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
• beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt voorts dat verdachte voor de duur van
Beslag
 de
teruggavevan de in beslag genomen telefoons, een [merk 1] en [merk 2] , aan de rechthebbende (verdachte);

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 374,00 (driehonderdvierenzeventig euro) en wijst het voor het overige gevorderde bedrag van € 2.538,78 af;
  • legt aan veroordeelde de
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 5] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 57,30 (zevenenvijftig euro en dertig eurocent);
  • legt aan veroordeelde de
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Raat (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. F.M.C. Boesberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020315042, gesloten op 22 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 januari 2022.
3.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 53-54 en proces-verbaal van aangifte Y. Vermeulen, p. 59-60.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 123.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 131-132.
6.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 241.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 243-244.
8.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2021.
9.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 januari 2022.
10.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2021.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 256.
12.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 258-259.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 262-266.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 296 en 306-307 en lijst met namen en handelingen, p. 310.