Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
Ten eerste verwijt [eiser] de Belastingdienst dat hij zijn vorderingen aan achterstallige premies volksverzekeringen voor de jaren 2002, 2003, 2005 en 2009 niet ter verificatie heeft aangemeld bij de bewindvoerder van [eiser] in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling, terwijl dat op grond van de Faillissementswet (hierna: Fw) wel had gemoeten. Door dat na te laten heeft [eiser] voor die schulden geen schone lei gekregen, met als gevolg dat hij voor die schulden nog steeds wordt gekort op zijn AOW-pensioen. Op die manier heeft de Belastingdienst zich bevoordeeld ten opzichte van de overige schuldeisers van [eiser] .
Ten tweede verwijt [eiser] de Belastingdienst dat hij zijn vorderingen aan achterstallige premies volksverzekeringen voor de jaren 2002, 2003, 2005 en 2009 destijds als onverhaalbare vorderingen bij de SVB heeft aangemeld en er niet voor heeft gekozen om die vorderingen te stuiten om die op een later moment in een schuldsaneringsregelingstraject aan te melden.
De Belastingdienst moet de schade die [eiser] door toedoen van de Belastingdienst lijdt vergoeden, al dan niet door te bewerkstelligen dat de korting ongedaan gemaakt wordt, door kwijtschelding of het doen intrekken van de schuldig nalatig verklaringen door de SVB, door te bewerkstelligen dat hetgeen gekort is wordt gerestitueerd of door de korting op het AOW-pensioen anderszins te compenseren, aldus [eiser] .
4.De beoordeling
Ook van bevoordeling van de Ontvanger ten opzichte van andere (voormalig) schuldeisers van [eiser] , zoals [eiser] heeft betoogd, is geen sprake, nu de doorgevoerde korting op het AOW-pensioen geen inning van een schuld inhoudt, maar de vaststelling van een lager recht op AOW-pensioen.