ECLI:NL:RBGEL:2022:3188

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
C/05/403598 / KG RK 22-364
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

Op 7 juni 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekers, waaronder de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. E. Troost, mr. E.G. de Jong en mr. S. Kuijpers, die betrokken waren bij een civiele procedure met zaaknummer C/05/401375 FZ RK 22/800. Verzoekers voerden aan dat mr. Troost eerder betrokken was bij beslissingen die nadelig waren voor hun kinderen, en dat dit hun vertrouwen in een eerlijke behandeling door deze rechter ondermijnde. Ze stelden dat de rol van de andere rechters zodanig beperkt was dat zij geen invloed konden uitoefenen op de uitkomst van de zaak. Verzoekers beroepen zich op de artikelen 6 en 8 van het EVRM, maar de wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van partijdigheid. De enkele omstandigheid dat mr. Troost eerder betrokken was bij de zaak was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekers geen concrete feiten hadden aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/403598 / KG RK 22-364
Beslissing van 7 juni 2022
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekers]
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. E. Troost, mr. E.G. de Jong en mr. S. Kuijpers,
rechters in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 4 mei 2022;
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 16 mei 2022;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 mei 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoekers;
  • de rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak
met nummer C/05/401375 FZ RK 22/800 tussen verzoekers Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering).
2.2
Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke verzoek en de nagestuurde e-mails, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan hun wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Verzoekers stellen dat mr. Troost eerder betrokken is geweest bij meerdere voor hen nadelige beslissingen ten aanzien van hun kinderen, waaronder het kind waarover in deze bodemzaak moet worden beslist. Verzoekers leiden hieruit af dat zij geen eerlijke kans meer bij mr. Troost krijgen en dat de rol van mr. De Jong en mr. Kuijpers bovendien zodanig beperkt is dat zij daar geen invloed op hebben. Andere rechters hebben dat in eerdere zaken blijkbaar ook niet gehad. De beslissing is daarom op voorhand al genomen, aldus verzoekers. Verzoekers beroepen zich voorts op de artikelen 6 en 8 van het EVRM.
2.3
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het wrakingsverzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Bij de beoordeling van de vraag of er een gerechtvaardigde grond bestaat voor twijfel aan de objectieve onpartijdigheid van de rechters, geldt als uitgangspunt dat de enkele omstandigheid dat één van de rechters (mr. Troost) al eerder bemoeienis met de zaak heeft gehad onvoldoende is om, objectief gezien, de vrees voor partijdigheid te rechtvaardigen. Bijkomende omstandigheden kunnen dit anders maken.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit alles wat verzoekers hebben aangevoerd niet is gebleken van bijkomende omstandigheden die zouden moeten leiden tot afwijking van het uitgangspunt en die zwaarwegende aanwijzingen opleveren dat de rechters onpartijdig zijn of dat daarmee die schijn is gewekt. De door verzoekers aangevoerde gronden betreffen enkel veronderstellingen en suggesties. Concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van mr. Troost of de objectieve vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. Dat geldt ook voor de veronderstelling dat mr. De Jong en mr. Kuijpers geen inbreng zouden hebben in de totstandkoming van de beslissing in de bodemzaak.
3.4.
De wrakingskamer overweegt tot slot dat de wrakingsprocedure uitvoering geeft aan artikel 6 van het EVRM en dat in deze procedure wordt geoordeeld dat er van schending van het recht op een eerlijk proces geen sprake is. Het beroep op artikel 8 van het EVRM betreft een recht dat niet in deze procedure, maar – al dan niet indirect – in de bodemzaak, voorligt.
3.5.
Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Tegelaar, voorzitter, mr. M.J.P. Heijmans en mr. A.M.P.T. Blokhuis, leden in tegenwoordigheid van de griffier […] en in openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.