ECLI:NL:RBGEL:2022:3183

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
AWB-22_3034
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet na drugshandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 juni 2022 uitspraak gedaan over het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Oost Gelre. De burgemeester had besloten om de woning van verzoekster te sluiten voor de duur van drie maanden op basis van de Opiumwet, omdat er vanuit de woning drugs werden verhandeld. Verzoekster was het niet eens met deze sluiting en verzocht om schorsing van het besluit.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. Hij oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van de woning kon besluiten, gezien de ernst van de overtredingen en de overlast die de drugshandel veroorzaakte in de omgeving. De voorzieningenrechter heeft daarbij de argumenten van verzoekster, waaronder haar gebrek aan kennis van de drugshandel en haar medische situatie, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat deze niet opwogen tegen de noodzaak van de sluiting voor de bescherming van het woon- en leefklimaat.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester beleidsruimte heeft bij het toepassen van artikel 13b van de Opiumwet en dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning niet onevenredig was, ondanks de ingrijpende gevolgen voor verzoekster. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de burgemeester om woningen te sluiten in gevallen van drugshandel, ook als de bewoners niet direct betrokken zijn bij de overtredingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3034

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en

burgemeester van de gemeente Oost Gelre

(gemachtigde: mr. P. ten Have).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester om de woning aan de [locatie] in [woonplaats] (de woning) vanaf 23 juni 2022 voor de duur van drie maanden te sluiten.
1.1.
De burgemeester heeft met het bestreden besluit van 16 juni 2022 de sluiting van het pand gelast op grond van de Opiumwet. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en wil dat het bestreden besluit wordt geschorst.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster met haar zoon [zoon] , de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van de burgmeester en J.L.A. van Gelder, representant vanuit de politie.
1.3.
Op zitting heeft de burgemeester toegezegd dat het besluit wordt opgeschort tot dinsdag 28 juni 2022.

Totstandkoming van het besluit

2. De burgemeester baseert zijn besluit op de bestuurlijke rapportage van de Politie Eenheid Oost Nederland, Basisteam Achterhoek-oost opgemaakt op 3 juni 2022.
2.1.
De bestuurlijke rapportage is opgesteld naar aanleiding van een inval op 31 mei 2022. Op basis van onderzoek is de verdenking ontstaan dat de partner van verzoekster zich gedurende een lange periode schuldig maakt aan de handel in, en verkoop van, verdovende middelen aan meerderjarige en minderjarige afnemers. Het strafrechtelijk onderzoek richt zich op een dealperiode vanaf 1 januari 2021 tot heden. In het onderzoek wordt duidelijk dat de man handelt in drugs vanuit zijn woning.
In verschillende verklaringen wordt de man genoemd als drugsdealer in [woonplaats] . Ook komt er een Meld Misdaad Anoniem melding binnen bij de politie waarin wordt gemeld dat de partner dealt in drugs aan jeugd in [woonplaats] , ook zou hij illegale sigaretten verkopen. Daarnaast werden historische financiële bankgegevens van diverse bankrekeningen op naam van de partner en die van zijn motorclub, genaamd FT Brotherhood, gevorderd om inzicht te krijgen in zijn financiële situatie. Uit onderzoek tot zover (onderzoek is nog niet afgerond) blijkt dat de man dagelijks overboekingen op zijn rekeningen krijgt als gevolg van betaalverzoeken en ‘tikkie’s onder de tenaamgestelden van diverse tegenrekeningen bevinden zich minderjarigen die door een politiemedewerker herkend worden als drugsgebruikers. In de periode tussen 2 februari en 8 februari 2022 heeft er een voertuig voorzien van een camera gestaan achter de woning. Op beelden is te zien dat meerdere personen dagelijks de woning voor korte tijd bezoeken. Deze personen hebben over het algemeen een geschatte leeftijd tussen de 18 en 25 jaar. Iedere dag bezoeken vijf tot tien personen de woning.
Tijdens de doorzoeking op dinsdag 31 mei 2022 in de woning werden de volgende goederen aangetroffen en door de Rechter Commissaris inbeslaggenomen:
  • verschillende hoeveelheden (vermoedelijk) verdovende middelen (onderzoek wees later uit dat het daarbij ging om cocaïne, wiet en hasj. Nog niet alle drugs is op moment van schrijven getest en gewogen);
  • contant geld (bankbiljetten en muntgeld) totaal € 2025,10;
  • alarmpistool;
  • geldtelmachine;
  • viagra pillen;
  • 190 pakjes sigaretten van het merk Marlboro;
  • twee mobiele telefoons (Samsung en Motorola);
  • twee brandkasten/kluis/geldkist.
Tijdens het onderzoek werden diverse afnemers gehoord, ook minderjarige afnemers uit de gemeente, die afzonderlijk van elkaar verklaren dat zij diverse soorten drugs hebben gekocht van de partner. Onder andere wordt gesproken over wiet, 3/4 MMC, cocaïne, speed, ketamine, XTC, LSD, medicatie en (illegale) sigaretten. Ook wordt verklaard dat vrouw en thuiswonende kinderen weten waar de drugs liggen. Uit verklaringen blijkt ook dat de partner zijn afnemers de drugs laat gebruiken in zijn woning, te weten zijn woonkamer. De voorraad drugs voor verkoop werd ergens in de woonkamer bewaard en de overige bewoners van de woning, te weten zijn vrouw en kinderen, waren daarvan op de hoogte. Door getuigen is verklaard dat zijn vrouw en kinderen zowel bij de verkoop van drugs alsmede ook bij het gebruik van de drugs aanwezig waren.
Uit de getuigenverklaring van een omwonende blijkt ook dat er dagelijks veel jeugdigen bij de partner komen waarvan in de buurt gezegd wordt dat zij drugs kopen bij de man. Door de omgeving wordt al geruime tijd overlast ervaren. Er zijn meerdere keren meldingen gedaan dat er vanuit de woning drugs wordt verkocht aan jeugdigen. De wijkagent heeft daarvan een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met betrekking tot de ervaren overlast.
2.2.
De burgemeester ziet hierin aanleiding tot sluiting van het pand voor de duur van drie maanden. Zij doet dit op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de argumenten die verzoekers hebben aangevoerd, de zogenoemde gronden, of de burgemeester bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot sluiting van pand kan overgaan.
Past de sluiting in het beleid van de burgemeester?
4. De bevoegdheid tot toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij haar besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
4.1.
De burgemeester heeft beleid vastgesteld in de beleidsregel ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet’. Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van > 0,5 gram, dan volgt bij een eerste constatering een waarschuwing of een sluiting van 3 maanden. Een waarschuwing is in beeld in de situatie dat de hoofdbewoners geen weet hebben van de aanwezigheid van de harddrugs.
4.1.1.
Volgens de burgmeester is in dit geval aanleiding om niet te waarschuwen maar om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat verzoekster en de kinderen (19 en 25 jaar) weet hadden van de aanwezigheid van de harddrugs.
4.2.
Verzoekster voert aan dat niet is gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een sluiting voor een kortere periode dan drie maanden of een waarschuwing. Zij en haar kinderen hadden geen weet van de aanwezigheid van de harddrugs in de woning.
4.3.
Volgens de politie zijn er in 2021 twee à drie stopgesprekken gevoerd met het hele gezin, waaronder verzoekester. Hierbij is gewaarschuwd voor de gevolgen en consequenties van drugshandel, onder meer ook bestuursrechtelijke gevolgen. Verder is in de bestuurlijke rapportage opgenomen dat uit verklaringen ook blijkt dat de partner zijn afnemers de drugs laat gebruiken in de woning, te weten de woonkamer. De voorraad drugs voor verkoop werd ergens in de woonkamer bewaard en de overige bewoners van de woning, te weten verzoekster en de zoons, waren daarvan op de hoogte. Door getuigen is verklaard dat verzoekster en zoons zowel bij de verkoop van drugs alsmede ook bij het gebruik van de drugs aanwezig waren. Ook volgt uit de bestuurlijke rapportage dat in de periode tussen 2 februari en 8 februari 2022 er een voertuig voorzien van een camera heeft gestaan achter de woning. Op beelden is te zien dat meerdere personen dagelijks de woning voor korte tijd bezoeken. Deze personen hebben over het algemeen een geschatte leeftijd tussen de 18 en 25 jaar. Iedere dag bezoeken vijf tot tien personen de woning. Er is dus dermate veel loop naar de woning toe dat verzoekster ook hierdoor iets had kunnen, danwel moeten vermoeden. Het voorgaande maakt dat het aannemelijk is dat verzoekster en de zoons weet hadden van de aanwezigheid van de harddrugs in de woning en de verkoop vanuit de woning. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht de burgemeester daarom overgaan tot sluiting van de woning voor drie maanden en hoefde zij niet te volstaan met een waarschuwing.
Had de burgemeester reden moeten zien om van sluiting af te zien?
5. De burgemeester moet alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, zogenoemde bijzondere omstandigheden zijn die maken dat sluiting in dit geval onevenredige gevolgen heeft.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
6. De sluiting van de woning moet noodzakelijk zijn. Daarbij moet de vraag worden beantwoord of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De noodzaak tot sluiting kan bijvoorbeeld groter zijn bij de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs, een recidivesituatie of de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Ook is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werd verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Dit dient het algemeen belang en de belangen van derden. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstelkarakter van de maatregel minder groot kan maken.
6.1.
Verzoekster voert aan dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is. Mocht sprake zijn geweest van drugshandel, dan is deze definitief beëindigd door de verwijdering van de drugs uit de woning en door de langdurige voorlopige hechtenis van de mogelijke schuldige. Er zijn geen aanwijzingen dat verzoekster en/of de zoons zich schuldig hebben gemaakt aan drugsbezit of drugshandel, dan wel andere onwettige activiteiten.
6.2.
Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de partner zich lange periode schuldig heeft gemaakt aan de handel in en verkoop van verdovende middelen aan meerderjarige en minderjarige afnemers vanuit de woning. Door de omgeving wordt al geruime tijd overlast ervaren. De ernst en omvang van de overtreding maakt volgens de burgemeester niet ten onrechte dat sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Dat verzoekster geen weet had van de harddrugs in de woning en handel vanuit de woning is, zoals uiteengezet onder 4.3. niet aannemelijk. Verder stelt de burgemeester niet ten onrechte dat er ook op dit moment nog sprake is van ‘loop’ naar de woning wat maakt dat de noodzaak voor de sluiting ook nu ook nog bestaat ondanks dat de partner in voorlopige hechtenis zit. De burgemeester heeft twee processen-verbaal overgelegd. Hieruit volgt dat na de aanhouding van de partner er nog steeds ‘loop’ is naar de woning. Verzoekster heeft op zitting verklaard dat deze personen waarschijnlijk naar de ‘drugsflat’ gingen die precies tegenover de poort van de achtertuin zit van verzoekster. Dit volgt de voorzieningenrechter niet. Uit anonieme verklaringen volgt dat een omwonende dezelfde personen die drugs kochten of voor de partner van verzoekster verkochten bij de woning ziet komen en dat een groep jongens is gezien die de woning via de poort naar de achtertuin wilde betreden. Tevens is er volgens de verklaring nog steeds sprake van kortdurend bezoek van meerder- en minderjarigen via de achtertuin van de woning na aanhouding van de partner van verzoekster. De voorzieningenrechter is van oordeel de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de noodzaak tot sluiting van de woning bestaat.
Is de sluiting van de woning evenredig?
7. Naast noodzakelijk moet de sluiting ook evenredig zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid is van belang wat de gevolgen zijn van de sluiting voor verzoeker. Aan de voor een bewoner mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet op een woning – die raakt aan het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven– moet een zwaar gewicht worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van de in die bepaling neergelegde bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. Van belang kan zijn dat de betrokkene geen verwijt van de overtreding kan worden gemaakt of dat sprake is van een bijzondere binding met specifiek de te sluiten woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Ook moet de burgemeester zich voldoende rekenschap geven van de eventuele aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning. Ook financiële schade of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. Daarnaast kunnen de gevolgen van een woningsluiting bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden en de bewoner op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie.
7.1.
Verzoekster voert aan dat het sluiten van de woning onevenredig is. Zij had geen wetenschap van eventuele drugshandel dan wel drugsbezit boven de gebruikershoeveelheid, dus haar valt geen verwijt te maken. Ook is verzoekster gebonden aan de woning in verband met medische problemen. Zij gebruikt medicatie die alleen beschikbaar is in de apotheek van verzoekster. Verder moet verzoekster bij een slaapkamer op de eerste verdieping beschikken over twee wc’s (één op elke verdieping). De huidige woning heeft twee wc’s en voldoet hiermee aan deze noodzakelijke behoefte. Ook is verzoekster niet meer goed mobiel, zij kan de woning alleen verlaten met een scootmobiel dan wel een rolstoel. De woning van verzoekster is vanuit de WMO aangepast zodat zij de woning kan betreden en verlaten met voornoemde hulpmiddelen. De gemeente heeft aangegeven dat verzoekster de woning niet mag verlaten/opgeven, omdat niet voor een tweede keer vanuit de WMO een dergelijke aanpassing wordt geregeld. Ten slotte is het voor verzoekster onmogelijk om een andere (geschikte) woning te vinden. Zij geniet slechts een inkomen op bijstandsniveau. Verzoekster kan eveneens, in verband met haar beperkingen en ziekte, niet verblijven in een daklozenopvang. De burgemeester heeft ten onrechte geen andere (geschikte) woonruimte aan verzoekster aangeboden en ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een andere (geschikte) woning kan krijgen.
7.2.
Zoals uiteengezet onder 4.3. is het aannemelijk dat verzoekster weet had van de harddrugs in de woning en handel vanuit de woning en valt haar in die zin een verwijt te maken. Ook volgt de voorzieningenrechter niet dat de binding met de woning dusdanig is dat dit maakt dat sluiting van de woning onevenredig is. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster weinig tijd heeft gehad om haar standpunten te onderbouwen, echter heeft verzoekster enkel gesteld dat het lang duurt voordat zij alle medicatie bij een andere apotheek zou kunnen verkrijgen en daardoor zonder zou komen te zitten. Deze enkele stelling is op geen enkele wijze onderbouwd. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat het op voorhand niet aannemelijk is dat verzoekster met het recept voor haar medicatie de medicatie niet kan verkrijgen bij een andere apotheek en dat dit niet binnen een redelijke termijn geregeld kan worden. De burgemeester stelt dan vooralsnog terecht dat er vanuit kan worden gegaan dat de medicatie in een andere apotheek kan worden verkregen. Nog daargelaten of het voorgaande iets zegt over de binding met de omgeving of de woning van verzoekster. Dat verzoekster verder aanvoert dat zij, in het geval van een slaapkamer op de bovenverdieping, moet beschikken over twee wc’s maakt niet dat zij specifiek gebonden is aan deze woning en geen andere woning kan vinden. Het is niet dermate uitzonderlijk dat een woning, waarbij de slaapkamer zich op de eerste verdieping bevindt, beschikt over een tweede toilet, dat daarmee een bijzondere binding met de huidige woning van verzoekster bestaat. Ten aanzien van de WMO aanpassing die is gedaan zodat verzoekster met haar scootmobiel of de rolstoel bij de woning kan komen is de voorzieningenrechter met de burgemeester van oordeel dat dit een kleine aanpassing betreft. Namelijk het ophogen van het straatwerk bij verzoeksters oprit. Dit kan in principe op iedere locatie. Een scootmobiel kan ze ook bij andere woningen gebruiken en stallen.
7.2.1.
De burgemeester heeft in het bestreden besluit ten aanzien van het verkrijgen van een alternatieve woonruimte gesteld dat verzoekster en de zoons mogelijk bij familie dan wel kennissen kunnen verblijven, en ook zouden de meerderjarige zoons een woning kunnen zoeken. Op de zitting heeft de burgemeester toegelicht dat wordt erkend dat het voor verzoekster lastig zal zijn om vervangende woonruimte te krijgen. Er is verder nog geïnformeerd naar mogelijke huisvesting. De woningbouwvereniging heeft aangegeven een ontbindingsprocedure te starten maar verzoekster zal niet terechtkomen op een zwarte lijst. Wel zal het mogelijk zo zijn dat verzoekster de komende drie jaar niet bij de woningbouwvereniging in [woonplaats] niet aanmerking zal komen voor een woning. Binnen de gemeente bevindt zich in [woonplaats] nog wel een andere woningbouwvereniging. Verder zijn er nog particuliere verhuurders of is tijdelijk verblijf op een camping niet uitgesloten, daar wordt niet op gehandhaafd. De noodzaak tot sluiting van de woning maakt echter dat het belang van de bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde zwaarder weegt.
7.2.2.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019 [1] volgt dat inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld niet als de betrokkene een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt of gezien de ernst van de overtreding.
7.2.3.
De voorzieningenrechter stelt vast de burgemeester heeft geïnformeerd naar de mogelijkheden van vervangende woonruimte en heeft zich vergewist van de gevolgen van de woningsluiting. Eén van die gevolgen is dat verzoekster en de zoons op dit moment geen alternatieve woonruimte hebben. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat de mate van verwijtbaarheid en de ernst en omvang van de overtreding maken dat de belangen van verzoekster in dit geval minder zwaar wegen dan het belang van de bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter volgt deze motivering van verweerder. De motivering volgt echter niet uit het bestreden besluit maar de voorzieningenrechter merkt dit aan als een motiveringsgebrek dat kan worden hersteld in de beslissing op bezwaar.
Bij de belangenafweging betrekt de voorzieningenrechter in het bijzonder dat het in de eerste plaats aannemelijk is dat verzoekster en haar kinderen op de hoogte waren van het gebruik van de harddrugs en de verkoop ervan in de woning. In de tweede plaats dat de drugs ook aan minderjarigen werd verkocht. In de derde plaats is naast de harddrugs een alarmpistool aangetroffen. Tot slot hecht de voorzieningenrechter er bijzonder veel waarde aan dat het aannemelijk is dat er nog steeds ‘loop’ naar de woning is, óók na de aanhouding van de partner. Gelet op voornoemde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat, ondanks de vergaande gevolgen die de woningsluiting voor verzoekster heeft, hij zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de nadelige gevolgen die het besluit heeft voor verzoekster niet onevenredig zijn met het besluit te dienen doel.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de sluiting van de woning mag gelasten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof , voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.