De op het urenoverzicht van mr. De Lange vermelde werkzaamheden kunnen worden onderverdeeld in de categorie ‘aansprakelijkstelling’, ‘bemiddeling bij het zoeken naar een nieuwe advocaat’ en ‘overig’.
Voor de uren die samenhangen met ‘aansprakelijkstelling’ geldt dat een toevoeging is afgegeven en dat deze kosten daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. Op grond waarvan [eiseres] stelt dat - gelet op de inhoud van het vonnis van 2 maart 2022 - met zekerheid intrekking van de toevoeging in het verschiet ligt, is niet duidelijk. De rechtbank heeft in het vonnis van 2 maart 2022 geoordeeld dat onvoldoende zeker is dat [ex-partner eiseres] financiële ruimte had om een maandelijkse onderhoudsbijdrage voor de duur van de procedure ten behoeve van [eiseres] vast te stellen. De betreffende vordering is afgewezen. Voor zover [eiseres] doelt op de in het eindvonnis in de echtscheidingsprocedure vastgestelde maandelijkse onderhoudsbijdrage, heeft te gelden dat dit bedrag niet onherroepelijk is vastgesteld, omdat [ex-partner eiseres] in appel is gegaan van dit eindvonnis. [gedaagde] erkent dat [eiseres] een eigen bijdrage is verschuldigd aan mr. De Lange voor de gefinancierde rechtsbijstand, maar deze bijdrage heeft [eiseres] niet onderbouwd. De rechtbank merkt op dat zich in het dossier een kopie bevindt met de beschikking van de Raad voor Rechtsbijstand waarbij de eigen bijdrage is bepaald op € 199,00. Nu mr. De Lange de onderbouwing achterwege heeft gelaten, laat de rechtbank aan partijen over hoe hiermee om te gaan.
Voor de uren die zijn besteed aan ‘bemiddeling bij het zoeken naar een nieuwe advocaat’ geldt dat deze niet zijn te beschouwen als buitengerechtelijke werkzaamheden die verband houden met de aansprakelijkstelling. Beoordeeld moet worden of kosten voor deze werkzaamheden in causaal verband staan met de fout van [gedaagde] . De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Door de fout van [gedaagde] heeft [eiseres] het vertrouwen in haar verloren. Dit rechtvaardigt dat [eiseres] haar overeenkomst met [gedaagde] heeft beëindigd. Dit had wel tot gevolg dat [eiseres] een andere advocaat moest zien te vinden die op basis van toevoeging haar belangen in de lopende echtscheidingsprocedure kon behartigen. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat zij advocaten heeft benaderd met dit verzoek, maar dat zij zelf niet erin is geslaagd om een advocaat daartoe bereid te vinden. Onder deze omstandigheden is het benaderen van Mr. De Lange om te bemiddelen bij het vinden van een advocaat een redelijke keuze en kunnen de hieraan verbonden kosten als schade worden verhaald op de advocaat die deze kosten door haar fout heeft veroorzaakt. Mr. De Lange heeft de deken verzocht om te bemiddelen en tevens een verzoek ex artikel 13 Advocatenwet ingediend. Op grond van de specificatie van het urenoverzicht komt de rechtbank voor deze werkzaamheden op 2,65 uren. Hierbij zijn alleen de uren in aanmerking genomen die duidelijk zijn terug te voeren op werkzaamheden die met de bemiddeling samenhangen (12/8/19 t/m 23/7/19 = 0,95 en 27/6/19 t/m 18/6/19= 1,7).
Onder ‘overig’ vallen de uren die mr. De Lange zelf als ‘overig’ rubriceert en die gelet op de specificatie op de klachtzaak/tuchtzaak betrekking hebben. Waarom deze uren als buitengerechtelijke kosten in de onderhavige procedure kunnen worden aangemerkt heeft [eiseres] niet onderbouwd. Evenmin is van deze kosten gesteld dat ze in causaal verband staan met de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] . Daarbij komt dat voor de Raad van discipline de Richtlijn kostenveroordeling Raad van Discipline geldt. De onder deze categorie opgevoerde uren zullen daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Dit betekent dat in totaal 2,65 uren van mr. De Lange voor vergoeding in aanmerking komen. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het uurtarief van mr. De Lange van € 275,00. Dit tarief komt niet bovenmatig voor, zodat een bedrag van € 728,75 zal worden toegewezen.