In deze zaak heeft verzoekster op 9 mei 2022 een startverklaring gedeponeerd en op 17 mei 2022 verzocht om een maatwerkvoorziening op basis van artikel 379 van de Faillissementswet (Fw). Het verzoek betreft het schorsen van lopende procedures tegen drie schuldeisers. Verzoekster, die zich richt op de handel in levensmiddelen, verkeert in financiële moeilijkheden door verliezen op de Russische spotmarkt. Ondanks een aanbod voor een buitengerechtelijk akkoord, is dit niet tot stand gekomen, waardoor verzoekster nu een gerechtelijk akkoord voorbereidt. De betrokken schuldeisers hebben schriftelijke zienswijzen ingediend, waarin zij het verzoek afwijzen en betwisten dat schorsing mogelijk is onder artikel 379 Fw.
De rechtbank heeft het verzoek op 31 mei 2022 in raadkamer behandeld, waarbij de aanwezigen het verzoek hebben toegelicht. De rechtbank overweegt dat de maatwerkvoorzieningen onder artikel 379 Fw bedoeld zijn om de belangen van schuldeisers te waarborgen, maar dat schorsing van lopende procedures een te vergaande maatregel is. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de Faillissementswet en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de schorsingsgronden uitputtend regelen. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.