ECLI:NL:RBGEL:2022:3047

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2673
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot sluiting van woning wegens drugsgerelateerde incidenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 31 mei 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die het niet eens was met de last onder bestuursdwang tot sluiting van zijn woning voor de duur van zes maanden. De burgemeester van Harderwijk had deze sluiting gelast naar aanleiding van meerdere drugsgerelateerde incidenten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen, gezien de ernst en frequentie van de incidenten die de openbare orde en veiligheid in gevaar brachten. Verzoeker had aangevoerd dat er geen noodzaak meer was voor sluiting, omdat er sinds december 2021 geen incidenten meer hadden plaatsgevonden en hij maatregelen had genomen, zoals het installeren van camera's. Echter, de voorzieningenrechter stelde vast dat de burgemeester de situatie zorgvuldig had beoordeeld en dat de sluiting noodzakelijk was om het woon- en leefklimaat te beschermen.

De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker, die onder andere kampt met een handicap en psychische problemen, tegen de noodzaak van de sluiting. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, oordeelde de voorzieningenrechter dat de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig waren in verhouding tot het doel van de sluiting. De burgemeester had ook alternatieven en ondersteuning aangeboden voor het vinden van vervangende woonruimte, maar verzoeker had hier geen gebruik van gemaakt. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning gehandhaafd bleef. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er stond geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/2673
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. A.S. Schollaardt),
en

de burgemeester van de gemeente Harderwijk

(gemachtigde: mr. J. van Eys).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening dat verzoeker heeft ingediend tegen de last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning aan [locatie] te [woonplaats] (de woning) vanaf woensdag 18 mei om 14.00 uur voor de duur van zes maanden. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
De burgemeester heeft met het bestreden besluit van 13 mei 2022 de sluiting van de woning gelast naar aanleiding van drugsgerelateerde overlastmeldingen. Verzoeker, huurder van de woning, heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en wil dat het bestreden besluit wordt geschorst.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van de woning over te gaan wordt door verzoeker niet betwist. De bevoegdheid tot toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
Had de burgemeester reden moeten zien om van sluiting af te zien?
4. De burgemeester moet alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, zogenoemde bijzondere omstandigheden zijn die maken dat sluiting in dit geval onevenredige gevolgen heeft.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
5. Verzoeker voert aan dat er op dit moment geen noodzaak bestaat om de woning te sluiten voor de duur van zes maanden. Tussen het laatste incident van 29 december 2021 en het bestreden besluit zit een periode van vier en een halve maand. Verzoeker heeft inmiddels camera’s opgehangen waarna geen incidenten meer zijn voorgevallen. De wijkagent kan dit bevestigen.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de ernst en omvang van de overtredingen niet worden betwist. Uit de door de politie opgemaakte bestuurlijke rapportage volgt dat gedurende een langere periode en met enige frequentie sprake is geweest van drugsgerelateerde incidenten waarbij de openbare orde en de veiligheid van de omgeving in het geding kwam. Zo is onder meer sprake geweest van een schietincident, een gijzeling en een inval door een arrestatieteam. Bij die inval zijn harddrugs aangetroffen. De omvang en frequentie maakt dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning ook nu nog noodzakelijk is. Met een minder ingrijpend middel had de burgmeester niet kunnen en moeten volstaan om het beoogde doel te bereiken, namelijk het beschermen van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Een sluiting van de woning na vier en een halve maand is in dit geval dan ook niet onredelijk. Dat er zich in de tussentijd geen incidenten meer hebben voorgedaan bij de woning maakt niet dat de noodzakelijkheid daarmee is komen te vervallen. Voor zover de burgemeester niet expliciet in zijn besluit heeft overwogen waarom de noodzaak voor sluiting nog bestaat gezien het tijdsverloop, kan dit worden aangemerkt als een motiveringsgebrek dat kan worden hersteld in de beslissing op bezwaar. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester in de periode tussen het laatste incident van 29 december 2021 en het bestreden besluit zorgvuldig heeft gehandeld en niet heeft stil gezeten. Er is meerdere keren multidisciplinair overleg geweest, waarbij ook is geprobeerd om verzoeker bij te staan bij de problemen waar hij mee kampt. Verzoeker heeft van deze bijstand geen gebruik willen maken. Nadat de bestuurlijke rapportage de volle omvang van de incidenten blootlegde, heeft de burgemeester de procedure om te komen tot een woningsluiting opgestart.
Is de sluiting van de woning evenredig?
6. Verder voert verzoeker aan dat de sluiting van de woning onevenredig is. Hij staat nu op straat zonder dat hem enig verwijt valt te maken. Hij is ook slachtoffer van de situatie. Verzoeker is namelijk onder druk gezet en bedreigd en heeft in zekere zin de controle over zijn eigen woning verloren. Verder heeft verzoeker een bijzondere binding met de woning. Verzoeker heeft een geamputeerd been en zit in een rolstoel. Zijn woning is hierop aangepast. Op dit moment kan verzoeker zijn prothese niet dragen waardoor verblijf in een andere woning dan zijn eigen aangepaste woning nog moeilijker voor hem is. Ten slotte kampt verzoeker met psychische problemen waardoor hij gebaat is bij een stabiele omgeving.
6.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de nadelige gevolgen die het besluit heeft voor verzoeker niet onevenredig met het besluit te dienen doel, namelijk de bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Duidelijk is dat het besluit voor verzoeker grote gevolgen heeft. Maar zoals hiervoor uiteen is gezet bestaat er een noodzaak om de woning te sluiten. Verzoeker ontkent niet wat er gebeurd is in zijn woning maar voert aan dat hij hier weinig aan kan doen. Verzoeker heeft als huurder echter een verantwoordelijkheid. Maar zelfs indien sprake zou zijn van verminderde verwijtbaarheid, maakt dit niet dat de noodzaak om in te grijpen minder zwaar weegt dan eventuele verminderde verwijtbaarheid aan verzoekers kant. Dit geldt ook voor de gevolgen van de sluiting vanwege verzoekers persoonlijke en medische omstandigheden. Verweerder heeft in het bestreden besluit weliswaar niet kunnen stellen dat verzoeker geen bijzondere binding heeft met zijn woning, nu deze specifiek op zijn medische situatie is aangepast. Ook dit betreft echter een motiveringsgebrek dat in bezwaar kan worden hersteld. Eveneens geldt dan dat de burgemeester niet ten onrechte stelt dat de ernst en omvang van de situatie zwaarder weegt dan het belang van verzoeker om nu in zijn woning te kunnen blijven. De burgemeester heeft daarbij terecht gewezen op alternatieven en op ondersteuning die kan worden geboden bij het vinden van vervangende woonruimte. Tot nu heeft verzoeker niets gedaan om alternatieve woonruimte te vinden. Ten slotte heeft de burgemeester in de psychische omstandigheden van verzoeker ook geen aanleiding hoeven zien om de woning niet te sluiten. De sluiting op zich is daarom terecht opgelegd en niet onevenredig.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten mag blijven. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2022 door mr. S.A. van Hoof, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.