ECLI:NL:RBGEL:2022:2977

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
05.229785.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tbs met dwangverpleging opgelegd aan verdachte wegens doodslag en vuurwapenbezit

Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man uit Arnhem, die zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tijdens het plegen van het misdrijf volledig ontoerekeningsvatbaar was, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De man had op 25 augustus 2021 in Nijmegen een ander persoon, [slachtoffer], opzettelijk van het leven beroofd door met een vuurwapen meerdere kogels in het hoofd en bovenlichaam van het slachtoffer te schieten. Daarnaast had hij een pistool van het merk Glock, kaliber 9mm, voorhanden. De rechtbank legde de tbs-maatregel met dwangverpleging op om de maatschappij te beschermen, gezien de psychische stoornis van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en andere verslavingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om zijn wil te bepalen ten tijde van het delict, en dat er een hoog recidivegevaar bestaat zonder langdurige klinische behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de nabestaanden van het slachtoffer, die recht hebben op materiële schadevergoeding en smartengeld. De totale schadevergoeding bedraagt € 22.743,96 aan de vader en € 17.500,00 aan de moeder van het slachtoffer. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en de teruggave van andere voorwerpen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/229785-21
Datum uitspraak : 14 juni 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught, PPC.
Raadsman: mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
14 december 2021, 8 maart 2022 en 31 mei 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 augustus 2021 te Nijmegen [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen een en/of meerdere kogels in/door het hoofd en/of het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schieten;
2
hij op of omstreeks 25 augustus 2021 te Nijmegen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte zich enkel kan herinneren dat hij heeft geschoten, maar dat hij niet weet dat hij op [slachtoffer] heeft geschoten. In zijn beleving heeft hij geschoten op demonen in de vorm van zwarte of rode wolken die hem wilde verkrachten of vermoorden.
Net als de officier van justitie is de verdediging van mening dat voorbedachte rade niet kan worden bewezen. Over het bewijs ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen heeft de verdediging geen verweer.
Beoordeling door de rechtbank
Aantreffen [slachtoffer]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn op 25 augustus 2021 na een melding naar het appartementencomplex gelegen aan de [adres 2] gegaan. Daar aangekomen zagen ze in de gang een man op de grond liggen met bloed om zich heen. De verbalisanten zagen nabij de man drie hulzen liggen. [2] Door getuigen werd aan de politie medegedeeld dat het slachtoffer [slachtoffer] was, een bewoner van het pand. [3]
Doodsoorzaak [slachtoffer]
Schouwarts [naam 1] heeft in het bijzijn van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een lijkschouw verricht. Op basis van hetgeen door de verbalisanten is vastgesteld alsmede op basis van de resultaten van de schouw is geconcludeerd dat [slachtoffer] op niet- natuurlijke wijze is overleden. [4]
Op het lichaam van [slachtoffer] is sectie verricht. Uit forensisch-pathologisch onderzoek is naar voren gekomen dat hij twee doorschoten aan het hoofd had en één inschot aan de linkerflank. Deze waren het gevolg van drie perforerende krachtsinwerkingen (ballistisch trauma) bij leven. Bij sectie toonden al deze letsels als ook het aangetroffen projectiel kenmerken die passen bij schoten met 9mm kaliber ammunitie. Het overlijden wordt verklaard door het schotletsel links-centraal aan het achterhoofd, aan de hand van de uitgebreide schade aan de hersenstam en de hierdoor opgetreden stoornissen aan hersenstamfuncties zoals de automatische aansturing van hartslag en ademhaling. Was dit letsel niet opgetreden dan zou het schotletsel aan de linkerslaap, door schade aan diep gelegen structuren van de hersenen, zeer wel eveneens tot het overlijden hebben kunnen leiden.
Aantreffen hulzen op plaats delict en aantreffen vuurwapen.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft tijdens onderzoek op de plaats delict drie hulzen nabij het slachtoffer aangetroffen. De hulzen waren voorzien van een bodemstempel "9 mm LUGER" (Synoniem voor 9x19 mm).
Tijdens de aanhouding van verdachte werd in een tas, welke hij tijdens zijn aanhouding bij zich droeg, een vuurwapen aangetroffen. Op de slede van dit wapen bevond zich het opschrift met een kaliber aanduiding "9x19". De verbalisant heeft geconcludeerd dat het wapen dat bij verdachte is aangetroffen, hetzelfde kaliber heeft als de hulzen die op de plaats delict zijn aangetroffen. [5]
Het vuurwapen is onderzocht en is, zo volgt uit onderzoek, een pistool van het merk Glock model 17, kaliber 9 mm x 19. Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 in verband met artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. [6]
Wapen- en munitieonderzoek
Er is wapen- en munitieonderzoek verricht. Uit onderzoek is vastgesteld dat het merk van de hulzen PMC, kaliber 9mm Parabellum is. De hulzen zijn afkomstig van scherpe pistoolpatronen. Qua uiterlijke kenmerken passen de kogels bij scherpe pistoolpatronen van het kaliber 9mm Parabellum, onder andere van het merk PMC. Voor het wapen- en munitieonderzoek zijn drie kogels aangeboden. Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de verschoten munitiedelen zijn verschoten met het vuurwapen van het merk Glock, model 17 Gen4.
Hulzen
Voor elk van de drie hulzen en het vuurwapen zijn de volgende hypothesen beschouwd:
  • Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
  • Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Kogels
Voor elk van de drie kogels en het vuurwapen zijn de volgende hypothesen beschouwd:
  • Hypothese 3: De kogel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen.
  • Hypothese 4: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker
wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is. [7]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] om het leven is gebracht met het vuurwapen dat is aangetroffen bij verdachte.
Heeft verdachte geschoten?
De patroonhouders en het vuurwapen zijn onderzocht op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Op de buitenzijde van de patroonhouder is een afgeleid DNA-profiel aangetroffen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Uit het rapport volgt dat het afgeleide DNA-hoofdprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van verdachte, dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige, niet aan verdachte verwante persoon. [8]
Ook de onderzijde van de patroonhouder, de eerste drie patronen, de buitenzijde van de patroonhouder, de greep van het vuurwapen, de trekkerboog en ruwe gedeelte van de slede zijn bemonsterd. Voor de berekening is aangenomen dat de bemonsteringen DNA bevatten van één persoon. Uit het rapport volgt dat de DNA-profielen elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer het DNA afkomstig is van verdachte dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige, niet aan verdachte verwante persoon. [9]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij na 22:00 uur ineens drie klappen achter elkaar hoorde. Hij hoorde dat iemand op de gang was en keek vanuit zijn deuropening de gang op. Hij zag toen verdachte in de gang staan. Verdachte droeg een schoudertas schuin over zijn heup. Hij had een pistool vast in zijn rechter hand en een gevuld magazijn in zijn linker hand. Het was een zwart handgeweer. Verdachte zei: “
Ik ben een beetje aan het trippen. Sorry man, niks persoonlijks [10]
Nadat zijn huisgenoot [naam 2] op zijn deur had geklopt en getuige nog boven stond hoorde hij [naam 2] zeggen dat [slachtoffer] van de trap was gevallen. Getuige zag bovenaan de trap op het muurtje naast de trap een huls liggen. Onderaan de trap zag de getuige [slachtoffer] liggen. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij ook op die dag rond liep met een vuurwapen van het merk Glock, kaliber 9mm. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij die bewuste avond heeft geschoten. [12]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte het bewuste vuurwapen van het merk Glock kaliber 9mm voorhanden heeft gehad en daarmee [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
Doodslag
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank concludeert hiertoe op grond van het feitelijk handelen van verdachte, te weten drie keer kort achter elkaar gericht schieten met een pistool op het hoofd en bovenlichaam van [slachtoffer] .
Geen voorbedachte raad
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van voorbedachte raad en daarmee van moord. Voor een bewezenverklaring van ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van voorbedachte raad.
Er is niet gebleken van een plan of een van tevoren genomen besluit en verdachte’s psychotisch toestandsbeeld is eerder een contra-indicatie voor moord dan een bevestiging daarvan.
Conclusie
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich op 25 augustus 2021 schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer] en het voorhanden hebben van een vuurwapen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2 heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks25 augustus 2021 te Nijmegen [slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen
een en/ofmeerdere kogels in/door het hoofd en
/ofhet
(boven
)lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schieten;
2
hij op
of omstreeks25 augustus 2021 te Nijmegen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool voorhanden heeft gehad;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
doodslag
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunt officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich beide op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Omdat het bewezenverklaarde in dat geval niet aan hem kan worden toegerekend, is de verdachte niet strafbaar. De verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende Pro Justitia rapporten betreffende de verdachte:
 Een Pro Justitia rapportage van 3 februari 2022, opgesteld door [naam 3] , psychiater en rapport aanvullende vraagstelling van 6 mei 2022;
 Een Pro Justitia rapportage van 21 februari 2022 opgesteld door [naam 4] ,MSc GZ-psycholoog en rapport aanvullende vraagstelling van 9 mei 2022.
Uit de rapporten volgt dat verdachte lijdende is aan de psychische stoornis schizofrenie, in chronische psychotische vorm, en bijkomend een stoornis in cocaïnegebruik en in amfetamineachtige designerdrugs en in matige mate een stoornis in gebruik van cannabis. De stoornis in alcoholgebruik is in remissie. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte heeft al van kinds af aan klachten van stemmen horen, demonen beleven en angsten. Bij verdachte zijn er aanwijzingen voor een chronisch psychotische toestand met wisselende intensiteit. Als aanwijzing daarvoor is een ziektegeschiedenis vanaf 2017. Verdachte kreeg medio 2017 zijn eerste psychotische verschijnselen. Dat heeft zich gemanifesteerd in een chronische psychotische toestand met paranoïde wanen en hallucinaties, geclassificeerd als schizofrenie. Daarbij had verdachte voor het tenlastegelegde een uitgebreid waandenken en akoestische hallucinaties met een imperatief karakter en een psychotische beleving rondom demonen met gedaanteverwisselingen. Zijn handelen werd grotendeels door deze psychose bepaald. Verdachte staakte de anti-psychotische medicatie die hij gekregen had na een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis omdat hij overtuigd was dat zijn (psychotische) beleven de werkelijkheid was en dat medicatie dus niet nodig was. Hij gebruikte cannabis om zijn angsten en depressie te verdrijven. Hij was niet in staat om hulp in te schakelen omdat voor hem zijn psychose werkelijkheid was. Hij beschermde zichzelf tegen de waaninhoud door een pistool bij zich te dragen. In zijn psychose zag hij een zwarte wolk als teken van demonen en heeft hij daarop geschoten, geheel vanuit zijn gestoorde werkelijkheidszin.
Verdachte had ten tijde van het tenlastegelegde geen inzicht in de wederrechtelijkheid van
de begane feiten omdat hij de situatie vanuit zijn psychose beoordeelde en zijn handelen
vanuit de psychose liet bepalen. In relatie tot en ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten was er bij verdachte sprake van een psychische stoornis waardoor hij zijn wil niet kon bepalen. Het advies van beide deskundigen is om betrokkene beide ten laste gelegde zaken, indien althans bewezen, dan ook niet toe te rekenen.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over. Gelet op de inhoud hiervan en de door de deskundigen afgelegde verklaringen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.
De verdachte is, gegeven deze volledige ontoerekeningsvatbaarheid, niet strafbaar en zal ontslagen worden van alle rechtsvervolging

7.De overwegingen ten aanzien van de maatregel

Nu de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan hem voor de levensberoving van [slachtoffer] en het wapenbezit geen gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of een maatregel aan de verdachte kan worden opgelegd en zo ja, welke.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is – gelet op de adviezen van de deskundigen – van oordeel dat uitsluitend een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege een passende afdoening is in deze zaak. De feiten die naar de mening van het Openbaar Ministerie bewezen kunnen worden, zijn misdrijven als bedoeld in artikel 37a van het wetboek van Strafrecht, waarvoor een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege mogelijk is. Daarnaast eist de veiligheid van anderen de oplegging van de tbs-maatregel. Gelet op het strafbare feit, doodslag, een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, is de duur van de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd. Zij vordert dan ook oplegging van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege (ongemaximeerd).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich aan bij de vordering van de officier van justitie. Verdachte kampt al langer met psychische problemen. Hij is zich hiervan bewust en hij wil hulp aanvaarden om deze problemen te boven te komen.
De beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft, handelend vanuit een volstrekt psychotische waangedachte dat er maar één uitweg was voor de door hem ingebeelde, volstrekt irreële complotsituatie, al hallucinerend [slachtoffer] door het hoofd geschoten en zo op een gruwelijke wijze van het leven beroofd.
Uit de verklaringen van de nabestaanden komt [slachtoffer] naar voren als een sociale jongen die altijd voor iedereen klaar stond, bijvoorbeeld als het ging om klusjes en verhuizingen. [slachtoffer] had met zijn 37 jaar nog een leven voor zich, een leven dat zich nu echt ten goede leek te gaan keren. Het leek erop dat het geluk hem nu werkelijk ten deel viel. Hij had een leuke baan, voldoende geld op de bank en vooral fijne mensen om zich heen. De gewelddadige en tragische dood van [slachtoffer] heeft grote en blijvende impact op velen en heeft groot verdriet en leed toegebracht. Bij de nabestaanden is er veel woede en onbegrip. Zij zullen allemaal de rest van hun leven geconfronteerd blijven met het gemis van hun geliefde [slachtoffer] en de wijze waarop hij hen is ontnomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege moet worden verpleegd en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde feit doodslag een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Aan het eerste vereiste voor het opleggen van de tbs-maatregel is hiermee voldaan.
Daarnaast moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de tbs-maatregel eisen; het zogenaamde gevaarscriterium. In de hiervoor aangehaalde rapportages schatten de deskundigen [naam 3] en [naam 4] de kans op herhaling van een geweldsdelict in als hoog indien verdachte niet een langdurige klinische behandeling krijgt. Dat hangt samen met een ernstige chronische psychose bij schizofrenie. Ondanks anti-psychotische medicatie in de PI blijft verdachte psychotisch.
Door de continu aanwezige waan van een complot tegen hem en akoestische hallucinaties die onder meer zeggen dat hij verkracht wordt, is hij vooral gericht op zijn verdediging
daartegen. Verdachte is zeer angstig door de inhoud van de psychose en zal zich beschermen tegen de gewaande aanvallers. De kans is groot dat hij zich weer zal wapenen vanwege de overheersende angsten door de gewaande bedreigingen, en dat hij dat wapen gebruikt als de
psychose sterk overheerst. Op grond van hetgeen de deskundigen hebben geadviseerd, stelt de rechtbank vast dat aan het gevaarscriterium is voldaan.
Ten aanzien van de vraag binnen welk kader (dwangverpleging of met voorwaarden) de tbs-maatregel dient te worden uitgevoerd neemt de rechtbank in aanmerking de eerder aangehaalde adviezen van de beide deskundigen. Gezien zijn psychose is er een hoge mate van beveiliging nodig omdat hij bij een psychotische opleving met geweld kan reageren. Het is niet mogelijk om dit zonder intensieve monitoring en inperking van bewegingsvrijheid te voorkomen. Het is de verwachting dat hij zich vanuit de psychose niet aan voorwaarden kan houden. Na een eerdere klinische behandeling staakte hij de noodzakelijke anti-psychotische medicatie waar het psychotisch denken aan ten grondslag lag. Er is gevaar voor een ernstig geweldsdelict. Tevens is er gevaar dat hij zich vanuit de psychose impulsief onttrekt aan de behandeling. Verdachte heeft dat ook bevestigd. De tbs-maatregel met dwangverpleging biedt de zorg die nodig is om het recidivegevaar voldoende te kunnen beperken, en geeft een hoge mate van beveiliging. Gegeven de ernst van de problematiek van verdachte, is een klinische behandeling nodig van langere duur met intensieve resocialisatie binnen intensieve zorg en hoge beveiliging tegen recidive. Deze zorg en beveiliging kunnen alleen geboden worden in een forensisch psychiatrisch centrum, aldus steeds de beide deskundigen.
Gezien de aard en ernst van de ten laste gelegde feiten en het hoge recidiverisico en gelet op de verwachte behandelduur en noodzakelijk beveiliging die dat vergt, is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
Ongemaximeerde duur van tbs-maatregel
De totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege gaat volgens de wet een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege passend en geboden en zal deze maatregel aan de verdachte worden opgelegd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Vordering van [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] (vader van het slachtoffer) heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.243,96 aan materiële schade en € 17.500,00 aan smartengeld in de zin van affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft ter zitting aangegeven dat de vordering niet wordt betwist.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade samenhangende met de kosten voor de begrafenis van [slachtoffer] en het leegruimen van zijn kamer een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Affectieschade
De rechtbank is van oordeel dat de vordering eenvoudig van aard is en geen onevenredige belasting voor het strafproces oplevert. De benadeelde is dus ontvankelijk in de vordering.
De bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd na 1 januari 2019, de datum waarop wetgeving met betrekking tot affectieschade in werking is getreden. Het slachtoffer is als gevolg van het bewezen verklaarde feit overleden. De benadeelde partij is de ouder (vader) van het slachtoffer. Op grond van artikel 6:108 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek komt de benadeelde partij in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. De vordering is voldoende onderbouwd. Het bewezen verklaarde betreft een misdrijf. De benadeelde partij heeft op grond van artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade dan ook recht op € 17.500,-
Dit bedrag wordt toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2021.
Vordering van [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] (moeder van het slachtoffer) heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 17.500,00 aan smartengeld in de zin van affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft ter zitting aangegeven dat de vordering niet wordt betwist.
Overweging van de rechtbank
Affectieschade
De rechtbank is van oordeel dat de vordering eenvoudig van aard is en geen onevenredige belasting voor het strafproces oplevert. De benadeelde is dus ontvankelijk in de vordering.
De bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd na 1 januari 2019, de datum waarop wetgeving met betrekking tot affectieschade in werking is getreden. Het slachtoffer is als gevolg van het bewezen verklaarde feit overleden. De benadeelde partij is de ouder (moeder) van het slachtoffer. Op grond van artikel 6:108 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek komt de benadeelde partij in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. De vordering is voldoende onderbouwd. Het bewezen verklaarde betreft een misdrijf. De benadeelde partij heeft op grond van artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade dan ook recht op € 17.500,- Dit bedrag wordt toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2021.
Voor beide vorderingen
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen 1 tot en met 14 met betrekking tot welke feit 1 is begaan, worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen het algemeen belang en de wet. Het gaat om de voorwerpen met kenmerk: G2583719, G2585579, G25852121, G2582166, G2582215, G2581726, G2581727, G2581137, G2581143, G2581149, G2581156, G2581161, G2581164 en G2581167
De rechtbank zal de teruggave van de voorwerpen 15 tot en met 62 aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet. Het gaat om de voorwerpen met kenmerk: G2581256, G2581202, G2581209, G2581217, G2581220, G2581278, G2581282, G2581283, G2581511, G1562991, G2581956, G2581957, G2582063, G2582065, G2582070, G2582074, G2582076, G2582077, G2582078, G2582079, G2582080, G2582083, G2582084, G2582088, G2582089, G2582091, G2582096, G2582115, G2582242, G2582243, G2582244, G2582617, G2582702, G2582703, G2581169, G2581179, G2581186, G2581192, G2581299, G2583791, G2583800, G2585545, G2585551, G2585553, G2585663, G2585800, G2587808, G2729607.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 36f, 37a, 37b, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswegezal worden verpleegd;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer de voorwerpen met kenmerk: G2583719, G2585579, G25852121, G2582166, G2582215, G2581726, G2581727, G2581137, G2581143, G2581149, G2581156, G2581161, G2581164 en G2581167;
 gelast de teruggave van de voorwerpen met kenmerk G2581256, G2581202, G2581209, G2581217, G2581220, G2581278, G2581282, G2581283, G2581511, G1562991, G2581956, G2581957, G2582063, G2582065, G2582070, G2582074, G2582076, G2582077, G2582078, G2582079, G2582080, G2582083, G2582084, G2582088, G2582089, G2582091, G2582096, G2582115, G2582242, G2582243, G2582244, G2582617, G2582702, G2582703, G2581169, G2581179, G2581186, G2581192, G2581299, G2583791, G2583800, G2585545, G2585551, G2585553, G2585663, G2585800, G2587808, G2729607 aan de rechthebbende;
Vordering van [benadeelde 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Vordering van [benadeelde 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2022.
mr. J.C.M. Vogelpoel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021397907, gesloten op 13 januari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55.
3.Proces-verbaal van relaas, p. 15.
4.Proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek plaats delict, p. 747.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 239.
6.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 1-2.
7.Wapen- en munitieonderzoek p. 984-985.
8.Biologisch onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 993
9.Biologisch onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 993
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 63.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 64.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.