ECLI:NL:RBGEL:2022:2877

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
05/032990-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, vrijheidsbeperkende maatregel en schadevergoedingsmaatregel wegens belaging (stalking)

Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, hierna aangeduid als [slachtoffer]. De feiten die aan de tenlastelegging ten grondslag lagen, betroffen onder andere het herhaaldelijk bellen en berichten sturen naar [slachtoffer], het volgen van haar met de auto, en het plaatsen van een GPS-tracker onder haar voertuig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vanaf mei 2021 tot en met februari 2022 deze gedragingen heeft vertoond, ondanks herhaalde verzoeken van [slachtoffer] om geen contact meer te zoeken.

De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer] en getuigen als overtuigend beoordeeld. De verdachte heeft erkend contact te hebben gezocht met [slachtoffer], maar ontkende de beschuldigingen van het volgen en het gebruik van de GPS-tracker. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte op verschillende momenten op plaatsen is geweest waar [slachtoffer] zich bevond, wat duidt op opzettelijk stalken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod.

De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer] voor zowel materiële schade als smartengeld, en de verdachte is verplicht om deze bedragen te betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf en de voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/032990-22
Datum uitspraak : 1 juni 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1992 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. P.P.E. Buchele, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
18 mei 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 6 februari 2022 te [plaatsnaam 3] en/of
[woonplaats] , gemeente [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] , althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] meermalen te bellen en/of
- die [slachtoffer] meermalen berichten te sturen via WhatsApp en/of Snapchat en/of Instagram en/of
- meermalen contact op te nemen met vrienden en/of familieleden en/of kennissen van die [slachtoffer] en/of
- een GPS-tracker onder te auto van die [slachtoffer] te plaatsen en/of
- die [slachtoffer] meermalen te volgen met de auto en/of meermalen voor en/of achter haar te rijden en/of voorbij te rijden en/of
- meermalen naar en/of langs het werk, althans in de buurt van het werk, van die [slachtoffer] te rijden (op verschillende locaties) en/of
- zich meermalen voor het huis van die [slachtoffer] op te houden en/of in de tuin van die [slachtoffer] te staan en/of
- die [slachtoffer] te volgen en/of op te zoeken terwijl die [slachtoffer] op bezoek was bij vrienden,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich vanaf juni 2021 schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, omdat aangeefster op dat moment aan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat zij niet wilde dat hij nog contact met haar zocht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de belaging pas in juni 2021 is gestart. Voor het overige heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] , wonende in [woonplaats] (hierna: aangeefster), heeft op 6 februari 2022 aangifte gedaan van belaging. Zij heeft verklaard dat zij sinds mei 2021 werd belaagd door verdachte. Zij en verdachte kennen elkaar van de voetbalclub in [woonplaats] . Aangeefster had verdachte ooit via WhatsApp een kampioensfoto gestuurd van haar team voor op de Instagram-pagina van de club die door verdachte werd beheerd. Zo kan verdachte aan haar telefoonnummer zijn gekomen.
In mei 2021 viel het aangeefster op dat verdachte haar veel berichten begon te sturen, voornamelijk via Snapchat. Hij bleef berichten sturen, ook als aangeefster niet reageerde. Vrij kort daarna, aangeefster denkt in juni 2021, heeft zij bij verdachte aangegeven dat zij wilde dat hij geen berichten meer zou sturen. Dit hielp niet. Aangeefster heeft verdachte vervolgens op diverse kanalen geblokkeerd, maar hij vond steeds een nieuwe manier om contact te zoeken. Hij stuurde berichten via Snapchat, WhatsApp, Instagram en sms. Ook belde hij aangeefster vaak, voornamelijk anoniem.
In mei en juni 2021 viel het aangeefster op dat verdachte contact zocht met mensen in haar omgeving, waaronder haar vader, [naam 1] . De vader van aangeefster kent verdachte via de voetbalclub. Ook hij heeft diverse keren aan verdachte aangegeven dat hij moest stoppen met het contact zoeken met aangeefster.
In november 2021 kocht aangeefster een nieuwe auto. Sindsdien merkte zij dat zij gevolgd werd door verdachte. Zij startte diezelfde maand met haar opleiding aan de politieacademie en carpoolde in dat kader met klasgenoten. Na een schooldag kwam aangeefster aan bij de parkeerplaats van kasteel [naam 2] in [plaatsnaam 1] . Het viel aangeefster vrij snel op dat zij verdachte bijna dagelijks tegenkwam tussen kasteel [naam 2] en haar woonplaats [woonplaats] . Dit terwijl zij wisselende lestijden had, waardoor zij altijd op verschillende momenten naar huis reed.
In december 2021 is verdachte ook bij de stageplek van aangeefster bij het politiebureau in [plaatsnaam 2] geweest. Aangeefster was juist die dag met haar eigen auto. Zij zag verdachte toen in zijn auto vlak om de hoek bij het politiebureau.
Op 8 januari 2022 was aangeefster bij een vriendin geweest in [plaatsnaam 1] . Toen zij terugreed naar huis, zag zij dat verdachte achter haar reed. Aangeefster belde toen haar vriendin [naam 3] om dit te melden. Toen [naam 3] ging kijken, zag zij verdachte rondjes rijden rond de woning van aangeefster. Zij heeft verdachte toen aangesproken. Verdachte appte toen naar [naam 3] dat hij aangeefster niet meer lastig zou vallen of zou volgen.
Diezelfde avond ging aangeefster wat drinken bij vrienden. Dit was op vijf minuten lopen van haar woning. Van verschillende vrienden hoorde aangeefster dat zij verdachte onderweg waren tegengekomen. Toen aangeefster terugliep naar huis rond 2.30 uur heeft zij verdachte niet gezien. De volgende dag hoorde zij van haar vader dat er die nacht was aangebeld. Aangeefster heeft toen de beelden van de camera die voor hun huis was geplaatst, teruggekeken. Daarop zag zij dat verdachte die nacht vier keer in haar tuin was geweest. Dit gebeurde pas nadat aangeefster thuis was gekomen, tussen 4.00 en 6.00 uur in de nacht. De eerste keer kwam verdachte uit de struiken aan de overzijde van de woning.
Na een gesprek dat aangeefster op 25 januari 2022 met de politie in [plaatsnaam 1] had, heeft de politie op 26 januari 2022 een stopgesprek gevoerd met verdachte. Het bleef toen een week lang rustig.
Op 5 februari 2022 was aangeefster bij het uitvaartcentrum in [plaatsnaam 2] voor een condoleance. Toen zij in de rij stond, zag zij verdachte voorbij rijden in zijn auto. Aangeefster was toen met haar eigen auto. Toen zij weer naar buiten kwam, zag een klasgenoot verdachte opnieuw rijden.
Op 6 februari 2022 ging aangeefster naar haar vriendin [naam 3] in [plaatsnaam 3] . Nadat zij hadden geluncht en aangeefster haar vriendin weer thuis had gebracht, wilde zij naar huis gaan. Toen zij op de N224 in de richting van de A30 reed, kwam zij verdachte tegen. Aangeefster sloeg direct af zonder te weten waar zij was. Zij stond toen op de parkeerplaats en wilde terugrijden naar [naam 3] . Verdachte reed toen ook plots het parkeerterrein op. Aangeefster reed vervolgens terug naar [naam 3] . [2]
Op 21 januari 2022 heeft aangeefster een klacht ingediend bij de hulpofficier van justitie. [3]
[naam 1] heeft verklaard dat hij verdachte herhaaldelijk heeft verzocht geen contact meer te zoeken met aangeefster. Verdachte probeerde zichzelf vaker uit te nodigen om bij de familie [slachtoffer] te komen eten. Ook nodigde hij de familie [slachtoffer] wel eens uit om bij hem thuis te komen eten. Hier is hij nooit op ingegaan. Verdachte stond ook twee keer onuitgenodigd met een fles wijn voor de deur. [4]
[naam 3] heeft verklaard dat aangeefster op een avond naar haar toe zou komen, maar niet durfde omdat verdachte rondjes om haar straat reed. [naam 3] ging aangeefster toen ophalen en kwam verdachte onderweg tegen. Zij sprak hem toen aan. Later bood verdachte haar via Facebook Messenger zijn excuses aan. Diezelfde avond was [naam 3] met aangeefster bij vrienden. Verschillende vrienden hadden verdachte toen rond zien rijden.
Verdachte stuurde [naam 3] regelmatig berichten over aangeefster.
Op 6 februari 2022 kwam aangeefster naar [naam 3] in [plaatsnaam 3] . Zij hebben daar samen geluncht. Na de lunch ging aangeefster naar huis. Kort hierna belde aangeefster [naam 3] in paniek op en gaf zij aan dat zij verdachte zag rijden. Aangeefster reed toen terug. Op de parkeerplaats waar [naam 3] op dat moment was zag zij dat verdachte een paar momenten na aangeefster de parkeerplaats opreed. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 6 februari 2022 onderzoek verricht aan het voertuig van aangeefster. Hij zag dat aan de onderzijde van het voertuig een GPS-tracker bevestigd. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 8 februari 2022 onderzoek verricht naar de inhoud van de telefoon van verdachte. Hierop heeft zij onder meer een bestelling aangetroffen van twee GPS-trackers. In een e-mailbericht van Bol.com staat vermeld dat deze op 13 januari 2022 zou worden geleverd. Op 5 februari 2022 is op de websites van [naam 4] en van Google gezocht op termen als ‘ [naam 5] ” en “ [naam 6] ”. In de geschiedenis van Chrome was te zien dat in de afgelopen zeven dagen was gezocht naar “Begrafenis in [plaatsnaam 2] vandaag” en “Gooise uitvaartverzorging”. Verder zijn er meerdere links geopend over overlijdensberichten in [plaatsnaam 2] . [7]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden van de camera aan de voorzijde van de woning van aangeefster bekeken. Op de beelden van 9 januari 2022 zag zij op tijdstippen tussen 4.59 en 6.35 uur een persoon rondom de woning van aangeefster lopen, die onder meer de oprit van de woning van aangeefster op liep. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster inderdaad heeft gebeld. Ook heeft hij aangeefster via verschillende kanalen berichten gestuurd en contact gezocht met haar familie en kennissen. Verder heeft hij een GPS-tracker onder haar auto geplaatst en is hij in haar tuin geweest in de nachtelijke uren. Verdachte wist dat aangeefster niet wilde dat hij contact met haar bleef opnemen. [9]
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen. Verdachte heeft een groot deel van de gedragingen bekend. Hij heeft echter ontkend aangeefster met de auto te hebben gevolgd, langs haar werk te zijn gereden en haar te hebben gevolgd wanneer zij op bezoek was bij vrienden. De rechtbank stelt vast dat verdachte op verschillende momenten op plaatsen is geweest waar aangeefster op dat moment ook - met haar auto - was. Verdachte had bovendien een GPS-tracker onder de auto van aangeefster aangebracht. Verdachte kon de auto van aangeefster daardoor volgen. Verdachte heeft ontkend de GPS-tracker voor dat doel te hebben gebruikt, maar die verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk. Aangeefster kwam verdachte tegen op plaatsen, zoals op het parkeerterrein bij de [naam 7] in [plaatsnaam 3] , waarvan aangeefster heeft verklaard dat verdachte niet kon weten dat zij daar op dat moment was. Verder is opvallend dat aangeefster verdachte vrijwel dagelijks tussen kasteel [naam 2] en [woonplaats] tegenkwam terwijl zij geen vaste schooltijden had. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte vanaf enig moment een GPS-tracker heeft gebruikt om aangeefster te volgen. Op deze wijze kon hij langs de locaties rijden waar aangeefster met haar auto op dat moment stond of reed.
Daarnaast vindt de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster heeft gevolgd wanneer zij op bezoek ging bij vrienden. Hij is door verschillende vrienden van aangeefster in de buurt van de woning gezien waar aangeefster op dat moment was, zo blijkt onder meer uit de verklaring van [naam 3] . Toen aangeefster weer thuis was, is verdachte bovendien rondom haar woning geweest. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte op die momenten wist waar aangeefster was en haar volgde dan wel opzocht.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich aan alle ten laste gelegde gedragingen schuldig heeft gemaakt. Nu aangeefster heeft verklaard dat verdachte in mei 2021 is begonnen met het veelvuldig sturen van berichten, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen in ieder geval in de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden.
Nu verdachte veelvuldig en op verschillende manieren contact heeft gezocht met aangeefster en bovendien veelvuldig op willekeurige momenten bij haar in de buurt is gekomen, terwijl hem meermalen duidelijk was gemaakt dat zij dit niet wilde, heeft hij wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Het oogmerk van verdachte hierbij was kennelijk [slachtoffer] te dwingen contact met hem te hebben, hem niet te negeren, zijn aanwezigheid te dulden en haar de vrees aan te jagen. Hij wist immers altijd waar zij was.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 mei 2021 tot en met 6 februari 2022
te [plaatsnaam 3] en/of
[woonplaats] , gemeente [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] , althansin Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] meermalen te bellen en
/of
- die [slachtoffer] meermalen berichten te sturen via WhatsApp en
/ofSnapchat en
/ofInstagram en
/of
- meermalen contact op te nemen met vrienden en
/offamilieleden en
/ofkennissen van die [slachtoffer] en
/of
- een GPS-tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en
/of
- die [slachtoffer] meermalen te volgen met de auto en
/ofmeermalen voor
en/of achter haar te rijden en
/ofvoorbij te rijden en
/of
-
meermalennaar
en/of langshet werk
, althans in de buurt van het werk,van die [slachtoffer] te rijden
(op verschillende locaties)en
/of
- zich meermalen voor het huis van die [slachtoffer] op te houden en
/ofin de tuin van die [slachtoffer] te staan en
/of
- die [slachtoffer] te volgen
en/of op te zoeken terwijl die [slachtoffer] op bezoek was bij vrienden,
met het oogmerk die [slachtoffer]
,te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en
/ofvrees aan te jagen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een proeftijd van 3 jaren. Daarbij dienen aan verdachte de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals door de reclassering voorgesteld. Deze bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. Het elektronisch toezicht hoeft niet voor de gehele proeftijd te gelden, maar kan eventueel eerder eindigen als de reclassering daartoe mogelijkheden ziet.
Er kan eens per week of per maand een uitzondering worden gemaakt op het locatieverbod voor [woonplaats] zodat verdachte daar de begraafplaats van zijn moeder kan bezoeken. De officier van justitie ziet geen aanleiding een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen omdat de officier van justitie verwacht dat de dreiging van de tenuitvoerlegging van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak meer effect zal hebben dan de dreiging van een vrijheidsbeperkende maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de duur van de ondergane voorlopige hechtenis niet dient te overstijgen zodat verdachte zo spoedig mogelijk behandeld en begeleid kan worden. Daarnaast kan aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf worden opgelegd. Verdachte is bereid zich aan de bijzondere voorwaarden te houden die door de reclassering zijn voorgesteld. Verdachte zou wel graag terug willen verhuizen naar [woonplaats] . Voorts dient de mogelijkheid te bestaan het elektronisch toezicht eerder te laten vervallen dan na het einde van de proeftijd. De verdediging verzet zich niet tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende een lange periode belagen van [slachtoffer] . Deze belaging bestond niet alleen uit het veelvuldig bellen en berichten, maar ook uit het volgen en opzoeken van [slachtoffer] . Het moet voor [slachtoffer] erg beangstigend zijn geweest dat verdachte haar op de meest onverwachte momenten kwam opzoeken door met zijn auto voorbij te rijden. Verdachte wist haar op het werk, bij vrienden en zelfs tijdens een uitvaart te vinden. [slachtoffer] had geen enkele privacy meer door het handelen van verdachte. Haar werd geen moment rust gegund. Zelfs in de nachtelijke uren stopte verdachte niet. Hij hield zich rondom haar woning op en belde zelfs aan, zodat [slachtoffer] zich ook thuis niet meer veilig kon voelen. [slachtoffer] heeft door gebruik te maken van haar spreekrecht op indringende wijze duidelijk gemaakt wat de gevolgen van het handelen van verdachte voor haar zijn (geweest).
Verdachte heeft geen enkel inzicht gegeven in zijn beweegredenen. Hij heeft verklaard dat hij niet weet waar zijn handelen vandaan komt. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Uit zijn handelingen kan worden afgeleid dat hij op zijn minst geobsedeerd moet zijn geweest door aangeefster. Hij zocht zelfs naar pornografisch materiaal waarin de naam van aangeefster voorkwam. Dat de gevoelens die verdachte aanvankelijk voor aangeefster had er in de maanden daarna niet meer zouden zijn geweest, zoals verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Verdachte wist dat aangeefster niet wilde dat hij haar nog lastigviel, maar liet zich hier niet door weerhouden. Zelfs na de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij nog contact gezocht met een vriendin van [slachtoffer] en heeft er een WhatsApp-oproep plaatsgevonden naar het telefoonnummer van [slachtoffer] .
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Dit heeft bij [slachtoffer] gevoelens van onzekerheid, stress, angst en onveiligheid veroorzaakt. Verdachte heeft geen enkele rekening gehouden met de gevoelens van [slachtoffer] .
De rechtbank houdt er in het nadeel van verdachte rekening mee dat verdachte in 2014 ook is veroordeeld voor belaging.
De reclassering heeft in het advies van 11 mei 2022 geschreven dat voortzetting en aanvulling van de eerder opgestelde slachtofferbeschermende maatregelen noodzakelijk is. Zorg blijft geïndiceerd om gedragsverandering en risicobeperking op de langere termijn te bereiken. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld-hoog. De kans op letselschade wordt ingeschat als verhoogd. Verdachte investeert veel tijd in zijn stalkingsgedrag zonder dat hij zijn doel bereikt. Het gaat emotioneel niet goed met hem en wanneer sprake is van wanhoop, kan dit leiden tot geweld. De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod en een locatieverbod met elektronische monitoring. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht, vanwege een verhoogde kans op een
misdrijf met schade voor personen. Daarnaast adviseert de reclassering een dadelijk uitvoerbaar contact- en gebiedsverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaren aan verdachte op te leggen zodat deze maatregel blijft gelden op het moment dat het toezicht zou mislukken. De kans dat verdachte zonder contact- en gebiedsverbod weer contact zal opnemen met [slachtoffer] wordt immers ingeschat als hoog.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, de duur en de frequentie van de belaging niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Een taakstraf doet voorts geen recht aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte behandeld en begeleid dient te worden, zodat zij aanleiding ziet een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
Alles overziend, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij dienen aan verdachte de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank zal op het locatieverbod voor [woonplaats] een uitzondering maken, zodat verdachte eens per maand de begraafplaats van zijn moeder kan bezoeken. Voorts zal de rechtbank bepalen dat het elektronisch toezicht geldt zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het recidiverisico wordt door de reclassering als gemiddeld-hoog ingeschat en de kans op letselschade wordt als verhoogd ingeschat. De rechtbank deelt die inschattingen. Daarnaast heeft verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis nog contact opgenomen met een vriendin van [slachtoffer] en een WhatsApp-oproep gestart naar het telefoonnummer van [slachtoffer] . De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank aanleiding naast de bijzondere voorwaarden een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen. In het geval dat de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf ten uitvoer zou worden gelegd omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, dient er (daarna) een vangnet te zijn zodat verdachte niettemin geen contact mag opnemen met [slachtoffer] of bij haar in de buurt mag komen. Dit vangnet kan - ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten - middels een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht worden vormgegeven. De maatregel houdt - zoals geadviseerd door de reclassering - in dat verdachte wordt verboden contact te zoeken met [slachtoffer] en zich in een straal van 200 meter rondom haar woning te bevinden. De rechtbank bepaalt dat deze maatregel voor de duur van drie jaren zal gelden, zodat deze gelijk is aan de opgelegde proeftijd. De vervangende hechtenis wordt vastgesteld op twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. De rechtbank beslist verder dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank moet er - mede gelet op het eerder overwogene - ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer.
De rechtbank merkt hierbij nadrukkelijk op dat de mogelijkheid bestaat een contact- en locatieverbod zowel als bijzondere voorwaarde als bij vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Voorts staat het eventueel ten uitvoer leggen van de vervangende hechtenis bij deze maatregel niet in de weg aan het vanwege diezelfde overtreding opnieuw vervolgen van verdachte wegens belaging. De rechtbank ziet daarom in het standpunt van de officier van justitie geen aanleiding af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.862,95 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de schade aan de auto dient te worden afgewezen, nu geen sprake is van een rechtstreeks causaal verband tussen het ten laste gelegde en de schade. De immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,00.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de schade aan de auto van 6 februari 2022 en het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft op 6 februari 2022 zelf de achtervolging ingezet. Bovendien is de schade niet door het voertuig van verdachte, maar door een ander voertuig veroorzaakt. De rechtbank zal de benadeelde partij op dit punt dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de schade aan de auto van latere datum is de rechtbank van oordeel dat wel een voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezenverklaarde en de geleden schade. De bewezen verklaarde handelingen hebben bij de benadeelde partij voor gevoelens van stress, angst en onveiligheid gezorgd. Toen de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst werd en de benadeelde partij hem ondanks het contact- en locatieverbod toch zag, is zij zo geschrokken dat zij met haar auto tegen een paal botste waardoor schade aan de auto is ontstaan. Deze reactie van de benadeelde hangt direct samen met de hiervoor genoemde angst- en stressgevoelens die bij haar aanwezig waren als gevolg van de bewezen verklaarde handelingen van verdachte. Aldus is sprake van een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt dat deze schadepost verder niet is betwist, voldoende onderbouwd is en redelijk voorkomt.
Ook de kosten van de medicatie komen voor vergoeding in aanmerking. Deze zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en komen eveneens redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 1.227,36 kan worden toegewezen.
Smartengeld
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde op andere wijze in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond, zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat een dergelijke aantasting in de persoon ook kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak sprake is. De benadeelde partij heeft in de vordering aangegeven dat zij door de belaging van verdachte constant angstig en alert was en niet kon slapen. Zij heeft hierdoor zelfs een psycholoog moeten bezoeken. Zij durft niet meer alleen over straat en ook haar sociale leven lijdt eronder. Deze nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zijn zo evident dat de rechtbank de door de benadeelde partij overgelegde onderbouwing als voldoende beschouwt. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 2.500,00 toewijsbaar.
Wettelijke rente
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten:
  • over de schade aan de auto vanaf 12 mei 2022;
  • over de medicatie vanaf 5 mei 2022 en
  • over de immateriële schade vanaf 6 februari 2022.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft moeten maken, te weten een bedrag van € 2.783,00. Met betrekking tot deze proceskosten overweegt de rechtbank het volgende. Bij een kostenveroordeling wordt het salaris van de advocaat in beginsel begroot volgens het Liquidatietarief kanton of het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, waarbij het bedrag van de te liquideren kosten afhankelijk is van de verrichte (genormeerde) werkzaamheden en van het belang van de zaak. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval van het liquidatietarief af te wijken en zal twee punten toekennen. Dit betekent dat de rechtbank op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering een bedrag van € 436,00 aan proceskostenvergoeding zal toewijzen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen twee dagen na de datum van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte meewerkt aan het verkrijgen van diagnostiek en zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte - indien de reclassering dit nodig acht - meewerkt aan een intake en voortvloeiend verblijf in Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte zich niet bevindt in de volgende gebieden:
o [woonplaats] , met uitzondering van de snelweg [naam 10] . Voorts mag verdachte één keer per maand met voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de reclassering op door de reclassering vastgestelde tijdstippen het graf van zijn moeder op de begraafplaats in [woonplaats] voor de duur van maximaal één uur bezoeken. Verdachte dient daarbij vanaf de [naam 8] , via de wegen [straatnaam 1] en [straatnaam 2] te rijden en mag zich verder niet in [woonplaats] begeven. Verdachte dient zijn auto te parkeren op de straat “ [straatnaam 3] ” en zich rechtstreeks naar de begraafplaats te begeven. Hij mag voor zijn bezoek aan de begraafplaats
geengebruik maken van de parkeerplaats bij [naam 9] ;
o het landgoed en de parkeerplaats van kasteel [naam 2] aan de [straatnaam 4] in ( [postcode 1] ) [plaatsnaam 1] ;
o een straal van 500 meter rondom de politieacademie aan de [straatnaam 5] in ( [postcode 2] ) [plaatsnaam 5] ;
o een straal van 500 meter rondom de tijdelijke politieacademie aan de [adres 3] en
o het gebied rondom het politiebureau aan de [adres 4] , begrensd door de [straatnaam 6] , het [straatnaam 7] , de [naam 10] en de [straatnaam 8] .
Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van deze locatieverboden. Indien noodzakelijk kan gedurende het toezicht een aanvullend gebied van 400 meter rondom de sportschool in [plaatsnaam 6] waar aangeefster sport worden toegevoegd. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het elektronisch toezicht duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde bijzondere voorwaarden en het op grond daarvan uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat:
o verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 3] en
o verdachte zich niet binnen een straal van 200 meter van het woonadres van aangeefster mag bevinden
zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt, voor maximaal 3 jaar. Hierbij is geen sprake van elektronisch toezicht. De politie ziet toe op handhaving van dit contact- en locatieverbod;
 beveelt dat
vervangende hechtenis van 2 (twee) wekenwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de vrijheidsbeperkende maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezen verklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.227,36 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over de schade aan de auto vanaf 12 mei 2022;
  • over de medicatie vanaf 5 mei 2022 en
  • over de immateriële schade vanaf 6 februari 2022
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 436,00;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.227,36 aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over de schade aan de auto vanaf 12 mei 2022;
  • over de medicatie vanaf 5 mei 2022 en
  • over de immateriële schade vanaf 6 februari 2022
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 47 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. C.A.H. Pouwels en
mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers en M.T.W. van Haaren, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2022.
De griffiers zijn buiten staat dit vonnis
te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 11] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam [plaatsnaam 3] , opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 9 februari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 12-15.
3.Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, p. 20.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 17-18.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , p. 32-33.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 42-43.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 mei 2022.