Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 november 2021
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 30 maart 2022.
2.De feiten
- [eiser] Bovemij van vervalste documenten heeft voorzien en zo heeft geprobeerd een uitkering te krijgen waarop hij geen recht had,
- elk recht op uitkering komt te vervallen indien de verzekeringnemer die verplichting niet nakomt met het opzet de verzekeraar te misleiden,
- Bovemij [eiser] verzoekt een bedrag van in totaal €10.946,12 aan betaalde voorschotten en kosten van [expertisebureau] aan Bovemij over te maken,
- Bovemij het handelen als frauduleus aanmerkt, de gegevens van [eiser] daarom in het incidenten register, het externe register van het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) en het Externe Verwijzingsregister (EVR) van de stichting CIS opneemt voor de duur van 8 jaar en
- [eiser] voordat de externe registratie daadwerkelijk wordt doorgevoerd de gelegenheid heeft binnen veertien dagen daar tegen verweer te voeren.
- de veroordeling, bij een bij voorbaat uitvoerbaar vonnis, van [eiser] tot betaling van € 9.931,53 vermeerderd met rente;
- de veroordeling, bij een bij voorbaat uitvoerbaar vonnis, van [eiser] tot betaling van € 2.026,45 vermeerderd met rente;