ECLI:NL:RBGEL:2022:286

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
C/05/388565 / HZ ZA 21-196
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg concurrentiebeding in een overeenkomst tussen een hotel en een bemiddelaar/tussenpersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stone Travel Group B.V. en Parkhotel & 't Hof van Putten B.V. over de uitleg van een concurrentiebeding in een overeenkomst. Stone Travel, een onderneming die als tussenpersoon optreedt voor het verzorgen van reizen, vorderde dat 't Hof van Putten zou worden veroordeeld tot betaling van contractuele boetes wegens schending van het concurrentiebeding. Dit beding verbiedt 't Hof van Putten om contractuele verplichtingen aan te gaan met klanten van Stone Travel gedurende twee jaar na het einde van de overeenkomst. Stone Travel stelde dat 't Hof van Putten allocaties had verkocht aan touroperators die eerder via Stone Travel boekingen hadden gedaan, wat volgens hen een schending van het concurrentiebeding vormde.

De rechtbank heeft de vorderingen van Stone Travel afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat 't Hof van Putten directe contractuele verplichtingen was aangegaan met de betreffende touroperators. De rechtbank concludeerde dat het concurrentiebeding niet zo ver strekte dat 't Hof van Putten niet via een tussenpersoon, zoals [het reisbureau], met touroperators mocht contracteren. De rechtbank benadrukte dat Stone Travel niet had aangetoond dat 't Hof van Putten zich niet aan de voorwaarden van het concurrentiebeding had gehouden. Hierdoor werd Stone Travel als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke formuleringen in contracten, vooral met betrekking tot concurrentiebedingen, en hoe de interpretatie van dergelijke bedingen kan leiden tot juridische geschillen. De rechtbank heeft de kosten aan de zijde van 't Hof van Putten begroot op € 4.304,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/388565 / HZ ZA 21-196
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STONE TRAVEL GROUP B.V.,
gevestigd te Valkenburg,
eiseres,
advocaat mr. M.H.M. Murrer te Voerendaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARKHOTEL & 'T HOF VAN PUTTEN B.V.,
gevestigd te Putten,
gedaagde,
advocaat mr. F.W. Aartsen te Harderwijk.
Partijen zullen hierna Stone Travel en 't Hof van Putten genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 september 2021
  • productie 18 van Stone Travel
  • producties 6 tot en met 10 van 't Hof van Putten
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 november 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stone Travel drijft een onderneming in het (als tussenpersoon) verzorgen van reizen en vervoer, alsmede het samenstellen en verkopen van al dan niet via derden ingekochte reis- en gerelateerde producten aan hoteliers. Stone Travel gebruikt (ook) als handelsnaam Group Friendly Hotels (GFH).
2.2. '
t Hof van Putten exploiteert een hotel, restaurant en conferentieoord.
2.3.
Stone Travel en 't Hof van Putten zijn in 2013 in gesprek geraakt over een samenwerking op grond waarvan Stone Travel zich zou inspannen om reisgezelschappen via touroperators te bewegen te overnachten bij 't Hof van Putten.
2.4.
Stone Travel heeft (onder de naam [het hotel] ) een offerte aan 't Hof van Putten (ook: Best Western Parkhotel Putten) gestuurd waarin staat, voor zover van belang:

INVENTARISATIE WENSEN EN BEHOEFTENUit ons gesprek d.d. 14-1-2013 zijn de volgende wensen en behoeften naar voren gekomen
- Best Western Parkhotel Putten heeft de afgelopen jaren haar aandeel in de groepenmarkt verloren
- Best Western Parkhotel Putten wil de komende jaren weer groei realiseren in de groepenmarkt
- [het hotel] heeft zich de komende jaren gefocust op het uitbouwen van de groepenmarkt
- [het hotel] committeert zich aan Best Western Parkhotel Putten, om dezelfde groei te kunnen realiseren in de groepenmarkt, gefocust op Engeland.
(…)
Om de doelstelling te realiseren, zal [het hotel] een verkoopplan opstellen voor Best Western Parkhotel Putten. Dit verkoopplan zal het volgende omvatten:
-
-Document/folder ‘Introductie Best Western Parkhotel Putten’Dit document bevat alle informatie die voor touroperators relevant is, zoals een algemene introductie en een prijsoverzicht
(…)
Wij zullen, naast het maken van alle documenten, gaan zorg dragen voor de verkoop van het hotel in Engeland, tijdens het bezoeken van touroperators en wholesalers. [het hotel] zal in 2013 minimaal 2 keer bestaande en nieuwe klanten in Engeland bezoeken.”.
2.5.
Vervolgens hebben verdere overleggen plaatsgevonden. Stone Travel heeft een document getiteld “
Gespreksverslag en actiepuntenlijst overleg Hotel Putten – [het hotel] d.d. 23-02-2013” overgelegd, daarin staat onder meer:

2. Enerzijds om de expansie van Engelse touroperators voor beide hotels nog meer uit te breiden. ACTIEPUNT [het hotel]
3. Anderzijds wordt er momenteel ook gekeken naar andere markten, zoals Scandinavie/Denemarken/Spanje/??. [het hotel] heeft momenteel een stagiaire die onderzoek doet naar de Deense markt. [het hotel] verwacht voor de zomer af te kunnen reizen naar Denemarken. ACTIEPUNT [het hotel]
(…)
5. We gaan op zoek naar andere hotels die zich kunnen aansluiten bij deze samenwerking, ligging is hierbij erg belangrijk, het mag namelijk geen concurrentie worden.”.
2.6.
Uiteindelijk hebben de gesprekken geleid tot een overeenkomst. In de schriftelijke overeenkomst is, voor zover hier relevant, het volgende bepaald:

Deze overeenkomst is van toepassing op het jaar 2014 en 2015 voor het groepenseizoen januari-december 2015 en januari-december 2016. De overeenkomst wordt ieder jaar in april van het lopende contractjaar in overleg verlengd. Opzegging dient te gebeuren voor 30 april van het lopende contractjaar.
Contractant mag geen contractuele verplichtingen aangaan ten aanzien van klanten van GFH tot twee jaar na einde contractdatum. Bij overtreding hiervan zal een dwangsom van € 15.000 excl. BTW per overtreding worden opgelegd.”.
2.7.
Tijdens het bestaan van de overeenkomst hebben (onder andere) de Deense touroperators [touroperator A] en [touroperator B] via Stone Travel boekingen bij 't Hof van Putten. gedaan.
2.8.
De overeenkomst is bij brief van 27 april 2018 door 't Hof van Putten opgezegd met ingang van 2019.
2.9.
In reactie op de opzegging heeft Stone Travel aan 't Hof van Putten een brief, gedateerd 30 mei 2018, gestuurd inhoudende, voor zover relevant:

Wat zijn de gevolgen van deze opzegging?
Conform onze contractuele afspraken, onderstaand een korte opsomming en bijgaand de factuur van de verplichtingen die voortvloeien uit de opzegging van het contract.
  • Betaling fee ad € 12.500 excl. BTW, te voldoen begin 2019
  • Ondanks dat het contractueel (direct dan wel indirect) niet is toegestaan een overeenkomst aan te gaan met onze klanten, hebben wij deze overtreding reeds tweemaal geconstateerd.De afrekening hieromtrent treft u aan op de factuur
Afkoop toekomstige samenwerkingen
Om de samenwerking tot een goed einde te brengen, zijn wij bereid u in de gelegenheid te stellen directe contacten met andere reisorganisaties waarmee u op dit moment zaken doet en door ons zijn ondergebracht bij u, af te kopen voor een bedrag van € 25.000 excl. btw.
Voor het geval u hiervangeengebruik wenst te maken betekent dit dat bij elke geconstateerde overtreding wij ons zullen beroepen op het contract en de boeteclausule telkens opnieuw in werking treedt.”.
2.10. '
t Hof van Putten heeft Stone Travel bij brief van 12 juni 2018, het volgende teruggeschreven, voor zover relevant:

In die brief maakt u aanspraak op betaling van een fee ten bedrage van € 12.500 excl. btw, te voldoen begin 2019. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is ons niet duidelijk op grond waarvan wij nog een fee aan GFH zouden moeten betalen. De overeenkomst die door ons is opgezegd kent geen verplichting om een fee door te blijven betalen ne het einde van de overeenkomst.
U heeft voorgesteld dat het ons (direct dan wel indirect) niet is toegestaan een overeenkomst aan te gaan met uw klanten. Ook voor deze stelling geldt, dat wij de juistheid daarvan niet kunnen plaatsten. Uw stelling veronderstelt dat wij een soort van concurrentiebeding zijn overeengekomen. Dat is evenwel niet juist. In de eerder geëindigde overeenkomst die nog betrekking had op het jaar 2016, stond vermeld dat “contractant geen contractuele verplichtingen mag aangaan ten aanzien van klanten van GFH tot twee jaar na einde contactdatum.” Nog daargelaten de vraag of dit beding zijn werking nog heeft behouden, vinden wij daarin geen steun voor uw stelling dat het contractueel, direct danwel indirect, niet is toegestaan een overeenkomst aan te gaan met uw klanten.
Los van het bovenstaande hebben wij geen overeenkomsten met klanten van GFH gesloten.”.
2.11. '
t Hof van Putten heeft een overeenkomst gesloten met [het reisbureau] op grond waarvan [het reisbureau] met ingang van boekingen voor 2019, allocaties van 't Hof van Putten heeft gekocht. [het reisbureau] heeft deze allocaties vervolgens doorverkocht aan touroperators.

3.Het geschil

3.1.
Stone Travel vordert dat de rechtbank bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad vonnis:
't Hof van Putten zal veroordelen tot betaling van de verbeurde contractuele boetes tot een bedrag van € 90.000,00 exclusief btw, althans een bedrag door de rechtbank te bepalen;
't Hof van Putten zal veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 12 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
't Hof van Putten zal veroordelen tot betaling van een vergoeding van buitengerechtelijke kosten, welke vergoeding wordt begroot op € 1.675,00;
't Hof van Putten zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Stone Travel legt aan haar vordering ten grondslag dat 't Hof van Putten het overeengekomen concurrentiebeding heeft geschonden door allocaties aan te bieden of te verkopen aan de Deense touroperators [touroperator A] en [touroperator B] in 2018, 2019 en 2020. Daarmee heeft 't Hof van Putten zes overtredingen begaan, zodat Stone Travel € 90.000,00 vordert (6 × € 15.000,00).
3.3. '
t Hof van Putten voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Stone Travel verwijt 't Hof van Putten dat zij via [het reisbureau] allocaties heeft verkocht aan [touroperator A] en [touroperator B] . Stone Travel stelt dat 't Hof van Putten daarmee het overeengekomen concurrentiebeding heeft geschonden (zie 2.6.).
't Hof van Putten erkent dat zij allocaties heeft verkocht aan [het reisbureau] en betwist niet dat [het reisbureau] die aan [touroperator A] en [touroperator B] heeft doorverkocht, maar volgens haar is dat niet in strijd met het concurrentiebeding zoals dat tussen partijen is overeengekomen.
De vraag waar deze procedure om draait, is daarom of tussen partijen is overeengekomen dat het 't Hof van Putten tot twee jaar na de overeenkomst niet is toegestaan om indirect, via [het reisbureau] , allocaties aan te bieden aan touroperators waarvoor Stone Travel in het verleden heeft bemiddeld, zoals [touroperator A] of [touroperator B] . In dat verband is van belang welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen aan het in de schriftelijke overeenkomst opgenomen concurrentiebeding en wat zij in dat opzicht redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Zowel de taalkundige betekenis van het beding als alle overige omstandigheden van het geval zijn in dit verband relevant.
4.2.
Stone Travel voert aan dat zij met het concurrentiebeding haar positie wenste te waarborgen. Stone Travel verrichtte op grond van de overeenkomst inspanningen voor 't Hof van Putten in met name Engeland en Denemarken. Zij probeerde touroperators te bewegen om te boeken bij 't Hof van Putten. Het woord ‘klanten’ in het beding kan dan ook redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan als ‘touroperators.’ Het beding ziet volgens Stone Travel verder zowel op direct als op het indirect afnemen van een allocatie bij het hotel door touroperators aangezien 't Hof van Putten het beding anders gemakkelijk zou kunnen omzeilen.
4.3. '
t Hof van Putten ziet dit echter anders en stelt dat het doel van het concurrentiebeding was te voorkomen dat 't Hof van Putten met andere Group Friendly hotels allocaties zou afstemmen om deze gezamenlijk, zonder tussenkomst van Stone Travel, aan te bieden aan de touroperators. Met ‘klanten’ wordt dan ook gedoeld op die andere hotels, aldus 't Hof van Putten. Daarnaast voert 't Hof van Putten aan dat uit de tekst van het beding niet blijkt dat het zowel ziet op directe als op indirecte contractuele verplichtingen.
4.4.
De eerste vraag die voorligt is wat partijen hebben bedoeld met de term ‘klanten’ in het concurrentiebeding. Dit begrip is niet nader uitgewerkt in de overeenkomst. Naar aanleiding van wat partijen hebben aangevoerd, overweegt de rechtbank als volgt. De samenwerking tussen Stone Travel en 't Hof van Putten bestond eruit dat Stone Travel touroperators aanspoorde om allocaties af te nemen bij 't Hof van Putten. Als een touroperator daarna bij 't Hof van Putten boekte, factureerde 't Hof van Putten rechtstreeks aan de touroperator. Stone Travel ontving van 't Hof van Putten een vaste jaarlijkse vergoeding en een commissie per boeking. Niet in geschil is dat de werkwijze van Stone Travel verschilde van die van andere tussenpersonen, die direct allocaties aankochten. Stone Travel bemiddelde en wilde de inspanningen die zij daarbij verrichtte beschermen.
Aangezien de inspanning van Stone Travel gericht was op het bewegen van touroperators om allocaties af te nemen bij 't Hof van Putten, moet redelijkerwijs worden aangenomen dat de klanten waarop het concurrentiebeding zag, die touroperators waren en niet andere (Group Friendly) hotels. Dit is ook in lijn met de door Stone Travel gestelde en door ’t Hof van Putten niet betwist gebruik in de hotelleriebranche waar touroperators worden betiteld als klanten waarvan dan weer de gasten (de natuurlijke personen) onderscheiden worden. Er is geen aanwijzing dat dit in het onderhavige geval anders is, nog daargelaten dat Stone Travel onbetwist heeft gesteld dat er ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog helemaal geen andere (Group Friendly) hotels betrokken waren bij de samenwerking zoals Stone Travel en ’t Hof van Putten die zouden opzetten. De klanten kunnen in de onderhavige situatie dan ook geen anderen dan de touroperators zijn en dat heeft ’t Hof van Putten ook zo moeten begrijpen.
4.5.
Een tweede vraag die voorligt is of partijen ook hebben bedoeld om niet alleen het rechtstreeks maar ook het indirect afnemen van allocaties door touroperators onder het concurrentiebeding te laten vallen. Die vraag wordt ontkennend beantwoord, mede gelet op het door Stone Travel zelf genoemde doel van de bepaling. Immers, als 't Hof van Putten met een andere tussenpersoon gaat handelen, dan hoeft Stone Travel geen touroperators te werven voor 't Hof van Putten. De inspanningen die het beding beoogt te beschermen, zijn er in dat geval niet. Dit is ook in lijn met de tekst van het beding, dat enkel ziet op het door contractant, ’t Hof van Putten, aangaan van contractuele verplichtingen met klanten (touroperators). Voorkomen moest worden dat ’t Hof van Putten en de touroperators – na eerdere bemiddeling door Stone Travel- zelf overeenkomsten met elkaar gingen sluiten.
’t Hof van Putten heeft redelijkerwijs niet hoeven begrijpen dat haar contractsvrijheid nog meer was ingeperkt en ook boekingen van tussenpersonen zou omvatten die op hun beurt weer met bepaalde touroperators contracteerden. Dat was haar ook niet verboden tijdens de looptijd van de overeenkomst. Ter zitting is door Stone Travel namelijk niet betwist dat ’t Hof van Putten tijdens die looptijd met tussenpersonen had mogen contracteren, ook als die op hun beurt [touroperator B] en [touroperator A] als afnemer hadden. Tegen die achtergrond kan Stone Travel redelijkerwijs niet verdedigen dat dit voor ’t Hof van Putten wel verboden was na beëindiging van de overeenkomst onder het concurrentiebeding.
4.6.
Stone Travel heeft nog wel naar voren gebracht dat zij meer inspanningen heeft geleverd dan een traditionele
wholesaler, en dat zij bijvoorbeeld ook een operationeel plan heeft geschreven voor 't Hof van Putten en naar het buitenland is gegaan om 't Hof van Putten te promoten bij touroperators. Zij wilde daarmee niet alleen voorkomen dat de touroperators direct bij 't Hof van Putten zouden boeken, maar ook dat deze touroperators de allocaties gingen afnemen via een andere
wholesaler, zoals [het reisbureau] . Wat daar ook van zij, dit heeft er niet toe geleid dat in de overeenkomst is opgenomen dat ’t Hof van Putten niet met die andere tussenpersonen mocht contracteren. Als Stone Travel wilde voorkomen dat de touroperators via een andere tussenpersoon de betreffende allocaties zouden gaan afnemen, had het voor de hand gelegen om met hen zelf een afspraak te maken over exclusiviteit. Dat is echter niet gebeurd. Evenmin is zij met ’t Hof van Putten overeengekomen dat die touroperators alleen via Stone Travel bij ’t Hof van Putten allocaties mochten afnemen.
4.7.
De vraag die dan nog rest is of 't Hof van Putten het concurrentiebeding zoals hiervoor uitgelegd heeft overtreden. Tussen partijen is niet in geschil dat voor touroperators die eerst door tussenkomst van Stone Travel werden geboekt ( [touroperator B] en [touroperator A] ), nu opnieuw allocaties zijn geboekt bij ’t Hof van Putten. Uit de overgelegde stukken kan echter worden afgeleid dat deze allocaties door [het reisbureau] zijn afgenomen. Als productie 18 heeft ’t Hof van Putten bijvoorbeeld een e-mail overgelegd waarin staat dat [touroperator A] de data die zij wilde boeken bij 't Hof van Putten, heeft doorgegeven aan [het reisbureau] . Er is geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Van een rechtstreeks contact tussen ’t Hof van Putten en de betreffende touroperators is dan geen sprake. Stone Travel lijkt echter van mening te zijn dat [het reisbureau] er door ’t Hof van Putten ‘tussen is geschoven’ en dat er aldus nog steeds sprake is van een directe afname in de zin van het concurrentiebeding. Stone Travel heeft in dat verband naar voren gebracht dat de voorwaarden van de overeenkomst tussen [het reisbureau] en 't Hof van Putten voor 't Hof van Putten dusdanig gunstig zijn, dat [het reisbureau] deze niet zou zijn overeengekomen als er geen zekerheid voor [het reisbureau] was dat die allocaties konden worden doorverkocht aan (in dit geval) touroperators die eerst via Stone Travel boekten. 't Hof van Putten heeft echter betwist dat zij zelf [het reisbureau] heeft ingeschakeld als tussenpersoon voor de boekingen van [touroperator B] en [touroperator A] . In dat verband heeft 't Hof van Putten aangevoerd dat [het reisbureau] een groot bedrijf is dat zelfstandig touroperators zoekt om de allocaties die zij heeft afgenomen bij 't Hof van Putten aan door te verkopen. Dat [het reisbureau] deze allocaties heeft verkocht aan touroperators die dezelfde allocaties eerst via Stone Travel boekten, wil nog niet zeggen dat 't Hof van Putten daar een rol in heeft gespeeld. Minstens even aannemelijk is dat [het reisbureau] deze touroperators zelf heeft benaderd. Het had, gelet op de betwisting door ’t Hof van Putten, op de weg van Stone Travel gelegen om haar stelling op dit punt verder te onderbouwen. Dat heeft zij echter nagelaten. Dat betekent dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat ’t Hof van Putten zelf direct -met gebruikmaking van [het reisbureau] als tussenpersoon - verplichtingen is aangegaan met [touroperator B] en [touroperator A] .
4.8.
Nu niet gebleken is dat 't Hof van Putten directe contractuele verplichtingen is aangegaan met [touroperator A] , [touroperator B] of andere klanten van Stone Travel, moeten Stone Travels vorderingen tot betaling door 't Hof van Putten van de contractuele boetes en wettelijke rente daarover worden afgewezen. Daaruit volgt dat ook geen plaats is voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
4.9.
Stone Travel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van 't Hof van Putten worden begroot op:
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
2.228,00(2 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.304,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Stone Travel in de proceskosten, aan de zijde van 't Hof van Putten tot op heden begroot op € 4.304,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Stone Travel in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Stone Travel niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.
ES/DB