ECLI:NL:RBGEL:2022:2785

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
C/05/402629 / KG ZA 22-118
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ladderrecht en burenconflict met zonnepanelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben twee buren een geschil over de uitoefening van het ladderrecht, zoals vastgelegd in artikel 5:56 BW. De eisers, die een dakopbouw willen realiseren, hebben de gedaagde, hun buurman, gevraagd hen toestemming te geven om zijn dak te gebruiken voor de uitvoering van de werkzaamheden. De gedaagde heeft deze toestemming geweigerd, omdat hij zich zorgen maakt over het rendement van zijn zonnepanelen, die hij op zijn dak heeft geplaatst. De eisers hebben een vergunning voor de dakopbouw verkregen, maar de gedaagde heeft bezwaar gemaakt, dat door de gemeente ongegrond is verklaard. De eisers hebben de politie ingeschakeld en aangifte gedaan wegens vernieling, nadat de gedaagde de werkzaamheden had verhinderd en materialen had verwijderd.

De voorzieningenrechter heeft in deze kort geding procedure geoordeeld dat de gedaagde geen gewichtige redenen heeft om het gebruik van zijn dak door de eisers te weigeren. De rechter heeft vastgesteld dat de eisers een spoedeisend belang hebben bij de afronding van de werkzaamheden, terwijl de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat hij schade lijdt door de dakopbouw. De vordering van de eisers is toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld om de eisers toegang te verlenen tot zijn dak, onder het opleggen van een dwangsom bij niet-nakoming. In reconventie heeft de gedaagde een voorschot op schadevergoeding gevorderd, maar deze vordering is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de eisers onrechtmatig handelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/402629 / KG ZA 22-118
Vonnis in kort geding van 31 mei 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beide wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. G.H.A. Vlierhuis te Leiden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. B. Willemsen te Lent.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 april 2022, met 7 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie van 17 mei 2022, met 3 producties;
  • de mondelinge behandeling van 17 mei 2022;
  • de pleitnota van mr. Vlierhuis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] en [gedaagde] wonen aan de [adres] in [woonplaats] en zijn buren van elkaar; [eisers] woont op nummer [huisnummer] en [gedaagde] op nummer [huisnummer] .
2.2.
Aanvankelijk vormden de (platte) daken van de woningen van partijen één geheel. Ongeveer 10 jaar geleden heeft [gedaagde] op zijn dak een aantal zonnepanelen geplaatst.
2.3.
Sommige bewoners van de [adres] hebben op hun woningen een dakopbouw (extra verdieping) laten bouwen. [eisers] wenste ook zo’n dakopbouw te realiseren en heeft daartoe met een aannemer een bouwplan gemaakt. In januari 2021 heeft [eisers] [gedaagde] over het bouwplan geïnformeerd. [gedaagde] heeft daarop kenbaar gemaakt dat hij zich zorgen maakte over de nadelige invloed van de dakopbouw op het rendement van zijn zonnepanelen. Vervolgens heeft [eisers] bij de gemeente [woonplaats] een vergunning voor het plaatsen van de dakopbouw aangevraagd en verkregen. [gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bezwaar is ongegrond verklaard. [eisers] heeft een aannemer opdracht verstrekt om de dakopbouw te realiseren. Voordat de aannemer tot uitvoering van de opdracht is overgegaan, heeft hij de uitvoering met [gedaagde] besproken. In november 2021 heeft [gedaagde] toestemming gegeven om vanaf zijn dak werkzaamheden te verrichten, waarna de aannemer tot uitvoering daarvan is overgegaan. Om werkruimte te creëren is, met goedkeuring van [gedaagde] , een aantal zonnepanelen tijdelijk verplaatst.
2.4.
Naar aanleiding van de zorgen van [gedaagde] over het verlies aan rendement van zijn zonnepanelen hebben partijen met elkaar gesproken en gecorrespondeerd over mogelijke oplossingen, waaronder het betalen van een compensatiebedrag door [eisers] aan [gedaagde] .
2.5.
Op enig moment heeft [gedaagde] de verdere uitvoering van de werkzaamheden aan de dakopbouw van [eisers] verhinderd en niet meer toegestaan. Verder heeft hij de verplaatste zonnepanelen teruggeplaatst en een aantal losse en reeds gemonteerde materialen van het dak en de dakopbouw van [eisers] verwijderd. Daarop heeft [eisers] de politie ingeschakeld en op 27 januari 2022 aangifte tegen [gedaagde] gedaan wegens vernieling.
2.6.
Van medio december 2021 tot medio maart 2022 is door en namens partijen gecorrespondeerd over met name de afronding van de werkzaamheden aan de dakopbouw van [eisers] , de schade van partijen en welk(e) bedrag(en) [eisers] aan [gedaagde] voor zijn toestemming c.q. medewerking zou moeten/willen betalen en onder welke voorwaarden. Over geen van deze punten hebben partijen overeenstemming bereikt.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] veroordeelt om, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per keer, althans op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom, te gedogen dat [eisers] , de door hem ingeschakelde aannemer en de zijnen gebruik maken van het dak van zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] ten behoeve van de uitvoering van de benodigde werkzaamheden aan het dak van [eisers] en/of de dakovergang van het dak van [eisers] naar het dak van [gedaagde] ;
2. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris en de verschotten van de advocaat van [eisers] alsook de nakosten van € 124,00, te verhogen met € 85,00 ingeval betekening noodzakelijk is.
3.2.
[eisers] heeft aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De dakopbouw is grotendeels gerealiseerd; de zijkant ervan (overgang van huisnummer [huisnummer] naar [huisnummer] ) en het dak zijn nog niet (volledig) afgewerkt. Voor afronding van de werkzaamheden zijn nog enkele mandagen nodig. Daarvoor is het noodzakelijk om van het dak van [gedaagde] gebruik te maken. [gedaagde] is gehouden om dit gebruik toe te staan. Hij heeft geen gewichtige reden(en) om het gebruik te weigeren of tot een later tijdstip te doen uitstellen. [gedaagde] wil een voorschotbetaling voor het door hem gestelde rendementsverlies van zijn zonnepanelen (schade) afdwingen, hoewel hij deze schade niet heeft onderbouwd. Feitelijk is sprake van een ‘gijzeling’ door [gedaagde] . Als gevolg van de ontstane situatie is en wordt door [eisers] aanzienlijke schade geleden, zoals extra kosten door de ontstane vertraging en (mogelijk) waterschade, schimmelvorming en verlies van materiaal, omdat de dakopbouw nog niet volledig is afgewerkt. [gedaagde] heeft zich een aantal keren (be)dreigend opgesteld jegens [eisers] en zijn handelwijze rechtvaardigt dat een niet-gemaximeerde dwangsom wordt opgelegd. [eisers] heeft bij zijn vordering een spoedeisend belang en de afronding van de werkzaamheden is ook in het belang van [gedaagde] . De discussie over de verminderde opbrengst van de zonnepanelen staat los van de vraag of het dak gebruikt mag worden voor werkzaamheden en deze discussie kan ook na afronding van de werkzaamheden gevoerd worden, aldus [eisers]
3.3.
[gedaagde] voert verweer en heeft, samengevat, daartoe het volgende aangevoerd. [gedaagde] betwist dat de dakopbouw niet waterdicht is en dat sprake is van schade als gevolg van zijn weigering om zijn dak te mogen gebruiken om de werkzaamheden af te ronden. [eisers] heeft bij zijn vordering geen spoedeisend belang. [gedaagde] lijdt schade als gevolg van de dakopbouw van [eisers] , omdat zijn zonnepanelen onbruikbaar zijn geworden. Hoewel hij dezepost schade heeft berekend en onderbouwd, weigert [eisers] hem daarvoor in voldoende mate te compenseren. [gedaagde] heeft gegronde vrees dat zijn schade nimmer wordt vergoed, zodat hij een gewichtige reden heeft om het betreden van zijn dak te weigeren. Er is dan ook geen aanleiding om hem een dwangsom op te leggen en hem in de proceskosten te veroordelen, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [eisers] veroordeelt tot betaling van een voorschot op de door [gedaagde] geleden schade van € 10.000,00, binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis te voldoen aan [gedaagde] , althans een bedrag dat de voorzieningenrechter in deze juist acht, te vermeerderen met de wettelijke rente en incassokosten;
- [eisers] veroordeelt in de kosten van dit geding.
4.2.
[gedaagde] heeft aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Door [gedaagde] is en wordt schade geleden, omdat de zonnepanelen door de dakopbouw onbruikbaar zijn geworden. Hoewel hij deze schade heeft berekend en onderbouwd, en het alleszins redelijk en billijk is dat [eisers] hem daarvoor (nu alvast gedeeltelijk) compenseert, wordt dit door [eisers] telkens vooruitgeschoven. Dat geldt ook voor de toezegging van [eisers] om op zijn kosten de schoorsteenpijpen van [gedaagde] te verhogen. [gedaagde] heeft gegronde vrees dat hij nimmer compensatie zal ontvangen en dat evenmin verhoging van de schoorsteenpijpen zal plaatsvinden. Als hij daarover nu geen zekerheid krijgt, dan is hij daarvoor aangewezen op een kostbare en langdurige bodemprocedure, aldus [gedaagde] .
4.3.
[eisers] voert verweer en heeft, samengevat, daartoe het volgende aangevoerd. Weliswaar heeft [eisers] [gedaagde] een financiële tegemoetkoming aangeboden, maar daartoe was of is hij niet gehouden. Van onrechtmatig handelen aan de zijde van [eisers] is geen sprake. Het aanbod is gedaan ten behoeve van een goede verstandhouding met de buren en het vinden van een oplossing voor het geschil. [gedaagde] heeft het aanbod niet aanvaard. Daar komt bij dat [eisers] in toenemende mate schade lijdt. Het belang van [gedaagde] is niet spoedeisend; de discussie over de verminderde opbrengst van de zonnepanelen kan ook na afronding van de werkzaamheden gevoerd worden. Bovendien leent de vordering van [gedaagde] zich niet voor behandeling in kort geding, mede gelet op de ouderdom c.q. kwaliteit van de zonnepanelen, eventuele subsidiemogelijkheden voor [gedaagde] en alternatieve oplossingen, zoals het verplaatsen van de zonnepanelen, aldus [eisers]
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, gelet op het voorlopige karakter van de kortgedingprocedure, geen uitgebreid onderzoek naar de feiten past en er geen plaats is voor nadere bewijsvoering. Een vordering in kort geding is toewijsbaar als aannemelijk is dat die vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het treffen van de voorlopige voorziening(en) vanwege het spoedeisend karakter gerechtvaardigd is.
5.2.
Artikel 5:56 BW bepaalt dat wanneer het voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak noodzakelijk is van een andere onroerende zaak tijdelijk gebruik te maken, de eigenaar van deze zaak gehouden is dit na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling toe te staan, tenzij er voor deze eigenaar gewichtige redenen bestaan dit gebruik te weigeren of tot een later tijdstip te doen uitstellen.
5.3.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of [gedaagde] , zolang hij niet een compensatie voor de door hem gestelde schade ontvangt, gewichtige redenen heeft om het gebruik van zijn dak door [eisers] te weigeren of uit te stellen. Bij de beantwoording van deze vraag moeten de belangen van partijen worden afgewogen en moet worden beoordeeld of de gevorderde voorzieningen gerechtvaardigd zijn. Het belang van [eisers] is erin gelegen dat de werkzaamheden op korte termijn kunnen worden afgerond en dat (verdere) financiële schade zoveel mogelijk wordt voorkomen. Hiertegenover staat volgens [gedaagde] zijn belang dat hij met [eisers] heeft afgesproken dat hij voor (een deel van) het rendementsverlies van zijn zonnepanelen wordt gecompenseerd.
5.4.
[gedaagde] voert aan dat [eisers] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Volgens hem is geen sprake van schade aan de zijde van [eisers] De voorzieningenrechter gaat aan dit verweer voorbij. [eisers] heeft zijn stelling dat de dakopbouw nog altijd niet volledig is afgewerkt, waardoor er schade kan ontstaan aan de opbouw, en dat de werkzaamheden opnieuw moeten worden ingepland, als gevolg waarvan hij financiële schade lijdt, mede onderbouwd aan de hand van foto’s en een schriftelijke verklaring van de aannemer. Uit de door [eisers] (en [gedaagde] ) overgelegde foto’s en verklaring van de aannemer is af te leiden dat de dakopbouw “provisorisch” is afgewerkt. Ter zitting heeft de aannemer daarop een nadere mondelinge toelichting gegeven en er is geen aanleiding om aan de juistheid van die toelichting te twijfelen. Bovendien is het niet aan [gedaagde] om te bepalen of de dakopbouw inmiddels zodanig is afgewerkt dat [eisers] daarmee (voorlopig) genoegen moet nemen. Zelfs als wordt aangenomen dat de dakopbouw wel waterdicht is, dan geldt dat [gedaagde] de overige door [eisers] gestelde schadeposten als gevolg van het uitstellen van werkzaamheden niet of onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Hierbij komt dat het evident is dat de werkzaamheden hoe dan ook op enig moment moeten worden afgerond en dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat dit ook in zijn belang is. [eisers] heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de afronding van de werkzaamheden losstaat van de discussie van partijen over het rendement van de zonnepanelen van [gedaagde] . Datzelfde geldt overigens ook voor de door [gedaagde] gewenste verhoging van de schoorsteenpijpen. Dat [gedaagde] meent dat hij, zolang [eisers] hem geen compensatiebedrag betaalt, kan en mag weigeren om [eisers] toe te staan de werkzaamheden aan de dakopbouw vanaf het dak van zijn woning af te ronden, berust op een onjuiste lezing en uitleg van artikel 5:56 BW. De daarin vermelde schadeloosstelling ziet niet op een dergelijke compensatie, zo is namens [gedaagde] ter zitting ook erkend.
5.5.
De conclusie is dat [gedaagde] geen voldoende gewichtige reden heeft om de uitoefening van het ladderrecht door [eisers] te weigeren. [gedaagde] zal zijn medewerking daaraan moeten verlenen, althans deze uitoefening niet mogen (ver)hinderen. De vordering van [eisers] zal daarom worden toegewezen op de hierna te vermelden wijze. De omstandigheid dat [gedaagde] tot nu toe, en ook nog na ter zitting daarop te zijn aangesproken, weigerachtig blijft zijn medewerking daaraan te verlenen, vormt voldoende aanleiding om als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing een dwangsom op te leggen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd, zoals hierna in het dictum te vermelden.
5.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- betekening oproeping € 129,74
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.459,74
in reconventie
5.7.
[gedaagde] vordert een voorschot op schadevergoeding. Voor toewijzing van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar -kort gezegd- het restitutierisico.
5.8.
De voorzieningenrechter overweegt dat gesteld noch gebleken is dat de door [eisers] (met vergunning van de gemeente) op zijn woning geplaatste dakopbouw onrechtmatig is jegens [gedaagde] , zodat [eisers] op die grond zou zijn gehouden tot schadevergoeding. Partijen hebben onderling gesproken over betaling door [eisers] van een bedrag aan [gedaagde] als compensatie voor het verlies aan rendement van zijn zonnepanelen, maar die discussie speelt tussen partijen onderling en berust niet op een wettelijke grondslag die zonder meer leidt tot een schadeplichtigheid aan de zijde van [eisers] Dat [eisers] [gedaagde] heeft aangeboden een bedrag als compensatie te betalen, wordt door [eisers] op zichzelf ook niet betwist, maar partijen verschillen van mening over de hoogte van dat bedrag en de voorwaarden waaronder dat dient te gebeuren. Nu daarover tussen partijen geen consensus bestaat, staat de vordering van [gedaagde] dan ook niet vast. Daar komt nog bij dat [eisers] zich als gevolg van de door toedoen van [gedaagde] ontstane stagnering van de werkzaamheden aan de dakopbouw inmiddels geconfronteerd ziet met hogere (bouw)kosten, die hij mogelijk wil verhalen op [gedaagde] .
5.9.
De slotsom van het voorgaande is dat binnen het kader van dit kort geding niet vaststaat dat [gedaagde] aanspraak kan maken op compensatie, en zo ja, tot welk bedrag. Daarmee is niet voldaan aan de hiervoor in rechtsoverweging 5.7. genoemde eisen voor toewijzing van een geldvordering in kort geding, nog daargelaten dat [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daarbij een spoedeisend belang heeft. Zijn wens om een bodemprocedure te vermijden is daartoe onvoldoende. De vordering zal daarom worden afgewezen.
5.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 × tarief € 1.016,00) aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om, na behoorlijke kennisgeving, te gedogen dat [eisers] en de door hem ingeschakelde aannemer met de zijnen gebruik maken van het dak van zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] ten behoeve van de uitvoering van de benodigde werkzaamheden aan het dak van [eisers] en/of de dakovergang van het dak van [eisers] naar het dak van [gedaagde] ,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om, na betekening van dit vonnis, aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 6.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,00,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.459,74,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vordering af,
6.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 508,00,
6.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.