ECLI:NL:RBGEL:2022:278

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
05/127259-21; 05/211030-20; 05/234773-19; 21/004436-17.tul
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernieling, bezit van harddrugs en belediging, met gevangenisstraf en tbs-maatregel

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zich schuldig had gemaakt aan zeven strafbare feiten. De verdachte, geboren in 1996 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Arnhem, werd beschuldigd van onder andere bedreiging, vernieling, bezit van harddrugs en belediging van ambtenaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op verschillende data, waaronder 6 april 2019, 7 juni 2020 en 14 mei 2021, zich schuldig had gemaakt aan deze feiten. De verdachte beledigde ambtenaren, vernielde eigendommen van anderen en had in zijn bezit een hoeveelheid MDMA en heroïne. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van de aangevers en de bevindingen van de politie.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 277 dagen, met aftrek van het voorarrest, en stelde daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen, waaronder een lichte verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het recidivegevaar, en besloot dat de veiligheid van anderen de oplegging van tbs met voorwaarden vereiste. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die slachtoffer waren van zijn bedreigingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/127259-21, 05/211030-20 (gev. t.t.z.), 05/234773-19 (gev. t.t.z.), 21/004436-17 (tul)
Datum uitspraak : 25 januari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem in Arnhem.
Raadsvrouw: mr. P.P.E. Buchele, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/234773-19:
1
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Arnhem,
opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [naam 1] , hoofdagent van
politie Eenheid Oost-Nederland en/of [naam 2] , brigadier van politie Eenheid
Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun
bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar meermalen, althans eenmaal, de woorden toe te voegen: "Jullie zijn
allemaal kankerlijers"., althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking;
2
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Arnhem,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,30 gram MDMA, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van parketnummer 05/211030-20:
1
hij op of omstreeks 7 juni 2020 te Arnhem
opzettelijk en wederrechtelijk
Een of meer deur(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 7 juni 2020 te Arnhem
in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, aan de [adres 2] ,
bij een ander, te weten bij [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5]
en/of [naam 6] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in
gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
3
hij op of omstreeks 7 juni 2020 te Arnhem
opzettelijk een of meer ambtena(a)r, te weten [naam 7] , aspirant van de politie en/of [naam 8]
, hoofdagent van de politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: ''kankerpolitie'',
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij op of omstreeks 7 juni 2020 te Arnhem
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.75 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
ongeveer 2.15 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde heroïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van parketnummer 05/127259-21:
1
hij op of omstreeks 14 mei 2021 te Arnhem
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , beide buitengewoon opsporingsambtenaar, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- een (groot) mes te pakken en/of
- dat mes op voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te richten en/of met dat mes achter voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , die voor verdachte trachtte(n) te vluchten, aan te rennen/lopen en/of
- (daarbij) voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je kapot" en/of "Ik pak jullie nog wel" en/of "Ik snij jullie strot door" en/of "Ik steek jullie dood" en/of "Als het vandaag niet is dan is het de volgende keer",
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 14 mei 2021 te Arnhem
opzettelijk (een) ambtenaar/ambtenaren, te weten [naam 9] , aspirant bij politie Eenheid
Oost-Nederland en/of [naam 10] , hoofdagent bij politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of
ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "kanker racisten" en/of "kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

ten aanzien van parketnummer 05/234773-19 [1] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het dossier ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 9;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 19;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2022.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 9;
- het proces-verbaal NFiDENT, p. 10;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 7 augustus 2019, p. 12;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 19;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2022.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
ten aanzien van parketnummer 05/211030-20 [2] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 3 en 4 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk, nu verdachte met toestemming van [naam 11] in het pand aanwezig was en gelet daarop de wederrechtelijkheid ontbreekt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het aan hem onder feit 2 tenlastegelegde.
Feit 1
Op zondag 7 juni 2020 om 07.10 uur kwamen de verbalisanten [naam 7] en [naam 8] naar aanleiding van een melding ter plaatse op de [adres 2] in Arnhem. De melder, tevens bewoner van de [adres 2] , vertelde dat een persoon in het pand tegen meerdere kamerdeuren had gebonkt. Verbalisanten zagen dat er een gat in de kamerdeur van de melder zat. Er waren ook vier andere personen aanwezig, waarvan er drie woonachtig in het pand waren. De vierde persoon woonde niet in het pand en stond voor de deur. Die persoon zei dat hij die nacht bij een vriend in zijn kamer was geweest, hij zijn tas was vergeten en de tas nu kwam ophalen. De persoon zei dat hij gedronken had en niet meer wist in welke kamer hij was geweest. De persoon zei dat hij [verdachte] heette en geboren was in 1996. Verbalisant [naam 7] heeft middels controlevragen de identiteit van de persoon vastgesteld. In de politiesystemen zag verbalisant [naam 7] een foto die overeenkwam met de persoon die voor hem stond. [3]
[naam 5] heeft aangifte gedaan namens zijn huisgenoot [naam 6] wegens vernieling van haar deur. [naam 5] en [naam 6] wonen beiden in de studentenwoningen aan de [adres 2] in Arnhem. Rond 06.45 uur hoorde [naam 5] lawaai in de gang en hoorde 14 tot 15 knallen, alsof iemand met een vuist op de deuren sloeg. Ook hoorde hij ongeveer 10 knallen alsof iemand tegen de deuren schopte. Hij hoorde een mannenstem die zich verhief. Toen de politie er was, kwam [naam 5] uit zijn kamer. Hij zag een paar huisgenoten en een onbekende man. Aangever zag dat er meerdere deuren in de hal vernield waren, waaronder de deur van [naam 6] . Het slot was geforceerd, de slotplaats verbogen en de onderste schroef hing eruit. Er waren verder scheuren in de deurpost die bijna over het hele deurkozijn te zien waren. Het deurkozijn zat aan de bovenzijde helemaal los. [4] Ook de deur van [naam 5] was vernield. [5]
[naam 3] , woonachtig aan de [adres 2] te Arnhem, werd op 7 juni 2020 rond 07.00 uur wakker van een harde mannenstem. Er werd op zijn deur geslagen. De man zei een aantal keer dat hij een tas wilde hebben. Even later hoorde [naam 3] ineens een harde klap tegen zijn deur. Hij zag dat er een stuk aan de onderzijde van de deur naar binnen viel en hij zag iemand gebukt door het gat heen kijken. [6]
[naam 4] , woonachtig aan de [adres 2] , heeft verklaard dat hij rond 07.00 uur wakker werd. Hij hoorde een man schreeuwen en een hoop kabaal dat klonk alsof de man op de deuren aan het slaan en schoppen was. [naam 4] hoorde ook lawaai op zijn deur en zag zijn deur trillen. [naam 4] heeft schade aan zijn deur. Toen [naam 4] de deur opende, zag hij de man op andere deuren slaan en/of schoppen. [7]
Verdachte heeft erkend dat hij op 7 juni 2020 in het pand aan de [adres 2] in Arnhem is geweest. [8] Daar heeft hij naar eigen zeggen op deuren geklopt.
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tegen de deuren heeft geschopt en/of geslagen en dat er daardoor schade aan de deuren is ontstaan. Derhalve acht de rechtbank de onder 1 ten laste gelegde vernieling van de deuren wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 9;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 56.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 47;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 48;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 augustus 2020, p. 51c;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 augustus 2020, p. 51d;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2022.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
ten aanzien van parketnummer 05/127259-21 [9] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van de onder 1 ten laste gelegde bewoordingen waarmee de bedreiging gepaard zou zijn gegaan. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de bewoordingen van de beide aangevers niet overeenkomen en te ver uit elkaar lopen om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [benadeelde 1] was op 14 mei 2021 rond 01.30 uur aan het werk als BOA bij de Nederlandse Spoorwegen (hierna: NS) op station Arnhem en bezig met de sluitingsronde samen met zijn collega [benadeelde 2] . Zij zagen een man die op de roltrap naar beneden stond. De man wilde het station niet verlaten. De man rende op enig moment naar buiten en kwam vervolgens terug richting de stationshal. [benadeelde 1] versperde de toegang tot de stationshal. Hij zag dat de man met zijn rechterhand bezig was bij zijn broeksband. Zijn collega riep dat de man afstand moest houden en gaf de man een duw naar achter om afstand te creëren, als gevolg waarvan de man op de grond viel. In zijn val pakte de man met zijn rechterhand een slagersmes uit zijn broeksband. Het mes was ongeveer 30 centimeter lang. [benadeelde 1] en zijn collega renden daarop de stationshal in. Tijdens het rennen hoorde [benadeelde 1] de man roepen: “ik maak je kapot, ik pak jullie nog wel, ik snij jullie strot door”. [10]
Aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij de jongen een duw gaf omdat de jongen te dicht op hem afkwam. De jongen kwam ten val. [benadeelde 2] zag een vleesmes achter de broeksband van de jongen en zag dat de jongen het mes vastpakte. Hij hield het mes in zijn rechterhand. [benadeelde 2] schatte de afstand tussen de jongen en hemzelf ongeveer twee tot drie meter. De jongen stond gelijk op en schreeuwde. [benadeelde 2] zag dat hij dreigend met het mes hun kant op kwam en dat de punt van het mes gericht was in hun richting. De jongen riep dat hij hen dood zou steken en hen dood zou maken. [benadeelde 2] en [benadeelde 1] draaiden zich om en renden van de jongen weg. De jongen rende een stuk achter hen aan met het mes in zijn hand. Hij schreeuwde dat als hij het vandaag niet zou doen, dat het dan de volgende keer zou zijn. De man is hierna met de mes in zijn hand weggelopen in de richting van het centrum. [11]
Op vrijdag 14 mei 2021 rond 01.50 uur waren verbalisanten [naam 10] en [naam 9] onderweg naar het station in Arnhem. Daar zouden medewerkers van de NS bedreigd zijn door een man met een groot slagersmes. De man zou in de richting van de [naam keten] het centrum ingelopen zijn. Om 01.56 uur zagen verbalisanten op de [adres 3] ter hoogte van de winkel [winkel] een man lopen die voldeed aan het opgegeven signalement. Verbalisanten riepen naar de man dat hij moest blijven staan en onderwierpen hem aan een veiligheidsfouillering. Tijdens de fouillering trof verbalisant een groot vleesmes in de broeksband van verdachte. [12]
Verbalisant [naam 12] heeft de camerabeelden uitgekeken. De eerste camera had zicht op de toegangsdeuren van de stationshal van het centraal station te Arnhem. De datum in beeld is vrijdag 14 mei 2021. De beelden lopen van 01.36 uur en 01.43 uur. Op de beelden zag zij twee personen in uniform bij de toegangsdeur van de hal van het station. Te zien is dat er een man richting de toegangsdeur kwam lopen en dat de geüniformeerde personen de hal in gaan, maar zich dan omdraaien en terug richting de man lopen. Tijdens het gesprek tussen de geüniformeerde personen en de man is te zien dat de man aan zijn broek zat te voelen, waarop één van de geüniformeerden de man een duw gaf en de man ten val kwam. Te zien is dat de man direct weer opstond en iets in zijn handen had, waarmee hij achter de geüniformeerden aanrende de hal in. De tweede camera had zicht op de binnenzijde van de centrale hal en was gericht op de toegangsdeur. De datum in beeld is vrijdag 14 mei 2021. De beelden lopen van 01.40 uur tot 01.42 uur. Op de beelden was te zien dat de twee geüniformeerden ineens rennend naar binnen komen en dat dezelfde man achter ze aan rende met een voorwerp in zijn rechterhand. Het voorwerp leek van metaal te zijn gezien de glinstering in het licht. De vorm van het voorwerp had erg veel weg van een mes. [13]
Verdachte heeft bekend dat hij een mes had opgehaald en in de stationshal tegenover BOA’s stond. [14]
De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft bedreigd door een groot mes uit zijn broeksband te pakken, het mes op hen te richten en achter hen aan te rennen, terwijl die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] voor verdachte op de vlucht waren. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte daarbij bedreigingen heeft geuit. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] elkaar wat betreft de aard en inhoud in grote lijnen en daarmee voldoende ondersteunen en dat de door hen genoemde bewoordingen een vergelijkbare strekking/betekenis hebben, namelijk dat verdachte hen met een mes zou doden. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen, althans woorden van gelijke aard of strekking, heeft gebezigd.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 4-5;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 35.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/234773-19:
1
hij op
of omstreeks6 april 2019 te Arnhem,
opzettelijk
een of meerambtena
(a)r
(en
), te weten [naam 1] , hoofdagent van
politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[naam 2] , brigadier van politie Eenheid
Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun
bediening, in
zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hen meermalen
, althans eenmaal,de woorden toe te voegen: "Jullie zijn
allemaal kankerlijers".,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/ofstrekking;
2
hij op
of omstreeks6 april 2019 te Arnhem,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,30 gram MDMA,
in elk geval eenhoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens hetvijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van parketnummer 05/211030-20:
1
hij op
of omstreeks7 juni 2020 te Arnhem
opzettelijk en wederrechtelijk
Een of meerdeur
(en
),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander, te
weten aan [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] toebehoorden,
heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op
of omstreeks7 juni 2020 te Arnhem
opzettelijk
een of meerambtena
(a)ren, te weten [naam 7] , aspirant van de politie en
/of[naam 8]
, hoofdagent van de politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door
hem/haar/hen de woorden toe te voegen: ''kankerpolitie''
,althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij op
of omstreeks7 juni 2020 te Arnhem
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.75 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendeheroïne en
/of
ongeveer 2.15 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendeMDMA, zijnde heroïne en
/ofMDMA
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van parketnummer 05/127259-21:
1
hij op
of omstreeks14 mei 2021 te Arnhem
[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] , beide buitengewoon opsporingsambtenaar, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door:
- een
(groot
)mes te pakken en
/of- dat mes op voornoemde [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] te richten en
/ofmet dat mes achter voornoemde [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] , die voor verdachte trachtte
(n
)te vluchten, aan te rennen
/lopenen
/of-
(daarbij
)voornoemde [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je kapot" en/of "Ik pak jullie nog wel" en/of "Ik snij jullie strot door" en/of "Ik steek jullie dood" en/of "Als het vandaag niet is dan is het de volgende keer",
althans woorden
en/of feitelijkhedenvan gelijke bedreigende aard en/of strekking;
2
hij op
of omstreeks14 mei 2021 te Arnhem
opzettelijk
(een) ambtenaar/ambtenaren, te weten [naam 9] , aspirant bij politie Eenheid Oost-Nederland en/of [naam 10] , hoofdagent bij politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, in
zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/hen de woorden toe te voegen: "kanker racisten" en/of "kankerlijers",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/234773-19:
feit 1:
belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 05/211030-20:
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 3:
belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 05/127259-21:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:
belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 277 dagen met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd. Voor de voorwaarden dient te worden aangesloten bij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair een geheel voorwaardelijke straf bepleit met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de feiten niet van dien aard zijn dat daarvoor een tbs-maatregel moet volgen. Zij acht oplegging van een tbs-maatregel niet proportioneel. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat indien wordt overgegaan tot oplegging van een tbs met voorwaarden, verdachte zich bereid heeft verklaard zich aan alle voorwaarden te houden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zevental strafbare feiten.
Hij heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van meerdere deuren. Door aldus te handelen heeft verdachte schade veroorzaakt en gezorgd voor overlast bij de aangevers. Daarnaast heeft hij zich meermalen schuldig gemaakt aan belediging van agenten. Daarmee heeft verdachte de agenten, die op die momenten eenvoudigweg hun werk deden, in hun goede eer en naam aangetast. Ook heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het bezit van drugs, te weten MDMA en/of heroïne. Voor verdovende middelen in het algemeen – en voor harddrugs in het bijzonder – geldt dat zij verslavend (kunnen) zijn, met alle nadelige gevolgen van dien voor de gebruikers zelf en voor de samenleving. Daarnaast bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan deze nadelige gevolgen. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van BOA’s. Verdachte weigerde het station te verlaten en heeft de BOA’s – die op dat moment het station wilden afsluiten – met een mes bedreigd. Hij is achter hen aan gerend, terwijl de punt van het mes daarbij op hen gericht was. Verdachte uitte daarbij verbale doodsbedreigingen. Dit is een zeer ernstig feit en deze situatie heeft de BOA’s erg bang gemaakt, zoals ook blijkt uit de toelichtingen op de vorderingen tot schadevergoeding.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 juli 2021, waaruit blijkt dat hij vóór het bewezenverklaarde feit eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een soortgelijk feit, te weten poging tot doodslag. Deze veroordeling heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan een ernstig strafbaar feit, te weten bedreiging met een mes, waarbij met de dood is gedreigd, schuldig te maken.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte voorts kennisgenomen van de rapporten die zijn uitgebracht over de persoon van de verdachte:
 Het NIFP Pro Justitia rapport door [psycholoog] , psycholoog, d.d. 12 augustus 2021;
 Het NIFP Pro Justitia rapport door [psychiater] , psychiater, d.d. 18 augustus 2021;
 Het reclasseringsrapport d.d. 23 december 2021.
[psychiater] heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een lichte verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een psychotische stoornis in remissie en middelenproblematiek. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte heeft beperkingen op vele terreinen. Daarbij moet vooral worden gedacht aan plannen en organiseren, zaken tijdig kunnen stoppen of afbuigen, situaties kunnen inschatten en/of overzien. Hij heeft een vlakke leercurve en door zijn persoonlijkheidsstoornis reageert hij impulsief en met agressie op spanningen. Verdachte handelt vanuit een crimineel wereldbeeld en voelt zich snel tekortgedaan. Middelengebruik versterkt de impulsiviteit. [psychiater] heeft gelet daarop geadviseerd de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
[psycholoog] heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een licht verstandelijke beperking, psychotische kwetsbaarheid, middelenproblematiek en mogelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De stoornissen (in elk geval de verstandelijke beperking en de antisociale persoonlijkheidstrekken) beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De verstandelijke beperking uit zich bij verdachte in het feit dat het hem ontbreekt hem aan probleemoplossende vaardigheden, dat hij beïnvloedbaar is, dat hij situaties niet goed kan inschatten en dat hij de gevolgen van zijn eigen gedragingen niet goed kan overzien. Daarbij komt dat hij onvoldoende leert van eerdere ervaringen. Hierdoor maakt hij onverstandige keuzes en raakt hij keer op keer in de problemen.
Kenmerkend voor de antisociale persoonlijkheidstrekken is dat verdachte sneller geneigd is om criminele keuzes te maken vanuit een gebrekkige gewetensvorming en beperkte empathische vermogens. Hij voelt zich snel tekortgedaan en heeft een lage frustratietolerantie. Daarbij is sprake van een beperkte impulscontrole. Hij is geneigd om spanningen en gevoelens van onvrede uit te ageren middels verbale en fysieke agressie. Middelengebruik kan daarbij de toch al beperkte impulscontrole en het vermogen om de gevolgen van gedragingen te overzien en daarnaar te handelen verslechteren. [psycholoog] heeft geadviseerd de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande bevindingen en conclusies van de deskundigen [psychiater] en [psycholoog] en neemt deze over voor zover zij tot de conclusie komen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling en (een) ziekelijke stoornis(sen) van de geestvermogens. De rechtbank acht verdachte ter zake van het bewezen verklaarde verminderd toerekeningsvatbaar, nu de gebrekkige ontwikkeling en deze stoornis(sen) in forse mate op zijn gedrag hebben doorgewerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, het justitieel verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Tegelijkertijd heeft de rechtbank oog gehad voor de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte (mede) tot de delicten is gekomen door zijn stoornis(sen). Hoewel deze context de bewezenverklaarde feiten niet rechtvaardigt of anderszins tot strafuitsluiting leidt, zullen deze omstandigheden wel worden meegewogen bij het bepalen van de op te leggen sancties. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 277 dagen, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend. Een geheel voorwaardelijke straf zoals door de raadsvrouw is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten en is niet (meer) op zijn plaats gezien zijn verleden. Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte ter beschikking dient te worden gesteld, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Voor de bij verdachte bestaande ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en het oordeel van de rechtbank daaromtrent wordt verwezen naar de passages hierboven.
Ten aanzien van het bestaan van enig gevaar voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, geldt het volgende.
Met betrekking tot het recidivegevaar houdt de psychiatrische rapportage van deskundige [psychiater] het volgende in. Bij verdachte zijn veel risico-indicatoren aanwezig die wijzen op een verhoogd risico op toekomstig gewelddadig gedrag. Het risico op recidive van ernstige geweldsdelicten, met mogelijk ernstig lichamelijk letsel, wordt door [psychiater] als hoog ingeschat. De conclusie van deskundige [psycholoog] ten aanzien van het recidiverisico is gelijkluidend. De deskundigen [psycholoog] en [psychiater] adviseren oplegging van tbs met voorwaarden. Betrokkene heeft zich in het verleden nimmer begeleidbaar opgesteld, waardoor geen enkele behandeling van de grond kwam. Daarbij zei betrokkene dat hij wilde meewerken, maar zodra de grond hem te heet onder zijn voeten werd haakte hij af. Er kan dan ook worden gesproken van een terugkerend patroon. Daarbij kan hij ook agressief reageren, waarbij de GGZ dergelijke patiënten niet goed kan behandelen. Behandeling binnen een dergelijke (ambulante) setting is dan ook niet zinvol.
De rechtbank stelt vast dat het onder 1 van parketnummer 05/127259-21 bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De ernst van het bewezen verklaarde, de justitiële documentatie en het door de deskundigen hoog ingeschatte recidiverisico heeft de rechtbank daarbij in aanmerking genomen.
Het onder 1 van parketnummer 05/127259-21 bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook bij een eventuele omzetting naar een terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet in duur tot 4 jaar gemaximeerd.
In het reclasseringsadvies d.d. 23 december 2021, wordt geadviseerd terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. In het rapport zijn voorwaarden geformuleerd.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de door de reclassering geformuleerde voorwaarden.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag. De rechtbank neemt de voorwaarden over die de reclassering heeft geadviseerd.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Uit de rapporten van de psycholoog en psychiater alsmede uit het reclasseringsadvies volgt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Parketnummer 05/127259-21
[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met de bedreiging een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met de bedreiging een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard. Daartoe is aangevoerd dat de onderbouwing geen aanleiding geeft voor het oordeel dat sprake is van geestelijk letsel danwel een ernstige inbreuk op de integriteit.
Overweging van de rechtbank
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder andere indien sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is.
Uit de toelichting bij de vordering van [benadeelde 1] blijkt dat het bewezenverklaarde een grote impact op hem heeft gehad. Hij kampt nog altijd met de gevolgen daarvan, hij slaapt slecht en hij realiseert zich ten volle dat het ook heel anders had kunnen aflopen.
Uit de toelichting bij de vordering van [benadeelde 2] blijkt dat het bewezenverklaarde ook een grote impact op hem heeft gehad. Hij kampt nog altijd met de gevolgen daarvan, het incident blijft in zijn gedachten, ook ‘s nachts, wat ten kosten gaat van zijn nachtrust.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde partijen op grond van de beschikbare informatie niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, de aard en ernst van de normschending en de ernstige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,00 per benadeelde partij vaststellen.
Verdachte is vanaf 14 mei 2021 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (21/004436-17)

Het hof heeft verdachte op 20 december 2017 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank hem niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu deze reeds ten uitvoer is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot tenuitvoerlegging.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 37a, 38, 38a, , 57, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/211030-20 onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 277 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
1. verdachte zal meewerken aan reclasseringstoezicht Deze medewerking houdt onder andere in:
 verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
 verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
 verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
 verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
 verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
 verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
2. verdachte zal meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
3. verdachte zal niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaan, zonder toestemming van de reclassering;
4. verdachte zal zich laten opnemen in Trajectum of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
5. verdachte verblijft, na de klinische opname, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. verdachte zal geen drugs gebruiken en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.;
7. verdachte zal geen alcohol gebruiken en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 onder 05/127259-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] van de volgende bedragen aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente

1. [benadeelde 1] € 500,00 14 mei 2021

2. [benadeelde 2] € 500,00 14 mei 2021

 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [benadeelde 1] € 500,00 10 dagen

2. [benadeelde 2] € 500,00 10 dagen

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het hof van 20 december 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 16 maanden (21/004436-17);
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. M.R. Backer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2022.
Mr. H.C. Leemreize, mr. M.R. Backer en mr. L.L.M. van Schaik zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019149477, gesloten op 3 september 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020258604, gesloten op 4 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 8-9.
4.Het proces-verbaal van aangifte [naam 5] namens [naam 6] , p. 22-23.
5.Het proces-verbaal van aangifte [naam 5] , p. 28.
6.Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] , p. 32.
7.Het proces-verbaal van aangifte [naam 4] , p. 34.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 54-55.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] , van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021215680, gesloten op 15 mei 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Het proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 14-15.
11.Het proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] , p. 17-18.
12.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 4-5.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 23.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34.