ECLI:NL:RBGEL:2022:2744

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
05/096050-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens aanranding en poging aanranding met eendaadse samenloop

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding en poging tot aanranding. De feiten vonden plaats op 23 augustus 2020 in Apeldoorn, waar de verdachte, na samen met het slachtoffer alcohol te hebben gedronken, in bed bij het slachtoffer ging liggen. Het slachtoffer, dat zich niet lekker voelde en wilde slapen, werd door de verdachte gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld, mede ondersteund door chatberichten van de verdachte waarin hij zijn gedrag erkent. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding en poging daartoe, en dat er sprake was van eendaadse samenloop. De verdachte werd vrijgesproken van geweld of bedreiging, maar de rechtbank achtte de gedragingen van de verdachte voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling voor middelengebruik en emotieregulatie. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/096050-21
Datum uitspraak : 30 mei 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1979] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland,
[slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
door
- onverhoeds bij die [slachtoffer] in bed te gaan liggen en/of
- ( met een stijve penis) tegen (de rug/billen van) die [slachtoffer] aan te gaan
liggen/duwen en/of
- ( meermalen) de dekens van die [slachtoffer] af te trekken/los te trekken en/of
- ( onder de kleding) de billen van die [slachtoffer] te betasten en/of
meermalen voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid
te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen
- bij die [slachtoffer] in bed is gaan liggen en/of
- ( meermalen) de dekens van die [slachtoffer] af/los heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] over haar rug en/of buik en/of (hierbij) in de richting/omgeving van de borsten en/of vagina heeft gewreven/betast en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 246 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft gesteld dat de handelingen die in de tenlastelegging staan, niet hebben plaatsgevonden. Hij heeft [slachtoffer] in bed gelegd en is vervolgens gegaan. Hij heeft geen seksuele handelingen bij haar verricht.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster, [slachtoffer] , heeft verklaard dat zij in Apeldoorn woont en dat verdachte op 23 augustus 2020 in de avond bij haar was. Ze hebben shotjes gedronken. Aangeefster voelde zich niet lekker en moest overgeven. Verdachte heeft haar in bed gelegd en zei dat ze lekker moest gaan slapen. Hij zou op de bank gaan slapen. Aangeefster zei dat dat goed was. Vervolgens kwam verdachte terug en voor aangeefster het wist, lag hij naast haar. Aangeefster zei “Laat mij met rust” en voelde zijn harde piemel tegen zich aan. Aangeefster heeft geprobeerd hem een beetje weg te duwen en heeft de dekens om zich heen geslagen. Hij trok de dekens los en begon over haar rug te wrijven. Hij probeerde dit ook bij haar borsten, maar dat is niet gelukt. Toen verdachte probeerde om haar borsten te betasten, zei aangeefster iets van “Doe niet” of “Doe normaal”. Aangeefster heeft met haar handen naar achteren geslagen en de dekens zo strak mogelijk om haar lijf geslagen. Het lukte verdachte om ze los te krijgen en hij begon over haar rug en buik heen naar onderen, naar haar vagina, te strelen. Het is hem niet gelukt om bij haar vagina te komen, omdat haar benen strak op elkaar lagen. Ze voelde zijn hand net boven haar vagina. Verdachte ging in haar broek en streelde haar billen. Ze voelde zijn hand op haar billen, onder haar onderbroek. Hij drukte weer zijn harde piemel tegen haar aan. Ze voelde zijn piemel tegen haar billen. Aangeefster heeft gezegd: “Ga nou weg, ik wil nu gewoon slapen”. De volgende dag heeft aangeefster verdachte een appje gestuurd en hem gevraagd waarom hij seks probeerde te hebben met haar, terwijl ze hem al een aantal keer had afgewezen. Ze kreeg terug: “De alcohol, ik drink nier meer, voor mij geen alcohol meer”. [2]
Aangeefster heeft de chatberichten via Whatsapp tussen aangeefster en verdachte verstuurd naar de verbalisanten. Daaruit blijkt dat op 23 augustus 2020 aangeefster het volgende heeft gestuurd.
“Hi [verdachte] bedankt dat je voor me gezorgd heb afgelopen nacht... ik snap alleen 1 ding niet waarom probeerde je seks met mij te hebben? Waarom stopte je niet terwijl ik je afwees?”
Aangeefster heeft daarop op 23 augustus 2020 het volgende bericht ontvangen.
“Sorry voor mij geen drank meer.” [3]
Op 1 oktober 2020 heeft aangeefster het volgende bericht ontvangen:
“Lieve [slachtoffer] . Ik heb goed nagedacht over de avond dat ik probeerde seks met jou te hebben. Het is geen excuus te zeggen dat ik dronken was maar het heeft er wel voor gezorgd dat ik het liefste en mijn beste vriendin kwijt ben.” [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 augustus 2020 bij aangeefster was en dat hij haar op bed heeft gelegd. De berichten die aangeefster op 23 augustus 2020 en op 1 oktober 2021 heeft ontvangen, heeft hij naar aangeefster gestuurd. [5] Hij heeft geen seksuele handelingen bij haar verricht.
De verklaring van verdachte staat daarmee lijnrecht tegenover de verklaring van aangeefster.
Echter, de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het bericht dat verdachte op 1 oktober 2020 naar aangeefster heeft verstuurd. Daarin schrijft verdachte expliciet de avond dat hij probeerde seks met haar te hebben. Daar komt bij dat hij enkel heeft gereageerd met “Sorry voor mij geen drank meer” op het bericht van aangeefster waarin zij vraagt waarom hij probeerde seks met haar te hebben en niet stopte terwijl aangeefster hem afwees. Ook dit bericht bevestigt de verklaring van aangeefster dat verdachte de tenlastegelegde handelingen bij haar heeft verricht.
Nu de aangifte wordt bevestigd door de berichten ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de aangifte te twijfelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot deze feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van geweld, bedreiging van geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid. Verdachte wordt daar dan ook van vrijgesproken. Door onverhoeds bij aangeefster in bed te gaan liggen en de gepleegde handelingen te verrichten heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank door een andere feitelijkheid aangeefster gedwongen (feit 1) en geprobeerd te dwingen (feit 2) tot het dulden van de ontuchtige handelingen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te Apeldoorn,
althans in Nederland,
[slachtoffer] door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid,
heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een ofmeer ontuchtige handelingen,
door
- onverhoeds bij die [slachtoffer] in bed te gaan liggen en
/of
-
(met een stijve penis
)tegen (de
rug/billen van) die [slachtoffer] aan te gaan
liggen/duwen en
/of
-
(meermalen
)de dekens van die [slachtoffer]
af te trekken/los te trekken en
/of
-
(onder de kleding
)de billen van die [slachtoffer] te betasten en
/of
meermalen voorbij te gaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te Apeldoorn,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid
te dwingen tot het
plegen en/ofdulden van
een ofmeer ontuchtige handelingen
- bij die [slachtoffer] in bed is gaan liggen en
/of
-
(meermalen
)de dekens van die [slachtoffer]
af/los heeft getrokken en
/of
- die [slachtoffer] over haar rug en
/ofbuik en
/of(hierbij) in de richting/omgeving van de borsten en
/ofvagina heeft gewreven/betast en
/of
-
(meermalen
)voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
en
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting op het gebied van middelengebruik, seksualiteit en emotieregulatie en het meewerken aan een zinvolle dagbesteding.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de rechtbank verzocht om geen gevangenisstraf op te leggen, omdat hij bang is dat hij dan zijn huis kwijtraakt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en een poging daartoe. Hij heeft aangeefster in haar eigen woning tegen haar wil betast, terwijl zij net had overgegeven, zich niet lekker voelde en wilde slapen. Dit, terwijl verdachte een goede vriend van haar was en zij hem vertrouwde. Ontuchtige handelingen vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer. Daar komt bij dat de feiten hebben plaatsgevonden, terwijl het slachtoffer in haar eigen bed lag. Een plek waar iemand zich bij uitstek veilig hoort te voelen. De impact van het handelen van de verdachte blijkt uit de ter zitting door het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring.
Uit het rapport van de reclassering van 23 december 2021 komt onder meer naar voren dat
verdachte zijn leefgebieden niet op orde heeft en dat hij wekelijks speed gebruikt. Verdachte ontvangt in een vrijwillig kader begeleiding vanuit RIWIS. De begeleiding ziet veel
probleemgebieden en wil verdachte helpen. Verdachte komt echter de begeleidingsafspraken nauwelijks na. Hierdoor kan er niet gesproken worden van een constructieve samenwerking en komt gedragsverandering onvoldoende op gang. Het ontbreekt verdachte aan intrinsieke motivatie om tot gedragsverandering te komen en hij laat daarbij zorg-mijdend gedrag zien. Verdachte ontkent en is zorgmijdend. De reclassering verwacht dat hij afspraken onvoldoende na zal gaan komen. Het advies is daarom om geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven hulp nodig te hebben bij zijn middelengebruik en in verband met het misbruik dat hij in het verleden heeft meegemaakt. Hij is bereid zich te houden aan de voorwaarden die de officier van justitie heeft gekoppeld aan de eis.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Daarnaast is de rechtbank vanwege de probleemgebieden van oordeel dat het nodig is dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verschillende bijzondere voorwaarden worden verbonden. Het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf is fors om verdachte op die manier ervan te doordringen dat hij zich moet houden aan de op te leggen voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, passend en geboden is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de bewezenverklaarde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft
€ 1.327,00 aan materiële schade en € 1.250,00 immateriële schade gevorderd, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Daarnaast heeft de benadeelde partij € 71,06 aan proceskosten gevorderd.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde kosten voor de aanschaf van een nieuw matras, dekbed en hoezen en de telefoonkosten dienen te worden afgewezen. De officier van justitie heeft gesteld dat de overige vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente; zij heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Verdachte heeft zich niet uitgelaten over de vordering.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van €40,00 gevorderd in verband met de kleding die voor het onderzoek in beslag is genomen en die zij niet retour heeft gekregen en evenmin nog wenst te dragen. Deze kosten staan in rechtstreeks verband met de gepleegde feiten en komen de rechtbank niet onredelijk voor. Het gevorderde bedrag van €40,00 zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2020.
Het gevorderde bedrag aan eigen risico vanwege gemaakte zorgkosten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd, aangezien niet is onderbouwd dat het eigen risico is voldaan in verband met de zorgkosten die zijn gemaakt vanwege de gepleegde feiten. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft een bedrag van €517,00 gevorderd in verband met de aanschaf van een nieuw matras, dekbed en hoezen. De kosten staan in rechtstreeks verband met de gepleegde feiten en zijn voldoende onderbouwd. Aangezien er echter bij de vordering geen rekening is gehouden met afschrijving, is onvoldoende duidelijk wat nu de exacte schade is. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en acht een bedrag van €350,00 redelijk. De rechtbank wijst de vordering daarom voor een bedrag van €350,00 toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2020. Voor het overige deel wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
- verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
- de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
- de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
- de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het tenlastegelegde is de benadeelde “op andere wijze” in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van
€ 1.250,00 vaststellen. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met wat in Nederland in min of meer vergelijkbare gevallen door rechtbanken wordt opgelegd.
Verdachte is vanaf 23 augustus 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Proceskosten
De telefoonkosten (€25,00) en de reiskosten (€46,06) staan naar het oordeel van de rechtbank in rechtstreeks verband met de gepleegde feiten en komen de rechtbank niet onredelijk voor. Deze kosten zullen dan ook worden toegewezen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 63, 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich uiterlijk binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, [adres 2] in Apeldoorn, telefoonnummer [telefoonnummer] en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- mits en zolang de reclassering dat nodig acht, meewerkt aan behandeling gericht op middelengebruik door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • mits en zolang de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan controle van het gebruik van drugs door middel van urineonderzoek en/of ademonderzoek, zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • mits en zolang de reclassering dat nodig acht, meewerkt aan diagnostiek en (eventuele) daaruit voortkomende ambulante behandeling gericht op emotieregulatie en/of op het gebied van seksualiteit door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- stelt als overige voorwaarden dat verdachte:
- zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
;
  • de materiële schade ad
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 71,06;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 390,00aan materiële schade en
€ 1.250,00aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de materiële schade ad
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
26 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 mei 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, onderzoek Viooltje / ONRBC20681 opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2020400422, gesloten op 1 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 9-11 en 13.
3.Proces-verbaal van bevindingen met bijgevoegde bijlage, p. 6-7.
4.Proces-verbaal van bevindingen met bijgevoegde bijlage, p. 16 en 17.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2022.