4.7.Partijen hebben de volgende bestanddelen opgevoerd:
Activa:
- de inboedel,
- het saldo op de bankrekeningen,
- de letselschadevergoeding van de vrouw,
Passiva:
- de schuld aan de vader van de man, bestaande uit onder andere een huurachterstand, de te veel ontvangen zorgpremie over 2019 en 2020 en de kosten van de dierenarts,
- de studieschuld van de vrouw.
De rechtbank zal deze bestanddelen bespreken en, voor zover dit in geschil is tussen partijen, beslissen in hoeverre deze bestanddelen binnen de beperkte gemeenschap van goederen vallen en hoe de bestanddelen gewaardeerd en verdeeld moeten worden.
4.7.1.Partijen hebben ter zitting afgesproken dat de bankrekeningen worden toebedeeld aan degene op wiens naam de rekening staat, zonder verrekening van het saldo op die rekeningen per peildatum.
De inboedel, hond, kleding en sieraden
4.7.2.Partijen zijn het grotendeels eens geworden over de verdeling van de inboedel, de hond, kleding en sieraden. Zij spreken af dat de volgende inboedelgoederen aan de vrouw worden toebedeeld:
- de paspop,
- de naaimachine,
- de platenspeler,
- kleding van de vrouw,
- sieraden van de vrouw, waaronder de verlovingsring en trouwring voor zover aanwezig. Volgens de vrouw zit de trouwring in een make-up tas in de woning van de man,
- de fiets,
- het bestek,
- de pannenset,
- het tosti-ijzer.
De overige zaken worden toebedeeld aan de man, waaronder de camera, de televisie, het televisiemeubel, de droger en de tupperwareset met onderdelen.
4.7.3.Partijen spreken af dat de vrouw de camera meegeeft aan een vriendin ( [naam 1] of [naam 2] ), die de camera zal afgeven aan de man. De man geeft dan de trouwjurk en de make-uptas van de vrouw, waar vermoedelijk haar trouwring in zit, mee aan de vriendin.
4.7.4.Partijen zijn het er ook over eens dat de hond bij de man blijft.
De letselschadevergoeding van de vrouw
4.7.5.De vrouw heeft in 2018 een fietsongeluk gehad. Tussen partijen is niet in geschil dat er een bedrag van ongeveer € 1.700 is uitgekeerd, welk bedrag op de bankrekening van de man is gestort. Volgens de man is het bedrag vervolgens gebruikt om kosten van de huishouding mee te betalen.
4.7.6.De vrouw heeft volstaan met de stelling dat er een letselschadevergoeding is betaald. Zij heeft niet concreet gemaakt waarom en op welke wijze hiermee bij de verdeling rekening zou moeten worden gehouden. Wat hier ook van zij, de rechtbank constateert dat er onvoldoende informatie is om vast te kunnen stellen of de vrouw een vorderingsrecht op de gemeenschap toekomt op grond van een verknochte letselschade uitkering. Er zijn geen stukken overgelegd over de letselschadevergoeding. De rechtbank weet niet wanneer het bedrag is uitgekeerd en welk deel van de vergoeding ziet op vergoeding van gemaakte (zorg)kosten, welk deel smartengeld betreft en welk deel ziet op verlies aan verdiencapaciteit. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen of, en zo ja welk deel, van de vergoeding in de beperkte gemeenschap van partijen valt.
4.7.7.De rechtbank stelt voorop dat schulden niet voor verdeling in aanmerking komen, omdat een schuld geen goed is als bedoeld in artikel 3:182 BW. Het is niet mogelijk door verdelingshandelingen wijzigingen aan te brengen in de in artikel 1:102 BW neergelegde aansprakelijkheid van partijen jegens schuldeisers. In de onderlinge verhouding tussen partijen dient ieder voor de helft bij te dragen in een gemeenschapsschuld, tenzij anders wordt overeengekomen (artikel 1:100 BW). Indien één van partijen meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem aangaat, heeft hij voor het meerdere een regresrecht op de andere partij (artikel 6:10 BW).
De studieschuld van de vrouw
4.7.8.De vrouw verzoekt de rechtbank om vast te stellen dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor haar studieschuld, ontstaan op het moment dat zij is gestopt met haar studie in [maand] . Het gaat om een bedrag van € 15.471,94. De vrouw heeft verklaard dat zij tijdens haar studie maandelijks een beurs heeft ontvangen. Deze bedragen zouden na het behalen van haar diploma worden omgezet in een gift. Omdat de vrouw in [maand] voortijdig is gestopt met haar studie, is haar beurs niet omgezet in een gift, maar moeten de ontvangen bedragen terugbetaald worden. De vrouw zat op dat moment in het laatste jaar van haar studie.
De man stelt dat hij alleen voor de helft draagplichtig is voor het gedeelte van de schuld dat is opgebouwd binnen het huwelijk.
4.7.9.De rechtbank volgt het standpunt van de man en zal uitleggen waarom.
Anders dan de vrouw is de rechtbank van oordeel dat de schuld niet is ontstaan op het moment dat de vrouw is gestopt met haar studie. Op dat moment is enkel de terugbetalingsverplichting ontstaan, niet de schuld zelf. Die wordt immers maandelijks opgebouwd bij de periodieke uitkering. Er is sprake van een prestatiebeurs. Dat betekent dat het een lening betreft met de verplichting tot terugbetaling onder de opschortende voorwaarde dat het diploma wordt behaald. Indien aan de opschortende voorwaarde wordt voldaan, wordt de beurs omgezet in een gift en vervalt de terugbetalingsverplichting.
4.7.10.Binnen de beperkte gemeenschap van goederen blijft wat voor het huwelijk privé was ook na sluiting van het huwelijk privé. De studieschuld bestaat voor het grootste gedeelte (op drie maandbedragen na) uit bedragen die de vrouw voor het huwelijk in privé heeft ontvangen. Zij is dan ook als enige draagplichtig voor de terug te betalen bedragen die zien op de voorhuwelijkse periode. Voor de bedragen die zijn ontvangen binnen de huwelijkse periode, dus na [datum] zijn beide partijen voor de helft draagplichtig.
De schuld aan de vader van de man
4.7.11.De man verzoekt de rechtbank te bepalen dat partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld aan zijn vader ter hoogte van € 35.664,01. Deze schuld bestaat volgens de man grotendeels uit een opgebouwde huurachterstand. Partijen hebben nooit de huur van € 700 per maand aan zijn vader betaald. Voor het overige bestaat de schuld uit andere kosten van partijen die door de vader van de man zijn betaald, waaronder bedragen voor de bruiloft van partijen, een nota van de dierenarts en terug te betalen zorgpremies.
4.7.12.De vrouw betwist dat er sprake is van een schuld aan de vader van de man. De vrouw stelt dat uit de overgelegde stukken niet kan worden afgeleid dat er sprake is van een overeenkomst van geldlening. Ook blijkt niet dat de overgelegde bankoverschrijvingen zien op kosten van partijen zelf. De vrouw mist onderliggende facturen, nota’s of andere bewijsstukken. Daarnaast blijkt niet dat de bedragen, voor zover die al kosten van partijen zelf betreffen, een lening betreffen en geen gift zijn.
4.7.13.De rechtbank wijst het verzoek van de man af om te bepalen dat partijen ieder voor de helft de schuld aan zijn vader moeten dragen. De rechtbank acht het bestaan van de schuld onvoldoende onderbouwd, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw. Het is onduidelijk welke bedragen door de vader van de man precies zijn betaald en waar de betalingen op zien. De bij- en afschrijvingen zijn niet te koppelen aan onderliggende facturen of nota’s op naam van partijen. Deze onduidelijkheid bestaat ook voor wat betreft de huurschuld. Niet is gebleken dat er daadwerkelijk sprake is van een huurachterstand en dat de vader van de man partijen aanspreekt op betaling van achterstallige huurtermijnen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw had het op de weg van de man gelegen om inzichtelijk te maken welke betalingen (voorgeschoten) kosten van partijen betreffen en aan te tonen dat het gaat om een lening en niet om een gift van een ouder die bereid is financieel bij te springen.
4.7.14.Met in acht neming van het voorgaande zal de rechtbank beslissen. Nu partijen echtgenoten zijn, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.