ECLI:NL:RBGEL:2022:2690

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
27 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5228
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor evenementenlocatie en de bijbehorende voorschriften ter bescherming van het woon- en leefklimaat van omwonenden

In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een perceel in het buitengebied, een tijdelijke omgevingsvergunning aangevraagd voor het organiseren van evenementen op hun terrein. Het perceel is bestemd als 'Agrarisch met Waarden' en het gebruik voor horeca-evenementen is in strijd met het bestemmingsplan. Eerder zijn tijdelijke vergunningen verleend, maar de huidige aanvraag betreft een uitbreiding van het aantal evenementen. De gemeente heeft de vergunning verleend met specifieke voorschriften om het woon- en leefklimaat van omwonenden te beschermen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gemeente in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen, ondanks de bezwaren van eisers over de noodzaak en de beperkingen van de opgelegde voorschriften. De rechtbank oordeelt dat de voorschriften, waaronder het aantal evenementen en geluidsbeperkingen, zijn gerechtvaardigd om overlast voor omwonenden te minimaliseren. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond, maar erkent ook dat er procesbelang is, gezien de herhaalde besluitvorming omtrent de vergunningen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/5228
uitspraak van de enkelvoudige kamer van30 mei 2022
in de zaak tussen
[Eiseres A] , [Eiser B] en [Eiseres C], uit [plaats D] , eisers
(gemachtigde: mr. J.P. Hoegee)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. M. Verhulst).
Procesverloop
In het besluit van 25 november 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan eisers een tijdelijke omgevingsvergunning verleend.
Bij brief van 11 mei 2020 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld om tijdig op hun bezwaarschrift te beslissen.
Bij brief van 30 september 2020, ontvangen door de rechtbank op 2 oktober 2020, hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank omdat niet tijdig is beslist.
In het besluit van 29 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard en voorschriften 5.2 en 5.3 bij de omgevingsvergunning aangepast. Verweerder heeft aan eisers een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen van € 1.442 toegekend.
Eisers hebben te kennen gegeven dat het bestreden besluit niet aan hun beroep tegemoet komt, zodat zij het beroep op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wensen voort te zetten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2022 op zitting behandeld. Verschenen zijn [Eiser B] en [Eiseres C] , bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en ing. F. Bouwmans (geluiddeskundige).
Overwegingen
1. De relevante bepalingen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Eisers zijn eigenaar van het perceel [aan het adres E] te [plaats D] . Het perceel is in het bestemmingsplan “Buitengebied” bestemd als “Agrarisch met Waarden” met een bouwvlak.
Eisers gebruiken het perceel en de op het perceel aanwezige kas voor (horeca)evenementen, zoals huwelijksfeesten, zakelijke bijeenkomsten (workshops) en uitvaarten. Dit gebruik is in strijd met de agrarische bestemming en met het paraplubestemmingsplan “Parkeren”, zodat voor dit met het bestemmingsplan strijdige gebruik een omgevingsvergunning voor de activiteit “gebruik in strijd met het bestemmingsplan” is vereist. [1] Eerder zijn door verweerder op 25 juli 2017 en 10 december 2018 tijdelijke omgevingsvergunningen verleend voor dit gebruik.
3. Eisers hebben op 23 september 2019 wederom een aanvraag ingediend voor een tijdelijke omgevingsvergunning voor de periode tot en met 31 december 2021. In de bijlage bij de aanvraag hebben zij aangegeven per jaar 365 evenementen te willen organiseren, waarvan:
• Maximaal 12 evenementen met 100-150 personen tot 23:00 uur;
• Maximaal 40 evenementen met < 100 personen tot 23:00 uur;
• Maximaal 40 evenementen op zondagen;
• Maximaal 52 evenementen op zaterdagen;
• Alle zondagen een maximale eindtijd van 20.00 uur.
Bij de aanvraag is een geluidonderzoek van Econsultancy van 19 september 2019 en een geluidonderzoek van Econsultancy van 28 juni 2016 gevoegd. In dit geluidonderzoek is aangesloten bij de geluidnormen uit artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) voor wat betreft het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LArLt) van 50, 45 en 40 dB(A) voor de dag, avond en nachtperiode en de geluidnormen voor het maximale geluidsniveau (LAmax) van 70, 65 en 60 dB(A) voor de dag-, avond- en nachtperiode, met dien verstande dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ook de maximale geluidniveaus in de dagperiode als gevolg van laden en lossen, de indirecte hinder van verkeer van en naar de inrichting en stemgeluid in de beoordeling zijn betrokken.
Uit het geluidonderzoek volgt dat voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voldaan wordt aan de geluidnormen. Voor de maximale geluidsniveaus is echter sprake van overschrijdingen voor de dagperiode op [het adres F] (9 dB(A)), voor de avondperiode op [het adres G] (3, 4 en 14 dB(A)), en voor de nachtperiode op [het adres H] (8 dB(A)).
4. Verweerder heeft in het primaire besluit met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 11, van bijlage II bij het Bor een tijdelijke omgevingsvergunning verleend om af te wijken van het bestemmingsplan tot en met 31 december 2021. In de motivering bij het besluit heeft verweerder verwezen naar het proces dat vooraf is gegaan aan het indienen van de aanvraag.
Daaruit blijkt dat verweerder de activiteiten in de huidige vorm vanwege milieutechnische redenen niet in overeenstemming acht met een goede ruimtelijke ordening. Daarom heeft verweerder de aangevraagde activiteiten niet permanent willen vergunnen. Omdat eisers hebben aangegeven een andere inrichting van het perceel te willen onderzoeken, en het tijdelijk stoppen voor eisers tot grote bedrijfseconomische gevolgen zou leiden, heeft verweerder medewerking verleend aan een tijdelijke vergunning tot 31 december 2021. De tijdelijke omgevingsvergunning is bedoeld om eisers enige tijd te geven om een permanente oplossing te kunnen realiseren voor hun bedrijf. Om in de tussentijd zoveel mogelijk een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de buren te realiseren zijn op grond van artikel 2.22 van de Wabo voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.
Over het aantal evenementen heeft verweerder aangegeven dat het aantal van 365 evenementen per jaar ontoelaatbaar, niet wenselijk en niet passend voor de omgeving en de omwonenden wordt geacht. Op 19 september 2019 hebben eisers een actuele gebruiksmelding ingediend waarin wordt aangegeven dat zij maximaal 94 evenementen per jaar organiseren, waarvan 4 evenementen met maximaal 150 personen, 50 evenementen met maximaal 75 personen en 40 evenementen met maximaal 40 personen. Voor de in de omgevingsvergunning maximaal toegestane aantallen evenementen is aangesloten bij deze aantallen. Om de overlast voor de buren ook in de weekenden te beperken is gekozen om een lager aantal evenementen op zaterdagen en zondagen toe te staan dan eisers hebben aangevraagd.
Over uitvaarten heeft verweerder aangegeven dat uit gesprekken met de buren naar voren kwam dat zij hier grote moeite mee hebben. Vooral het aanhoren van ceremonies en toespraken over een overleden persoon vonden zij erg hinderlijk en zorgt ervoor dat buren zich ongemakkelijk voelen om hun activiteiten uit te voeren op het eigen woonperceel. Door de ceremonies en toespraken bij uitvaarten uitsluitend binnen te houden met de dakvensters en deuren gesloten, hebben buren minder overlast van deze emotionele druk en zullen geluiden van de buren ook minder te horen zijn tijdens de uitvaartceremonies, waardoor buren zich minder beperkt hoeven te voelen om hun eigen activiteiten uit te oefenen, aldus verweerder.
5. In het bestreden besluit heeft verweerder naar aanleiding van het bezwaar van eisers voorschriften 5.2 en 5.3 aangepast. De aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften (voor zover in deze zaak van belang) luiden als volgt:
“5. Activiteiten
5.1.
Het aantal evenementen bedraagt per jaar niet meer dan 94, waarvan:
• maximaal 4 evenementen met 76-150 personen*;
• maximaal 50 evenementen met 41-75 personen;
• maximaal 52 evenementen met een eindtijd later dan 21.00 uur, waarbij 23.00 uur de maximale eindtijd is;
• maximaal 26 evenementen op zondagen, allen met een maximale eindtijd van 20.00 uur;
• maximaal 40 evenementen op zaterdagen.
* Op basis van de laatste gebruiksmelding (zie document D190645657) is, zolang het vluchten uit de tuinbouwkas alleen via één enkele vluchtweg met een breedte van 1,20 meter kan plaatsvinden, het aantal personen voor deze evenementen op maximaal 100 gesteld.
5.2.
Op een dag mag maximaal 1 evenement, dus één huwelijk, verjaardag, uitvaart, workshop, zakelijke meeting, o.i.d., worden gehouden. In afwijking hiervan mag op een dag naast een evenement ook een workshop of een vergadering plaatsvinden.
5.3.
Gedurende de duur van deze tijdelijke omgevingsvergunning mag geen gebruik worden gemaakt van een barbecue. In afwijking hiervan mag wel gebruik worden gemaakt van een barbecue op de locatie zoals vermeld in voorschrift 5.13, achter de kast, achterin de boomgaard op tenminste 120 meter van de naastgelegen woningen.
5.4.
Ceremonies en/of toespraken ten behoeve van uitvaarten mogen uitsluitend binnen in de kas plaatsvinden, met de dakvensters en deuren gesloten.
(…)
5.7.
De muziekinstallatie moet voorzien zijn van een geluidbegrenzer die zodanig is ingeregeld dat geluidoverlast wordt voorkomen (NB.: Personen in de kas maken onderdeel uit van de inrichting, hoe meer bezoekers hoe hoger de geluidsbelasting. Het verdient dus aanbeveling om het inregelen van de geluidbegrenzer per evenement uit te voeren).”

Het beroep tegen de omgevingsvergunning

6. Uit artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo volgt dat de gevraagde omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verder geldt dat het college beleidsruimte heeft bij de beslissing of het gebruik maakt van zijn bevoegdheid om voor afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Dat betekent dat het college, als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De bestuursrechter toetst of het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Verweerder heeft in gevallen waarin voor het vergunde gebruik wordt afgeweken van het bestemmingsplan, de bevoegdheid om voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden die zien op het beoogde gebruik en die een goed woon- en leefklimaat van de omwonenden waarborgen. [2]
Procesbelang
7. Ten tijde van de zitting was de termijn waarvoor de omgevingsvergunning is verleend verstreken. De rechtbank acht toch procesbelang aanwezig omdat op 17 december 2021 aan eisers opnieuw een tijdelijke omgevingsvergunning is verleend waaraan dezelfde voorschriften zijn verbonden. Gelet op deze terugkerende besluitvorming is het belang van eisers bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de bestreden omgevingsvergunning gegeven.
De rechtbank zal daarom overgaan tot inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden.
Voorschriften
8. Eisers betogen dat de noodzaak van de voorschriften niet objectief is onderbouwd en niet deugdelijk is gemotiveerd. Hieraan liggen volgens eisers geen onderzoeken ten grondslag en deze zijn enkel gebaseerd op klachten van omwonenden. Volgens eisers kan verweerder met controlemetingen eenvoudig vaststellen of eisers in overtreding zijn. Een scenario waarin muziek harder staat dan toegestaan, of waarneembaar is met een toeslag of overschrijdingen zijn niet aan de orde.
Met betrekking tot voorschriften 5.1 en 5.2 geven eisers aan dat geen onderbouwing van de noodzaak is gegeven van de beperking van het aantal evenementen.
Met betrekking tot voorschrift 5.3 geven eisers aan dat dit onwerkbaar is omdat op het terrein geen plaats is te vinden waar voldaan kan worden aan de afstandseis van 120 meter tot de woningen, zodat het de facto niet is toegestaan te barbecueën. Het is volgens eisers ook onduidelijk waar de afstand van 120 meter op is gebaseerd.
Met betrekking tot voorschrift 5.7 geven eisers aan dat het gaat om een continuering van een bestaande activiteit, waarbij in het verleden een dergelijk middelvoorschrift niet noodzakelijk werd geacht. Het is volgens eisers onduidelijk waarom nu een begrenzer noodzakelijk is. Deze investering is volgens eiser niet kostenefficiënt en zij beschikken al over een geluidmeter waarmee het geluidsniveau wordt gecontroleerd zodat een geluidbegrenzer geen meerwaarde heeft.
Op de zitting hebben eisers aangegeven het ook niet eens te zijn met voorschrift 5.4 dat ziet op de uitvaarten.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder vanwege het feit dat de activiteiten van eisers in de huidige vorm niet in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening, en daarom ook alleen een vergunning voor een tijdelijke (overgangs)fase kan worden verleend, in redelijkheid aansluiting heeft kunnen zoeken bij het aantal van 94 evenementen dat in eerdere jaren is georganiseerd.
De rechtbank acht ook afdoende onderbouwd dat het gebruik van een barbecue kan leiden tot geur- en geluidshinder, zeker bij grote evenementen. Door omwonenden zijn ook klachten ingediend. Daarom heeft verweerder uit het oogpunt van de bescherming van het woon- en leefklimaat van de omwonenden voorschriften over dit gebruik op kunnen nemen. Anders dan eisers hebben betoogd, maakt het voorschrift barbecueën niet onmogelijk nu – naar ter zitting is gebleken – het mogelijk blijft om achterin de tuin te barbecueën. Ook voor wat betreft de uitvaarten in de buitenlucht heeft verweerder in het bestreden besluit afdoende gemotiveerd waarom hij uit het oogpunt van de bescherming van het woon- en leefklimaat van de omwonenden dit voorschrift heeft opgenomen.
Verweerder heeft op de zitting met betrekking tot de geluidbegrenzer aangegeven dat op grond van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai een toeslag dient te worden toegepast van 10 dB(A) als muziekgeluid hoorbaar is bij omliggende woningen. Volgens de geluiddeskundige is in de kas ongeveer 65 dB(A) mogelijk. Als de geluidproductie van de muziekinstallatie in de kas hoger is en het vrij rustig is in de omgeving, is het muziekgeluid hoorbaar bij de omliggende woningen en dient de straffactor te worden toegepast. Als deze straffactor moet worden toegepast, dan leidt dit tot overschrijdingen van de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 10 dB(A). Bij het instellen van de geluidbegrenzer op 65 dB(A) wordt voorkomen dat de geluidnorm wordt overschreden. De geluiddeskundige heeft ook aangegeven dat een geluidsmeter, die eisers gebruiken, geen onderscheid maakt in stemgeluid en muziekgeluid, zodat ook daarom een geluidbegrenzer nodig is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder afdoende gemotiveerd waarom in dit geval is gekozen voor een geluidbegrenzer en heeft verweerder gelet op de belangen van de omwonenden in redelijkheid ervoor kunnen kiezen een geluidbegrenzer verplicht te stellen. Dat de omgevingsvergunning een continuering vormt van een bestaande activiteit maakt niet dat verweerder ter bescherming van het woon- en leefklimaat van omwonenden dit voorschrift niet aan de vergunning kan verbinden. Feit is immers dat voor dat bestaande gebruik alleen maar tijdelijke vergunningen zijn verleend, zodat in zoverre geen sprake is van verworven rechten. De kosten voor aanschaf (ongeveer 1000 euro) zijn naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet onevenredig hoog en, zoals verweerder op de zitting heeft aangegeven, is het gelet op de klachten die door omwonenden zijn ingediend ook in het belang van eisers dat geen onduidelijkheid bestaat over de overschrijding van de geluidnormen door muziekgeluid.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep tegen de omgevingsvergunning is ongegrond.

Het beroep wegens niet tijdig beslissen

10. Verweerder heeft bij het bestreden besluit een inhoudelijke beslissing genomen en eisers ter zake van verbeurde dwangsommen een bedrag van € 1.442 toegekend.
Eisers hebben op de zitting verklaard in te stemmen met de toekenning van dit bedrag.
Niet gebleken is dat eisers nog procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Dit beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskosten en griffierecht
11. Omdat verweerder pas een besluit op eisers bezwaar tegen het primaire besluit heeft genomen nadat eisers beroep hebben ingesteld bij de rechtbank, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht vergoedt.
Om dezelfde reden ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers hebben moeten maken in verband met het opstellen van het beroepschrift dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 795 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 795 en wegingsfactor 0,5). Voor een proceskostenveroordeling in het beroep tegen de omgevingsvergunning bestaat geen aanleiding omdat dit beroep ongegrond is.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354 aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 795.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mengerink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022.
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid
“Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…);
(…).”
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a
“Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (…):
1°. (…);
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen; of
3°. (…).”
Artikel 2.22, tweede lid
“Aan een omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20. (…)”
Besluit omgevingsrecht
Artikel 4 van bijlage II
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan (…) wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…);
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.”

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4436.