Verder heeft verweerder in het besluit van 2 december 2021 onvoldoende gemotiveerd dat de bevers door de werkzaamheden niet zullen worden verstoord. Er is onder verwijzing naar de beslissing op bezwaar van 8 juni 2021 enkel gesteld dat de bever niet verstoringsgevoelig is. Dit zou ook blijken uit de huidige situatie waarin het watersportprogramma volop in gebruik is. Verder zullen de werkzaamheden maar korte tijd in beslag nemen en niet tot zodanig geluid of trilling leiden dat de bever daardoor zou worden verstoord. Ook is er geen sprake (geweest) van het slaan van damwanden of andere verstorende werkzaamheden die zware trillingen veroorzaken. In die eerdere beslissing op bezwaar van 8 juni 2021 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit meerdere onderzoeken blijkt dat de bever niet verstoringsgevoelig is. Door verweerder is niet verwezen naar specifieke onderzoeken en relevante passages. Verweerder heeft in de beslissing op bezwaar het advies van de onafhankelijke commissie Rechtsbescherming van 22 februari 2021 overgenomen. In dit advies wordt wel verwezen naar pagina 9 van het kennisdocument van BIJ12.Daar staat het volgende opgenomen:
‘’Bevers kunnen snel wennen aan menselijke activiteiten: ook in de buurt van bebouwing (figuur 6) en in woonwijken kunnen bevers aanwezig zijn en van bijvoorbeeld de recreatieve activiteiten in de Biesbosch en Millingerwaard trekken ze zich weinig aan. Plotselinge verstoringen, bijvoorbeeld nabij burchten en door honden, kunnen wel leiden tot het verlaten van de burcht en het op zoek gaan naar een andere locatie voor een burcht.’’
De voorzieningenrechter heeft ook kennis genomen van de volgende passage op pagina 25:
‘’Er kan sprake zijn van verstoring van een voortplantingsplaats of van een rustplaats als deze plaatsen fysiek, al dan niet voorlopig, wel in stand blijven, maar de activiteiten wel tot gevolg hebben dat de betreffende functie niet of minder goed vervuld kan worden. Dit kan ondermeer gebeuren door aanwezigheid van mensen of honden, gebruik van materieel of wellicht door effecten van geluid of licht. Of er een verstoring optreedt, is afhankelijk van de intensiteit, duur en frequentie van de herhaling van de verstoring.’’
Uit de genoemde passages volgt dat bevers kunnen wennen aan menselijke activiteiten maar ook dat de bever gevoelig is voor activiteiten nabij de burcht. Om die reden kan uit het feit dat de bever zich nu niet zou storen aan de activiteiten op het water en elders in de haven, niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat hij zich ook niets zal aantrekken van bouw- en andere activiteiten op of bij zijn burcht. Verweerder stelt verder dat, na administratieve en fysieke controles te hebben uitgevoerd, gebleken is dat in het verleden geen sprake was van verstoringen. Uit de rapportage die is opgemaakt naar aanleiding van een controle op 1 december 2021 door W.H.A. Willems, medewerker van de Provincie Gelderland, blijkt niet hoe door verweerder is geconstateerd dat de bevers geen verstoord gedrag vertonen. Er is enkel opgesomd welke werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Zoals onder 6.1.2. uiteen is gezet, is in geschil of de bevers destijds verstoord gedrag hebben vertoond. Verweerder heeft daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd dat geen sprake is van een overtreding van artikel 3.5, tweede lid, van de Wnb. Ook kan verweerder niet volstaan met het standpunt dat de werkzaamheden niet verstorend zijn, omdat deze maar korte tijd in beslag nemen en niet tot zodanig geluid of trilling leiden dat de bever daardoor zou worden verstoord. Op welke kennis dat is gebaseerd is niet toegelicht. Door verweerder en vergunninghouder is wel uiteengezet dat de meest verstorende werkzaamheden al hebben plaatsgevonden, dit bestond uit het graven van geulen, leggen van leidingen en het platwalsen van de grond. Hier staat echter tegenover dat de nog uit te voeren werkzaamheden dichtbij de locatie van de burcht zullen gebeuren.