ECLI:NL:RBGEL:2022:269

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
21-5518
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening ter bescherming van bevers tegen voorgenomen werkzaamheden in natuurgebied

In deze zaak hebben verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. drs. J. Rutteman, een voorlopige voorziening aangevraagd tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland om niet handhavend op te treden tegen voorgenomen werkzaamheden in een natuurgebied. De werkzaamheden zouden een dreigende verstoring van een aanwezige beverburcht met zich meebrengen, wat in strijd is met artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke gevolgen van de werkzaamheden voor de bevers en de beverburcht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft en heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat de werkzaamheden worden gestaakt tot twee weken nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/5518

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoekers] ., te [woonplaats] , verzoekers(gemachtigde: mr. drs. J. Rutteman),

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij] ,te [woonplaats] , (vergunninghouder, gemachtigde: mr. M.H. Blokvoort).

Procesverloop

Verzoekers hebben op 27 september 2021 verweerder verzocht (preventief) handhavend op te treden.
Bij besluit van 2 december 2021 heeft verweerder besloten niet handhavend op te treden en het verzoek tot handhaving afgewezen.
Verzoekers hebben tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 4 december 2021 heeft de voorzieningenrechter een ordemaatregel getroffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 december op een regiezitting behandeld. De inhoudelijke behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 januari 2022. Namens verzoekers zijn verschenen [verzoekers] en [verzoekers] . Als deskundige is verschenen E. van Maanen. Verzoekers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mr. N. Boeve en P. Tillie. Tevens is verschenen P.C. Meeuwissen, ecoloog bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland. De vergunninghouder is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en A.E. Sprakel. Ook zijn verschenen J.A.M. de Nijs en B. Kok, deskundigen.

Overwegingen

Inleiding
1. In het kader van ontwikkelingen in en rondom het gebied [locatie] wil vergunninghouder een informatiecentrum plaatsen op een landtong bij het watersportcentrum in [woonplaats] . Het informatiecentrum is het voormalig museumcafé dat gevestigd was aan de [locatie] . Een deel van de voorbereidende graafwerkzaamheden heeft plaatsgevonden van 29 november 2021 tot en met maandag 6 december 2021.
1.1.
Verzoekers hebben eerder, op 2 juni 2020, op grond van artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming (Wnb) al verzocht (preventief) handhavend op te treden tegen de (voorgenomen) werkzaamheden in en rondom het gebied [locatie] in verband met een dreigende verstoring van een aanwezige [locatie] bij het watersportcentrum. Dat verzoek is afgewezen bij besluit van 11 augustus 2020. Verzoekers hebben tegen dat besluit bezwaar gemaakt en dat bezwaar is bij besluit van 8 juni 2021 ongegrond verklaard. In dat besluit heeft verweerder overwogen dat uit het rapport van EcoNatura dat verzoekers hadden overgelegd niet met zekerheid volgde dat er een beverburcht op [locatie] gevestigd was. Uit onderzoek van Sweco, dat namens de vergunninghouder was verricht, bleek dat op die plaats géén sprake was van een burcht maar slechts van een leger. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat er een beverburcht aanwezig is bij [locatie]. Bovendien heeft verweerder gesteld dat indien er wél een beverburcht aanwezig zou zijn in de nabijheid van de beoogde locatie voor het informatiecentrum geen sprake was van een overtreding als bedoeld in artikel 3.5 van de Wnb nu de bever niet verstoringsgevoelig is, hetgeen ook zou blijken uit de bestaande situatie waarin een watersportcentrum volop in gebruik is. Tegen dit besluit zijn verzoekers in beroep gegaan bij deze rechtbank. Dat beroep (ARN 21/3510) is nog niet behandeld.
1.2.
Op 27 september 2021 hebben verzoekers op grond van artikel 3.5 van de Wnb verweerder wederom verzocht (preventief) handhavend op te treden tegen de (voorgenomen) werkzaamheden in en rondom het gebied [locatie] in verband met een dreigende verstoring van een aanwezige [locatie] bij het watersportcentrum. Ook is verzocht om handhavend op te treden ten aanzien van eventuele andere werkzaamheden en activiteiten in en rond het gebied [locatie] en is verzocht de burcht als vaste rust- en verblijfplaats als ook het essentieel foerageergebied behorend bij de burcht op passende wijze te beschermen. Verzoekers hebben een herhaald verzoek om (preventief) handhavend op te treden ingediend omdat door een deskundige is vastgesteld dat, anders dan nog tijdens het nemen van het besluit op bezwaar op het eerdere handhavingsverzoek werd aangenomen, inmiddels wel degelijk een beverburcht is aangetroffen in de directe omgeving van de locatie waar de werkzaamheden gaan plaatsvinden. [1]
2. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek tot handhaving administratieve en fysieke controles uitgevoerd en op basis hiervan geconstateerd dat geen sprake is van een overtreding van artikel 3.5. van de Wnb. In het door verzoekers aangeleverde ecologische onderzoek van EcoNatura van 15 juli 2021 wordt weliswaar geconcludeerd dat er sprake is van één of meerdere beverburchten. De aanwezigheid van een beverburcht betekent volgens verweerder echter niet direct dat er sprake is van een verstoring zoals bedoeld in artikel 3.5 Wnb. In de beslissing op bezwaar van 8 juni 2021 is nader gemotiveerd waarom er, ook in het geval dat er wel een bucht aanwezig zou zijn, geen sprake is van het vernielen, beschadigen of verstoren van een beverburcht door de te verrichten werkzaamheden. Immers, de bever is niet verstoringsgevoelig. Hetgeen ook uit de huidige situatie waarin het watersportprogramma volop in gebruik is, duidelijk wordt. De werkzaamheden zijn daarbij ook niet verstoringsgevoelig, omdat deze maar korte tijd in beslag nemen en niet tot zodanig geluid of trilling leiden dat de bever daardoor zou worden verstoord. Ook is er geen sprake (geweest) van het slaan van damwanden of andere verstoringsgevoelige werkzaamheden die zware trillingen veroorzaken. Omdat van een overtreding niet is gebleken gaat verweerder niet handhavend optreden en wordt het verzoek tot handhaving afgewezen.
3. In deze zaak beoordeelt de voorzieningenrechter of een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Hij moet daarbij een afweging maken tussen aan de ene kant het belang van verzoeker dat een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant het belang van verweerder. Dit staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
Bij de afweging van de belangen houdt de voorzieningenrechter onder andere rekening met de vraag of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft en of het besluit rechtmatig is genomen. Als de kans van slagen klein is, is er voor de voorzieningenrechter weinig reden om in te grijpen en een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter beoordeelt daarom of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Daarbij geeft hij een zogenoemd voorlopig rechtmatigheidsoordeel.
Wettelijk kader
4. In de Wnb zijn bepalingen opgenomen die strekken tot bescherming van diersoorten. De bever is een soort als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van de Wnb. Op grond van artikel 3.5, tweede en vierde lid, van de Wnb is het verboden om de bever opzettelijk te doden of te verstoren, en is het verboden om voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk te beschadigen of te vernielen.
Gronden
5. Verzoekers voeren aan dat er een kans bestaat dat de voortplantings- en rustplaats van de bevers, de burcht, onder [locatie] bij het watersportcentrum door de bouwactiviteiten wordt beschadigd of vernield. Bovenop hun burcht wordt immers eerst beton gestort waarna er een gebouw op wordt geplaatst. Dit kan tot instorting van de burcht leiden. Ook zijn de bevers verstoord tijdens de werkzaamheden in oktober en in de week van 29 november 2021 door de graafwerkzaamheden die toen hebben plaatsgevonden. Verstoord gedrag van de bevers is in die periodes waargenomen. De werkzaamheden die nog uitgevoerd moeten worden zullen ook tot verstoring van de bevers leiden. Ten slotte zullen de activiteiten die horen bij het gebruik van [locatie] als informatiecentrum een verstorend effect hebben op de bevers.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat, in tegenstelling tot de eerdere handhavingsprocedure, niet in geschil is dat er een voortplantings- of rustplaats aanwezig is in [locatie] bij het watersportcentrum.
6.1.
Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat de volgende punten door partijen wel in geschil zijn.
6.1.1.
Verzoekers voeren aan dat het aannemelijk is dat er een beverburcht aanwezig is onder [locatie] die bestaat uit verschillende ondergrondse gangen en ‘kamers’ waarin de bevers in sociaal verband verblijven en die tevens als kraamburcht dient. Dit lijkt te volgen uit de aanwezigheid van meerdere holen die als ingang dienen. Er zijn sowieso twee ingangen en er is het vermoeden dat er inmiddels ook een derde ingang aanwezig is. Een uitgebreide beverburcht heeft meerdere ingangen nodig in verband met de luchttoevoer.
Vergunninghouder betwist dat sprake is van een uitgebreide burcht die zich uitstrekt tot onder de locatie van het informatiecentrum. Zij heeft een radaronderzoek laten uitvoeren en uit dat onderzoek volgt dat onder de locatie waar het informatiecentrum geplaatst zal worden zich geen holen of gangen bevinden. De ondergrond waar het radaronderzoek heeft plaatsgevonden bestaat uit een metersdikke puinlaag. Dit maakt de ondergrond ongeschikt voor het graven van holen door de bever. Daartegen is door verzoekers op hun beurt aangevoerd dat de metingen veelal hebben plaatsgevonden op dat deel van de locatie dat het verst gelegen is van de ingangen van de holen van de bevers. Dichterbij hebben bijna geen radarmetingen plaatsgevonden. Vergunninghouder heeft aangegeven dat dit niet is gelukt in verband met het talud wat zich daar bevindt en de dichte begroeiing van braamstruiken. Diegene die het radaronderzoek uitvoert kon vanwege deze omstandigheden niet daar de metingen uitvoeren.
6.1.2.
Ook is in geschil of de bevers tijdens de eerdere werkzaamheden zijn verstoord en of zij zullen worden verstoord tijdens de werkzaamheden die nog uitgevoerd zullen gaan worden en de activiteiten die nadien zullen gaan plaatsvinden. Verzoekers voeren aan dat verstoord gedrag door de bevers is waargenomen. De bevers hebben tijdens de eerdere werkzaamheden rondjes voor de burcht gezwommen om deze te beschermen.
Verweerder en vergunninghouder hebben zich op het standpunt gesteld dat de bevers niet verstoringsgevoelig zijn en dat de werkzaamheden van dien aard waren en zullen zijn dat de bever daardoor niet wordt verstoord. Ook is er geen sprake (geweest) van het slaan van damwanden of andere verstoringsgevoelige werkzaamheden die zware trillingen veroorzaken. Verweerder heeft administratieve en fysieke controles uitgevoerd en op basis hiervan geconstateerd dat geen sprake is van verstoring. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de bever niet verstoringsgevoelig is en dat dit volgt uit het feit dat het watersportprogramma volop in gebruik is en ook niet heeft geleid tot verstoring of vertrek van de bevers. Tijdens de zitting is door vergunninghouder aangegeven dat de activiteiten met betrekking tot het watersportprogramma bestaan uit het onderhoud dat plaatsvindt aan de boten die daar aanwezig zijn. Dit gebeurt vooral in de winter.
Door verzoekers wordt betwist dat op [locatie] zelf veel onderhoud aan boten plaatsvindt. Dat gebeurt elders op het terrein en in de werkloodsen. Op [locatie] vinden slechts sporadisch onderhoudswerkzaamheden plaats aan de boten, waarbij bijna geen hinder qua geluid optreedt.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat op de zitting is toegelicht dat de bevers nog steeds aanwezig zijn, zodat het niet aannemelijk is dat de burcht al is ingestort. Het handhavingsverzoek strekt er ook toe te voorkomen dat de burcht instort of dat de bevers door de werkzaamheden zodanig zullen worden verstoord dat zij hun burcht zullen verlaten. Ook de vrees met betrekking tot de activiteiten na plaatsing van het informatiecentrum zien op de toekomst. Dit betekent dat het hier gaat om een verzoek om preventieve handhaving van een overtreding die er nog niet is, maar waarvoor wel wordt gevreesd. Op grond van de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag een bestuursorgaan alleen preventief handhaven als er een overtreding klaarblijkelijk zal plaatsvinden, dat wil zeggen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Het is aan verzoekers om aannemelijk te maken dat die situatie zich voordoet.
Verzoekers hebben in dit geval aangetoond dat onder of zeer dichtbij de locatie waar het informatiecentrum geplaatst zal worden, een beverburcht aanwezig is. Ook in het geval van een verzoek om preventief handhaven ligt het onder die omstandigheden op de weg van verweerder om deugdelijk onderzoek te doen. Dat houdt in dat verweerder moet onderzoeken of het plaatsen van het informatiecentrum gevolgen kan hebben voor de bevers en kan leiden tot een overtreding van artikel 3.5. van de Wet natuurbescherming. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit nog onvoldoende onderzocht en heeft hij ondeugdelijk gemotiveerd dat geen sprake is of zal zijn van een overtreding. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
7.1.
In het besluit van 2 december 2021 is verweerder onvoldoende ingegaan op het eventuele risico dat de werkzaamheden en het plaatsen van het informatiecentrum met zich meebrengen voor het vernielen of beschadigen van de beverburcht. Er is enkel gesteld dat geen sprake is van het vernielen van de aanwezige burcht en dat de werkzaamheden niet verstoringsgevoelig zijn omdat deze maar korte tijd in beslag nemen en niet tot zodanig geluid of trilling leiden dat de bever daardoor zou worden verstoord. Een verdere onderbouwing of risico inschatting is niet gegeven. Verzoekers hebben met het EcoNatura rapport van 15 juli 2021 bewijs geleverd over de aanwezigheid van de beverburcht en de locatie van de ingangen van de beverburcht. Ook is door verzoekers aangevoerd dat een rustplaats in de burcht zich boven het hoogste waterpeil bevindt en gelet daarop de bovenkant van de burcht dichtbij de grondoppervlakte moet zitten vanwege de hoogte van [locatie] boven het waterpeil. Er is inmiddels in opdracht van vergunninghouder radaronderzoek verricht maar het is niet duidelijk waar de burcht zich precies bevindt omdat ter hoogte van de ingangen van de burcht de radarmetingen niet hebben plaatsgevonden. Het is nu dus niet duidelijk waar de burcht zich precies bevindt. Op de zitting is verder door vergunninghouder uiteengezet dat er op [locatie] een bekisting zal worden getimmerd, een laag beton wordt gestort en vervolgens het informatiecentrum daarop zal worden geplaatst. Deze werkzaamheden zullen vermoedelijk twee dagen in beslag nemen. De voorzieningenrechter overweegt dat de eerdere werkzaamheden zonder klaarblijkelijke problemen hebben plaatsgevonden, maar ook dat de werkzaamheden nog niet eerder zo dichtbij de burcht hebben plaatsgevonden. Verweerder moet dus nog zelfstandig een nader standpunt innemen over de vraag of de werkzaamheden die nog uitgevoerd moeten worden zullen leiden tot het beschadigen of vernielen van de burcht, dan wel hier nog nader onderzoek naar laten doen.
7.2.
Verder heeft verweerder in het besluit van 2 december 2021 onvoldoende gemotiveerd dat de bevers door de werkzaamheden niet zullen worden verstoord. Er is onder verwijzing naar de beslissing op bezwaar van 8 juni 2021 enkel gesteld dat de bever niet verstoringsgevoelig is. Dit zou ook blijken uit de huidige situatie waarin het watersportprogramma volop in gebruik is. Verder zullen de werkzaamheden maar korte tijd in beslag nemen en niet tot zodanig geluid of trilling leiden dat de bever daardoor zou worden verstoord. Ook is er geen sprake (geweest) van het slaan van damwanden of andere verstorende werkzaamheden die zware trillingen veroorzaken. In die eerdere beslissing op bezwaar van 8 juni 2021 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit meerdere onderzoeken blijkt dat de bever niet verstoringsgevoelig is. Door verweerder is niet verwezen naar specifieke onderzoeken en relevante passages. Verweerder heeft in de beslissing op bezwaar het advies van de onafhankelijke commissie Rechtsbescherming van 22 februari 2021 overgenomen. In dit advies wordt wel verwezen naar pagina 9 van het kennisdocument van BIJ12. [2] Daar staat het volgende opgenomen:
‘’Bevers kunnen snel wennen aan menselijke activiteiten: ook in de buurt van bebouwing (figuur 6) en in woonwijken kunnen bevers aanwezig zijn en van bijvoorbeeld de recreatieve activiteiten in de Biesbosch en Millingerwaard trekken ze zich weinig aan. Plotselinge verstoringen, bijvoorbeeld nabij burchten en door honden, kunnen wel leiden tot het verlaten van de burcht en het op zoek gaan naar een andere locatie voor een burcht.’’
De voorzieningenrechter heeft ook kennis genomen van de volgende passage op pagina 25:
‘’Er kan sprake zijn van verstoring van een voortplantingsplaats of van een rustplaats als deze plaatsen fysiek, al dan niet voorlopig, wel in stand blijven, maar de activiteiten wel tot gevolg hebben dat de betreffende functie niet of minder goed vervuld kan worden. Dit kan ondermeer gebeuren door aanwezigheid van mensen of honden, gebruik van materieel of wellicht door effecten van geluid of licht. Of er een verstoring optreedt, is afhankelijk van de intensiteit, duur en frequentie van de herhaling van de verstoring.’’
Uit de genoemde passages volgt dat bevers kunnen wennen aan menselijke activiteiten maar ook dat de bever gevoelig is voor activiteiten nabij de burcht. Om die reden kan uit het feit dat de bever zich nu niet zou storen aan de activiteiten op het water en elders in de haven, niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat hij zich ook niets zal aantrekken van bouw- en andere activiteiten op of bij zijn burcht. Verweerder stelt verder dat, na administratieve en fysieke controles te hebben uitgevoerd, gebleken is dat in het verleden geen sprake was van verstoringen. Uit de rapportage die is opgemaakt naar aanleiding van een controle op 1 december 2021 door W.H.A. Willems, medewerker van de Provincie Gelderland, blijkt niet hoe door verweerder is geconstateerd dat de bevers geen verstoord gedrag vertonen. Er is enkel opgesomd welke werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Zoals onder 6.1.2. uiteen is gezet, is in geschil of de bevers destijds verstoord gedrag hebben vertoond. Verweerder heeft daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd dat geen sprake is van een overtreding van artikel 3.5, tweede lid, van de Wnb. Ook kan verweerder niet volstaan met het standpunt dat de werkzaamheden niet verstorend zijn, omdat deze maar korte tijd in beslag nemen en niet tot zodanig geluid of trilling leiden dat de bever daardoor zou worden verstoord. Op welke kennis dat is gebaseerd is niet toegelicht. Door verweerder en vergunninghouder is wel uiteengezet dat de meest verstorende werkzaamheden al hebben plaatsgevonden, dit bestond uit het graven van geulen, leggen van leidingen en het platwalsen van de grond. Hier staat echter tegenover dat de nog uit te voeren werkzaamheden dichtbij de locatie van de burcht zullen gebeuren.
7.3.
Ook heeft verweerder ten onrechte geen standpunt ingenomen over of de activiteiten die gaan plaatsvinden nadat het informatiecentrum is geplaatst op [locatie] een verstorend effect zullen hebben op de bevers. Dit betreft weliswaar toekomstige activiteiten maar deze kunnen wel op korte termijn, na het plaatsen van het informatiecentrum, plaatsvinden. Het is daarom van belang dat verweerder nu al nadenkt over de effecten van het toekomstig gebruik. Daarbij is namens verzoekers op de zitting terecht betoogd dat het in een geval als dit niet mogelijk is te wachten of een overtreding zich voor zal doen. Als de bevers verdwijnen als gevolg van deze ontwikkeling is de overtreding een feit en kan die ook niet meer hersteld worden. Vergunninghouder en verzoekers verschillen van mening over de gevolgen van het gebruik van het informatiecentrum. Door vergunninghouder is uiteengezet dat het informatiecentrum een paar keer per week gebruikt zal gaan worden als vergaderruimte voor bijvoorbeeld de architecten. Ook zal er wellicht sporadisch een dag worden georganiseerd waarbij potentiële kopers binnen kunnen komen lopen voor informatie over de ontwikkelingen binnen het gebied [locatie] .
Verzoekers wijzen er echter op dat het bestemmingsplan ook horeca op deze locatie toestaat zodat zonder eventuele afspraken niet kan worden voorkomen dat er veel drukte zal ontstaan op [locatie]. Daarbij is op de zitting gebleken dat de ingang van het informatiecentrum aan de noordzijde komt, dicht bij het talud. Dit komen en gaan dicht bij de waterrand kan ook verstorend werken op de bevers. Daar komt bij dat uit recent onderzoek zou zijn gebleken dat zich in die noordrand van [locatie] inmiddels mogelijk een derde ingang bevindt.
Onder deze omstandigheden kon verweerder niet volstaan met de enkele stelling dat de bever niet verstoringsgevoelig is. Weliswaar is op dit moment al sprake van activiteiten op [locatie] maar zoals onder 6.1.2. en 7.2 uiteen is gezet is in geschil wat de intensiteit is van het watersportprogramma. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat met het plaatsen en het in gebruik nemen van het informatiecentrum, ook al zou dat in eerste instantie beperkt zijn tot vergaderingen, sprake is van een nieuwe aanvullende activiteit ter plaatste die komt bij de al aanwezige activiteiten. Op de zitting is door verweerder aanvullend verklaard dat er een voorbeeld bekend is van een bever in de fundering van een bewoond huis en van een burcht waarbij dagelijks takken worden weggehaald wegens wateroverlast, maar de bevers toch niet vertrekken. Dit acht de voorzieningenrechter op dit moment onvoldoende onderbouwd. Het is onvoldoende duidelijk in hoeverre die situaties vergelijkbaar zijn met de situatie op [locatie] terwijl onbetwist is gesteld dat bevers in ieder geval een voorkeur hebben voor rustige plekken. Op dit moment vinden er al activiteiten plaats, waarvan de intensiteit niet bekend is, maar met de aanvullende activiteiten kan een grens worden overschreden waardoor de bevers alsnog zullen vertrekken. Dat betekent dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat in bezwaar tot de conclusie wordt gekomen dat nader onderzoek dan wel ontheffing noodzakelijk is.
Conclusie en gevolgen
8. Zoals hiervoor is overwogen dient verweerder zich nog nader te buigen over zowel het risico op instorten van de burcht bij het plaatsen van het informatiecentrum als over risico op verstoren en vertrekken van de bever als gevolg van die werkzaamheden en het verdere gebruik van het informatiecentrum. Dit betekent dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Vergunninghouder heeft aangegeven dat de werkzaamheden meerdere keren zijn uitgesteld en dat de conditie van het informatiecentrum achteruit gaat nu het niet in gebruik wordt genomen. Het behoud en gebruik van dat [locatie] was juist een wens van de gemeente [woonplaats] . Wel is aangegeven dat er geen sprake is van hele hoge nood. Daar tegenover staat het belang van de bevers als beschermde diersoort. Niet in geschil is dat als de bever zou vertrekken vanwege eerder genoemde werkzaamheden en activiteiten dit een onomkeerbare overtreding oplevert van artikel 3.5. van de Wnb.
Nu er nog op het bezwaar beslist moet worden en dat bezwaar een redelijke kans van slagen heeft, ziet de voorzieningenrechter in deze verschillende belangen aanleiding om de voorlopige voorziening te treffen dat de werkzaamheden ten behoeve van het plaatsen van het informatiecentrum worden gestaakt tot twee weken nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
9. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 2 punten voor het verschijnen op de zittingen). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.277,00. Ook moet verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 360,- aan hen vergoeden.
10. Ook hebben verzoekers verzocht om vergoeding van de kosten voor een deskundige. Er is enkel een offerte overgelegd. Ook is er geen specificatie gegeven van de uren die deze deskundige heeft gemaakt. Op basis hiervan kan de voorzieningenrechter verweerder niet veroordelen in deze kosten. Een eventuele factuur en specifieke urenspecificatie is dan ook iets wat verweerder in zijn beoordeling in bezwaar kan meenemen. In de offerte is ook opgenomen dat er reiskosten zijn gemaakt. De voorzieningenrechter neemt deze proceskosten wel mee. De voorzieningenrechter heeft deze berekend op € 22,46 voor eenmaal de heen en terugreis met het openbaar vervoer vanaf het adres wat op de offerte staat naar de rechtbank in Arnhem.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 2 december 2021;
- bepaalt dat geen werkzaamheden ten behoeve van het plaatsen van het informatiecentrum zullen plaatsvinden tot twee weken nadat op het bezwaar is beslist;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 2.299,46.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.EcoNatura (2021) ‘’Rapportage Ecologisch onderzoek bescherming bevers en andere natuurwaarden in plangebied [locatie] bij [woonplaats] ’’
2.BIJ12, Kennisdocument Bever, Castor fiber, versie 1.0 juli 2017.