ECLI:NL:RBGEL:2022:2648

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 171
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige WIA-beoordeling en gebrek aan hoorzitting

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalige koerier, en het UWV over de mate van arbeidsongeschiktheid. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, waarbij het UWV zijn arbeidsongeschiktheid op 54,94% had vastgesteld. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 64,77%. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat hij niet door de verzekeringsartsen was gezien. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser voor 64,77% arbeidsongeschikt was. De rechtbank benadrukte dat het UWV mag besluiten over arbeidsongeschiktheid op basis van rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing geleverd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het UWV de WIA-uitkering van eiser terecht had vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Wel werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan eiser, omdat er een gebrek was in de hoorzitting tijdens de bezwaarfase, dat echter was hersteld in de beroepsfase.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/171

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: P.J. Langius).

Procesverloop

Met het besluit van 30 september 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 54,94%.
Bij besluit van 11 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is vervolgens bepaald op 64,77%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online-zitting van 9 mei 2022. Eiser was aanwezig. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiser werkte als koerier. Op 26 december 2017 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiser zich op 28 september 2018 bij het UWV ziekgemeld, waarna eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser telefonisch gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 25 september 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 45,06% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 54,94%. Daarom krijgt eiser per 25 september 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen grotendeels juist vastgesteld. Zij heeft een extra beperking opgenomen vanwege de astma van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt eiser voor alle geselecteerde functies ongeschikt en heeft alternatieve functies geselecteerd. Eiser kan met het de middelste van deze functies nog 35,23% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is hierna vastgesteld op 64,77%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat hij niet door de verzekeringsartsen van het UWV gezien is. Toch heeft het UWV zijn beperkingen beoordeeld. Volgens eiser heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Er is namelijk te weinig of geen rekening is gehouden met zijn ernstige dyslexie, hernia, astma, het feit dat hij niet met computers kan werken en dat hij minder of geen tijd heeft om te werken als hij ook zijn behandeling gaat starten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 64,77% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 25 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 25 september 2020 voor 64,77% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser telefonisch gesproken. De verzekeringsarts beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 2 december 2020 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij alleen ten aanzien van de astma extra beperkingen heeft aangenomen en verder geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken in de aanvullende rapportage van 17 mei 2021.
12. Partijen zijn het eens dat eiser ten onrechte in de bezwaarfase niet in de gelegenheid is gesteld zijn gronden toe te lichten op een hoorzitting. De rechtbank is van oordeel dat er daarmee sprake is van een gebrek in het bestreden besluit, omdat dit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Dat gebrek is echter geheeld, omdat eiser tijdens de beroepsfase op 11 mei 2021 alsnog gehoord is door het UWV. Hierbij was ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig. Ook heeft eiser tijdens de online zitting van 9 mei 2022 zijn standpunten kunnen toelichten. Eiser is door het gebrek dan ook niet benadeeld. Daarom kan dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd. In het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank wel aanleiding het UWV te veroordelen in het vergoeden van het betaalde griffierecht aan eiser.
Medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de eiser beperkt wordt door onder meer psychische klachten (PTSS). In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren en voor fysieke omgevingseisen. Tevens is er een urenbeperking aangenomen om een behandeling voor de klachten te kunnen volgen. Deze beperkingen zijn overgenomen uit eerdere beoordelingen tijdens de ZW-uitkering.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 december 2020 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser grotendeels in stand kan blijven. Alleen ten aanzien voor het werken met belasting door stof, rook, dampen en gassen is een extra beperking aangenomen. Voor de rugklachten hoeft geen beperking opgenomen te worden, omdat eiser heeft aangegeven dat hij hiervan in zijn werk geen klachten had. Met de doofheid en dyslexie is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep al rekening gehouden in de FML. In het rapport van 17 mei 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd waarom er geen aanleiding is om af te wijken van het rapport van 2 december 2020. Er zijn al uitgebreide beperkingen opgenomen voor sociaal en persoonlijk functioneren. Tevens is er een urenbeperking aangenomen voor het volgen van een behandeling voor de PTSS-klachten. Op de zitting is op dit punt besproken dat er bij de beoordeling van de WIA-aanvraag geen rekening gehouden wordt met de zorg voor kinderen.
15. Eiser meent dat het UWV ten onrechte te weinig beperkingen heeft aangenomen voor zijn ernstige vorm van dyslexie, zijn rugproblemen en astma. Eiser heeft dit niet onderbouwd met medische informatie.
16. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt zonder medische onderbouwing niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens de rechtbank voldoende onderbouwd dat er in de FML al genoeg rekening is gehouden met de beperkingen van eiser. Zo is er in de FML rekening gehouden met het feit dat eiser nauwelijks kan lezen. Voor de rugproblemen zijn geen beperkingen opgenomen, omdat niet blijkt dat eiser hierdoor daadwerkelijk beperkt wordt. Hij wordt hiervoor bovendien niet behandeld en gebruikt geen medicatie. De gegeven urenbeperking is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende om een intensief behandeltraject voor zijn PTSS-klachten te starten.
17. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
18. Eiser vindt dat het UWV er ten onrechte van uitgaat dat hij met computers kan werken. De rechtbank volgt eiser hierin niet. In het rapport van de arbeidsdeskundige van 9 september 2020 staat bij werkgerelateerde vaardigheden dat zijn computervaardigheden slecht zijn. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uitgelegd dat er geen functies zijn geselecteerd waarbij computervaardigheden vereist zijn.
19. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd verder geen reden om zijn geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 25 september 2020 met deze functies 35,23% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als koerier, zodat eiser voor de overige 64,77 % arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

21. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 25 september 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 64,77%.
22. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt.
23. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb vormt aanleiding om het UWV te veroordelen het griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 23 mei 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op:
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.