6.2.Zoals hiervoor overwogen dient verweerder een concrete aanvraag die is ingediend voordat een uitwerkingsplan tot stand is gekomen, te toetsen aan dezelfde criteria die hij in acht had moeten nemen bij het opstellen van een uitwerkingsplan. In artikel 10, tweede lid, sub 2, onder b, van de planregels staat dat op de gronden aangewezen voor “woondoeleinden (nader uit te werken) II” het aantal woningen maximaal 123 mag bedragen. Dit diende verweerder dus in acht te nemen bij het uitwerken van het bestemmingsplan, zodat verweerder dit ook in acht dient te nemen bij het toetsen van deze aanvraag.
Is de aanvraag in strijd met artikel 10, tweede lid, van de planvoorschriften?
7. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat binnen het uitwerkingsgebied maximaal 123 woningen mogen worden gebouwd en dat dit maximum is bereikt. Daarom is de aanvraag ook op dit punt in strijd met de planvoorschriften.
Het betoog van eiseres dat het maximum aantal woningen van 123 slechts geldt voor het uitwerkingsgebied waarop het bestemmingsplan "Kom Opheusden" nog van toepassing is of waarvoor op grond van dat plan een uitwerkingsplan van kracht is volgt de rechtbank niet. Aansluiting moet worden gezocht bij de letterlijke tekst van artikel 10 van de planvoorschriften, op grond waarvan op de gronden aangewezen voor "woondoeleinden (nader uit te werken) II" het aantal woningen maximaal 123 mag bedragen. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat planregels omwille van de rechtszekerheid letterlijk moeten worden uitgelegd. De enige uitleg die aan artikel 10, eerste lid en tweede lid, van de planvoorschriften kan worden gegeven, is dat binnen het gehele uit te werken gebied maximaal 123 woningen worden toegestaan. Een overschrijding van dit aantal kan niet worden gefaciliteerd met de onderhavige uitwerkingsbevoegdheid. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de woningen die onder een ander planologisch regime mogelijk zijn gemaakt binnen het bestemmingsvlak ook meetellen omdat er anders meer woningen in het bestemmingsvlak gerealiseerd kunnen worden dan bedoeld is. De beroepsgrond slaagt niet.
Welke voorbereidingsprocedure is van toepassing?
8. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de aangevraagde omgevingsvergunning niet past binnen het bestemmingsplan. Als verweerder de omgevingsvergunning wel wil verlenen dan moet dat met toepassing van artikel 2.12. eerste lid, aanhef, onder a, onder 3° van de Wabo. Op deze afwijkingsmogelijkheid is volgens artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Dat betekent dat geen vergunning van rechtswege is ontstaan. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is het beroep van eiseres voor zover dat ziet op het niet tijdig bekend maken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning ongegrond.
10. De beslissing om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor een project dat in strijd is met een bestemmingsplan, is een bevoegdheid van verweerder. Gelet op de aanhef van dit artikel mag het project niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Verder geldt dat verweerder beleidsruimte heeft bij de beslissing of hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. De bestuursrechter toetst of verweerder bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.