Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde sub A] ,
[gedaagde sub B]
[gedaagde sub C]
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 februari 2022
- de akte van [gedaagde sub A] van 1 maart 2022
- de akte van [eiser] van 5 april 2022.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 mei 2022 een eindvonnis gewezen na een tussenvonnis van 2 februari 2022. De zaak betreft de berekening van de legitieme portie van de eiser in de nalatenschap van de erflater, waarbij de waardering van goud en contanten centraal staat. De peildatum voor de waardering is vastgesteld op 27 mei 2015, de datum van overlijden van de erflater. De eiser en gedaagde sub A hebben verschillende standpunten ingenomen over de waarde van het goud en de aanwezige contanten op de peildatum. De rechtbank heeft vastgesteld dat er 323,91 gram goud aanwezig was met een waarde van € 11.287,22. De gedaagde sub A heeft betoogd dat er nauwelijks contanten aanwezig waren, terwijl de eiser stelt dat er € 4.673,14 aan contanten aanwezig was. De rechtbank heeft uiteindelijk het bedrag aan aanwezige contanten vastgesteld op € 800,00. De totale nalatenschap is berekend op € 356.173,82, wat leidt tot een legitieme portie van € 22.254,99 voor de eiser. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.M.K.J. Steketee.