In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 januari 2022 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een cliënt die lijdt aan een verstandelijke handicap en een autisme spectrum stoornis (ASS). De rechtbank heeft vastgesteld dat de diagnose ASS niet door een psychiater is gesteld, maar door een arts verstandelijk gehandicapten, en heeft deze diagnose daarom niet overgenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gedrag van de cliënt, voortvloeiend uit zijn handicap, leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico's voor zijn veiligheid en welzijn.
De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege COVID-19, waarbij de cliënt, zijn advocaat, en deskundigen zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is. De cliënt verzet zich tegen de rechterlijke machtiging, maar de rechtbank oordeelt dat de machtiging voor een periode van twee jaar moet worden verleend, gezien de langdurige aard van de stoornis en het gebrek aan uitzicht op verbetering. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 24 januari 2022.