ECLI:NL:RBGEL:2022:2531

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4382
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid na toegenomen beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A, die een WIA-uitkering aanvroeg, en het UWV, dat deze aanvraag had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op de WIA-uitkering. Eiser had eerder de wachttijd voor de WIA doorlopen, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij op dat moment 0% arbeidsongeschikt was. Na een ziekmelding op 28 januari 2021, heeft het UWV de situatie van eiser opnieuw beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat er toegenomen beperkingen waren door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd, maar dat de mate van arbeidsongeschiktheid nog steeds onder de 35% bleef. Eiser was het niet eens met deze conclusie en stelde dat zijn medische situatie slechter was dan het UWV had aangenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn beslissing baseerde op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die zorgvuldig tot stand waren gekomen en aan de vereiste voorwaarden voldeden. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had onderbouwd waarom de in beroep overgelegde medische informatie geen aanleiding gaf om de eerdere conclusies te herzien. Eiser had geen nieuwe medische feiten aangedragen die de beoordeling van het UWV konden veranderen. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige voldoende had aangetoond dat eiser in staat was om de geduide functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een WIA-uitkering. De rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiser in beroep geen gelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/4382

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. A.T. Meijhuis),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder

(gemachtigde: J. Marquenie).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Erpa Instruments B.V., uit Duiven.

Procesverloop

Met het besluit van 30 maart 2021 heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 30 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiser heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Geen medische informatie in de uitspraak

De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser heeft eerder de wachttijd voor de WIA doorlopen. Het UWV heeft de aanvraag voor een WIA-uitkering per het einde van de wachttijd geweigerd, omdat eiser minder dan 35%, namelijk 0%, arbeidsongeschikt was.
2. Eiser is hierna in dienst getreden bij Erpa Instruments B.V. als technisch medewerker. Hij heeft zich op 28 januari 2021 ziekgemeld voor dit werk. Eiser heeft recht op de no-riskpolis en ontvangt sinds zijn ziekmelding een uitkering op grond van de Ziektewet. Het dienstverband van eiser is op 31 maart 2021 beëindigd.
3. Het UWV heeft beoordeeld of per 28 januari 2021 alsnog recht op een WIA-uitkering is ontstaan.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld of er sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na einde wachttijd. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat hiervan sprake is. Hij heeft de beperkingen van eiser opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 74,72% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 25,28%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
5. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast en meer beperkingen aangenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zijn herbeoordeling gebaseerd op het rapport en de FML van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hij rapporteert dat door de aanpassingen in de FML enkele door de arbeidsdeskundige geduide functies zijn komen te vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft andere geschikte functies geduid. Het arbeidsongeschiktheidspercentage stelt hij vast op 24,90%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

6. Eiser is het niet met het UWV eens. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten, omdat in deze functies zijn belastbaarheid wordt overschreden.

Waarover het gaat in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 28 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

8
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser geen recht heeft op een uitkering, omdat hij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft beschreven dat eiser toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak heeft binnen vijf jaar na einde wachttijd.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 5 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie bestudeerd. In de bezwaarprocedure heeft eiser nog aanvullende medische informatie verstrekt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12
.Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
14. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak heeft binnen vijf jaar na einde wachttijd. Hij rapporteert dat eiser na de voorgaande beoordeling nog is behandeld voor dezelfde aandoening. Desondanks en mogelijk deels voortvloeiend uit deze aandoening zijn ook klachten op andere gebieden ontstaan waardoor er nu ook sprake is van aanvullende beperkingen. De verzekeringsarts heeft de beperkingen in de FML in verband met deze klachten aangescherpt.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 5 juli 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Uit de medische informatie die eiser in bezwaar heeft verstrekt volgt dat na onderzoek in
maart 2021 is gebleken dat sprake is van een andere aandoening dan waarvan aanvankelijk is uitgegaan. De klachten, zoals in maart 2021 is gebleken, speelden ook ten tijde van de ziekmelding op 28 januari 2021. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het aannemelijk dat van deze aandoening ook sprake was ten tijde van einde wachttijd.
16. Deze nieuw gediagnostiseerde aandoening leidt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot meer beperkingen. De FML is op verschillende punten aangepast.
17. Eiser voert aan dat het UWV zijn beperkingen tot het verrichten van arbeid heeft onderschat. Hij verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de rapporten van zijn medisch specialist van 1 september 2021 en 28 oktober 2021.
18
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de verstrekte medische informatie al bekend was. Er zijn geen andere medische feiten genoemd. In haar rapport van 14 april 2022 heeft zij aanvullend toegelicht dat uit de informatie van de behandelaar van 28 oktober 2021 volgt dat een medische behandeling was gepland voor november 2021. Deze behandeling heeft plaatsgevonden op 6 januari 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat dit bijna een jaar na de datum in geding is. Deze informatie geeft volgens haar dan ook geen aanleiding om haar standpunt te wijzigen. De rechtbank ziet geen reden haar niet te volgen.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (264050) Medewerker Tandtechniek;
- (315100) Administratief ondersteunend medewerker;
- (315173) Telefonisch verkoper (outbound).
20. Volgens eiser kan hij met zijn beperkingen de geduide functies niet verrichten. Eiser ziet hierin vergelijk met het werk dat hij deed voorafgaand van zijn ziekmelding, waarvan is vastgesteld dat hij dit werk niet meer kan verrichten.
21. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 19 augustus 2021 uitgelegd waarom de geduide functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. Hij verwijst hiervoor ook naar het rapport van 29 maart 2021 van de arbeidsdeskundige die de knelpunten heeft beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
22. In zijn aanvullende rapport van 20 april 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat in de maatgevende arbeid van eiser sprake was van langdurig
(80-90% van de werktijd) werken in een gedwongen licht gebogen werkhouding achter de microscoop. Hij verwijst naar de FML van 5 juli 2021 waarin eiser voor wat betreft item 5.6 (gebogen en/of getordeerd actief zijn) volgens de norm belastbaar wordt geacht. Namelijk, “kan vijf minuten of meer achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn”. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde belastbaarheid van eiser niet overtreft. De geduide functies komen volgens hem qua belasting op het item 5.6 ook niet overeen met de maatgevende arbeid op dit punt. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op
28 januari 2021 met de middelste van deze functies 75,10% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als technisch medewerker, zodat eiser voor de overige 24,90% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

24. Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is, heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen.
25. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 mei 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.