ECLI:NL:RBGEL:2022:2511

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB 22_1646
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving van bouwwerkzaamheden en interne saldering in de melkgeitenhouderij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een melkgeitenhouder, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland (GS) van 3 mei 2022, waarin het verzoek om handhavend op te treden tegen bouwwerkzaamheden door een derde-partij werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 mei 2022 behandeld en geconcludeerd dat GS onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden voor interne saldering wordt voldaan. De voorzieningenrechter benadrukte dat de feiten waarop GS zijn besluit baseert duidelijk en controleerbaar moeten zijn, vooral gezien de eerdere schorsing van de Wnb-vergunning van de derde-partij. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 3 mei 2022 geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar van GS. Tevens is GS veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 1.518, inclusief griffierecht en reiskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1646

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. V. Wösten),
en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, GS

(gemachtigden: mr. M. de Jonge, J. Vosgezang en T.J. Portegijs).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[derde-partij]te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. S. Keywani).

Procesverloop

In het besluit van 3 mei 2022 heeft GS het verzoek van verzoekster om handhavend op te treden tegen de bouwwerkzaamheden door [derde-partij] ( [derde-partij] ) op de locatie [locatie] in [woonplaats] , afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 mei 2022 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger], bijgestaan door de gemachtigde. GS heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens derde-partij is verschenen [derde-partij] , bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Wat ging aan de zaak vooraf?
2. [derde-partij] exploiteert op de locatie [locatie] te [woonplaats] een
melkgeitenhouderij. Op 7 december 2015 is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend voor het houden van maximaal 5.510 geiten in combinatie met een natuurlijke ventilatie van de stallen. Op 18 januari 2022 is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend voor het verlengen van de bestaande geitenstallen waarbij het aantal dieren op een andere locatie van [derde-partij] , [locatie] in [woonplaats] , tijdelijk wordt verlaagd (tijdelijke externe saldering).
Bij uitspraak van 14 februari 2022 is de vergunning uit 2022 bij wijze van ordemaatregel geschorst. Deze schorsing is bij uitspraak van 17 maart 2022 gehandhaafd, waarbij nadrukkelijk is overwogen dat deze schorsing zich ook uitstrekt tot de bouwwerkzaamheden.
Omdat de bouwwerkzaamheden aan de verlengde stallen, waaronder het aanbrengen van mechanische ventilatie, desondanks werden voortgezet heeft verzoekster op 18 maart 2022 een verzoek om handhaving ingediend.
GS heeft dit verzoek afgewezen omdat uit de door [derde-partij] overgelegde AERIUS-berekening blijkt dat, uitgaande van mechanische ventilatie van de stallen, met het houden van maximaal 3.150 geiten (categorie C 1.100), de depositie niet toeneemt. Deze interne saldering, bestaande uit mechanische ventilatie in combinatie met minder te houden geiten, is niet vergunningplichtig, aldus verweerder.
Oordeel van de voorzieningenrechter
3. Niet in geschil is dat als gebruik wordt gemaakt van interne saldering significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden op voorhand kunnen worden uitgesloten en geen Wnb-vergunning vereist is. [1] Om te beoordelen of daadwerkelijk intern kan worden gesaldeerd en significant negatieve effecten op Natura-2000 gebieden kunnen worden uitgesloten en derhalve geen vergunning is vereist moet de referentiesituatie (de depositie op basis van de natuurvergunning uit 2015) worden bepaald en worden vergeleken met de beoogde wijzigingen. In het kader van een verzoek om handhaving moet verweerder dus vaststellen of er sprake is van een wijziging die door intern salderen vergunningvrij mogelijk is, of dat er sprake is van een vergunningplichtige situatie. In dit geval heeft [derde-partij] een AERIUS berekening overgelegd. Hieruit zou blijken dat de depositie niet toeneemt als het aantal geiten tot 3.150 wordt teruggebracht in combinatie met mechanische ventilatie. Op zitting is uitgebreid gesproken over deze berekening en hoe GS deze heeft getoetst. Een rapport van toetsing ontbreekt namelijk in het dossier. Daardoor kan niet worden beoordeeld of de wijziging van de bedrijfsvoering daadwerkelijk op grond van interne saldering kan plaatsvinden.
De voorzieningenrechter benadrukt dat de feiten waarop GS zijn besluit baseert, duidelijk en controleerbaar moeten zijn. Dat geldt eens te meer in de situatie waarin [derde-partij] na schorsing van de op 18 januari 2022 verleende Wnb-vergunning doorgaat met werkzaamheden en stelt dat de werkzaamheden worden verricht onder de noemer van interne saldering binnen de op 7 december 2015 verleende vergunning, daar waar diezelfde werkzaamheden eerder nog werden verricht onder de op 18 januari 2022 verleende vergunning met gebruikmaking van externe saldering. Dat betekent dat GS goed dient te motiveren waarom het handhavingsverzoek wordt afgewezen. Door onvoldoende duidelijkheid te geven wordt het wantrouwen bij verzoekster gevoed. De vaststelling dat er geen sprake is van een overtreding omdat het gaat om vergunningvrije werkzaamheden moet beter worden onderbouwd en toegelicht. Daarbij is het aan GS om toe te lichten waarop de in de AERIUS-calculator ingevoerde gegevens zijn gebaseerd, zodat bijvoorbeeld duidelijk is wat de wijzigingen zijn in de bedrijfssituatie en waar de mechanische ventilatie wordt geplaatst. Ook voor de voorzieningenrechter is dit in het geheel niet inzichtelijk geworden.
4. Omdat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat gebruik gemaakt kan worden van interne saldering moet het er vooralsnog voor gehouden worden dat de wijziging in de bedrijfsvoering vergunningplichtig is. GS heeft aangegeven dat dinsdag 24 mei 2022 een hoorzitting ten behoeve van de behandeling van het bezwaar plaats zal vinden. GS zal bij de beslissing op het bezwaar nader moeten motiveren en onderbouwen dat aan de voorwaarden voor intern salderen wordt voldaan. Omdat vooralsnog niet vaststaat dat de wijziging niet vergunningplichtig is en voor de wijziging geen vergunning is verleend, kan geen gebruik worden gemaakt van mechanische ventilatie in ruil voor vermindering van het aantal geiten. Eerst dient immers te worden vastgesteld dat aan de voorwaarden voor intern salderen wordt voldaan.
Conclusie
5. Het besluit van 3 mei 2022 zal gelet op het voorgaande naar verwachting niet ongewijzigd in stand blijven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe en schorst het besluit van 3 mei 2022 tot zes weken na het door verweerder te nemen besluit op bezwaar.
6. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. GS moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759 bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518.
Verder dient GS de door [vertegenwoordiger] gemaakte reiskosten tot een bedrag van € 28 en het betaalde griffierecht van € 365 te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het besluit van 3 mei 2022 tot zes weken na de door GS te nemen beslissing op bezwaar;
  • veroordeelt GS in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518;
  • bepaalt dat GS het door verzoekster betaalde griffierecht à € 365 en de door [vertegenwoordiger] gemaakte reiskosten à € 28 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:71)