ECLI:NL:RBGEL:2022:2508

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
C/05/365796 / HA ZA 20-98
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrecht en erfdienstbaarheid in het kader van verjaring en ruilverkaveling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft eiser gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring. Gedaagden hebben hiertegen verweer gevoerd, stellende dat het perceel van eiser betrokken is geweest bij de herinrichting van het blok Ooijpolder, waardoor een nieuw recht is ontstaan en de verjaringstermijn pas na de ruilverkaveling in 2006 kan zijn aangevangen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 december 2021 eiser in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verweer. Eiser heeft zich vervolgens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft betwist dat zijn perceel betrokken is geweest bij de herinrichting en dat de inschrijving van de ruilakte in de openbare registers een titelzuiverende werking heeft. Dit betekent dat alle zakelijke rechten die niet in de akte zijn omschreven, zijn komen te vervallen, en dat eiser niet gedurende twintig jaar het bezit van een veronderstelde erfdienstbaarheid heeft gehad. De primaire vordering van eiser om te verklaren dat hij op grond van een erfdienstbaarheid gerechtigd is gebruik te maken van de toegangsweg, wordt daarom afgewezen.

Subsidiair heeft eiser gevorderd dat de rechtbank hem gerechtigd verklaart om de toegangsweg te blijven gebruiken op grond van een gebruiksrecht en dat deze weg als noodweg wordt aangewezen. Gedaagden hebben gesteld dat eiser inmiddels is verhuisd en zijn bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd, wat mogelijk invloed heeft op het bestaan van een gebruiksrecht. Eiser heeft niet meer kunnen reageren op deze stellingen en zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte van eiser, en alle beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/365796 / HA ZA 20-98 / 592 / 560
Vonnis van 18 mei 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.P. Hoegee te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. W. van de Velde te Lent.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd, gedaagden gezamenlijk zullen [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 december 2021,
  • de akte uitlating na enquête van [eiser] ,
  • de antwoordakte na enquête van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Erfdienstbaarheid

2.1.
[eiser] heeft primair gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring. [gedaagden] heeft daartegen onder meer het volgende verweer gevoerd. Hij stelt dat het perceel van [eiser] betrokken is geweest in de herinrichting van het blok Ooijpolder, dat daarmee een nieuw recht is ontstaan voor [eiser] en dat daardoor een verjaringstermijn pas kan zijn aangevangen na de ruilverkaveling. Die dateert van 2006, zodat volgens [gedaagden] de verjaringstermijn van twintig jaar nog niet is voltooid en er dus op die manier geen erfdienstbaarheid is ontstaan. [1] In het tussenvonnis van 15 december 2021 heeft de rechtbank [eiser] in de gelegenheid gesteld om te reageren op dat standpunt van [gedaagden] . [eiser] heeft zich vervolgens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank hierover. [2]
2.2.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. [eiser] betwist niet dat zijn perceel is betrokken in de herinrichting van het blok Ooijpolder uit 2006. Daarmee staat vast dat [eiser] de rechten op zijn perceel heeft verkregen doordat de ruilakte van deze ruilverkaveling is ingeschreven in de openbare registers. Die inschrijving heeft een titelzuiverende werking. Dat houdt in dat door de inschrijving alle zakelijke rechten die niet in de akte zijn omschreven zijn teniet gegaan en dat lopende verjaringstermijnen zijn komen te vervallen. [eiser] heeft dus niet als eigenaar van zijn perceel gedurende twintig jaar het bezit van een veronderstelde erfdienstbaarheid gehad, zodat op deze manier geen erfdienstbaarheid is ontstaan. De primaire vordering om voor recht te verklaren dat [eiser] op grond van een erfdienstbaarheid gerechtigd is gebruik te maken van de toegangsweg zal daarom worden afgewezen.
Gebruiksrecht / noodweg
2.3.
Subsidiair heeft [eiser] gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat hij gerechtigd is om de toegangsweg te blijven gebruiken op grond van een gebruiksrecht en dat de rechtbank deze bestaande toegangsweg aanwijst als noodweg. In het tussenvonnis van 15 december 2021 zijn partijen in de gelegenheid gesteld daarover aktes te nemen omdat aan deze subsidiaire vordering tijdens de mondelinge behandeling onvoldoende aandacht was besteed.
2.4.
[eiser] en [gedaagden] hebben vervolgens aktes genomen. Zij zijn allebei ingegaan op het recht van [eiser] om de toegangsweg te gebruiken op grond van een gebruiksrecht dan wel op grond van een aanwijzing als noodweg. [gedaagden] heeft in dat verband onder overlegging van producties onder meer gesteld dat [eiser] op 9 juni 2021 een andere bedrijfswoning heeft gekocht op het bedrijventerrein [adres] en voorts dat [eiser] op 21 februari 2022 bij de gemeente Berg en Dal een omgevingsvergunning heeft aangevraagd met als omschrijving ‘omzetten van het huis naar een burgerwoning’. Volgens [gedaagden] verblijft [eiser] al lange tijd niet meer in zijn woning aan de [adres] en staat zijn vrachtwagen al lange tijd niet meer op het erf achter die woning en ook niet in de buurt. [gedaagden] leidt daaruit en uit de aanvraag van [eiser] tot wijziging van de bestemming van zijn perceel af dat [eiser] inmiddels is verhuisd naar zijn nieuwe woning in [plaatsnaam] en dat hij zijn bedrijfsactiviteiten in [woonplaats] heeft beëindigd of zal beëindigen. Daarom heeft [eiser] volgens [gedaagden] geen belang (meer) bij een persoonlijk gebruiksrecht van de weg en/of bij de aanwijzing van de weg tot noodweg.
2.5.
Als [eiser] inmiddels is verhuisd, het perceel aan de [adres] niet meer gebruikt als woning en bedrijfsruimte en hij een bestemmingswijziging van zijn perceel te [woonplaats] heeft aangevraagd, dan heeft dat mogelijk invloed op het oordeel over het bestaan van een gebruiksrecht dan wel aanwijzing als noodweg. [eiser] heeft evenwel niet meer kunnen reageren op de stelling van [gedaagden] dat hij is verhuisd en op de producties die [gedaagden] heeft overgelegd. [eiser] zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Van [eiser] wordt verwacht dat hij reageert op de stelling dat hij is verhuisd, het perceel aan de [adres] niet meer gebruikt als woning en bedrijfsruimte en een wijziging van de bestemming van zijn perceel heeft aangevraagd. Als die stellingen juist zijn, wordt van hem verwacht dat hij ingaat op de vraag wat dat te betekenen heeft voor zijn aanspraak op een gebruiksrecht van de toegangsweg en voor de mogelijkheid deze toegangsweg aan te wijzen als noodweg.
2.6.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor akte van [eiser] .
2.7.
Alle beslissingen zullen worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt [eiser] in de gelegenheid te reageren op de stellingen van [gedaagden] zoals overwogen in rov. 2.5,
3.2.
verwijst de zaak daarvoor naar de rol van 1 juni 2022 voor akte aan de zijde van [eiser] ,
3.3.
bepaalt dat de zaak vervolgens zal worden verwezen voor vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.

Voetnoten

1.Tussenvonnis van 15 december 2021, rov. 2.2
2.Akte uitlating na enquête onder 2