Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 december 2021,
- de akte uitlating na enquête van [eiser] ,
- de antwoordakte na enquête van [gedaagden] .
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft eiser gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring. Gedaagden hebben hiertegen verweer gevoerd, stellende dat het perceel van eiser betrokken is geweest bij de herinrichting van het blok Ooijpolder, waardoor een nieuw recht is ontstaan en de verjaringstermijn pas na de ruilverkaveling in 2006 kan zijn aangevangen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 december 2021 eiser in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verweer. Eiser heeft zich vervolgens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft betwist dat zijn perceel betrokken is geweest bij de herinrichting en dat de inschrijving van de ruilakte in de openbare registers een titelzuiverende werking heeft. Dit betekent dat alle zakelijke rechten die niet in de akte zijn omschreven, zijn komen te vervallen, en dat eiser niet gedurende twintig jaar het bezit van een veronderstelde erfdienstbaarheid heeft gehad. De primaire vordering van eiser om te verklaren dat hij op grond van een erfdienstbaarheid gerechtigd is gebruik te maken van de toegangsweg, wordt daarom afgewezen.
Subsidiair heeft eiser gevorderd dat de rechtbank hem gerechtigd verklaart om de toegangsweg te blijven gebruiken op grond van een gebruiksrecht en dat deze weg als noodweg wordt aangewezen. Gedaagden hebben gesteld dat eiser inmiddels is verhuisd en zijn bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd, wat mogelijk invloed heeft op het bestaan van een gebruiksrecht. Eiser heeft niet meer kunnen reageren op deze stellingen en zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte van eiser, en alle beslissingen worden aangehouden.