ECLI:NL:RBGEL:2022:2415

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
9584932
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing nakomingsvordering en afwijzing reconventionele vordering wegens onvoldoende gesteld

Op 10 mei 2022 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen twee besloten vennootschappen. De eisende partij, vertegenwoordigd door AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Assen, vorderde betaling van € 8.088,18 van de gedaagde partij, die in reconventie een bedrag van € 9.444,44 vorderde wegens vermeende tekortkomingen in de uitvoering van werkzaamheden door de eisende partij. De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De reconventionele vordering van de gedaagde partij is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was en er geen sprake was van verzuim aan de zijde van de eisende partij. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet had aangetoond dat de eisende partij tekortgeschoten was in haar verplichtingen, en dat er geen ingebrekestelling had plaatsgevonden, waardoor verzuim niet was ingetreden. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde partij opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9584932 \ CV EXPL 21-3674 \ 51588 \ 44219
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 10 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eisende partij]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Assen
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde partij]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. J.W. Kobossen
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 maart 2022 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Op 10 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
2.1.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van € 8.088,18 (achtduizendachtentachtig euro en achttien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen tot aan de dag van algehele voldoening,
2.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de buitengerechtelijke incassokosten van € 943,08,
2.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 1.239,38,
2.4.
veroordeelt [gedaagde partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde partij] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
2.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
2.7.
wijst de vordering af,
2.8.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op nihil.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
Kern van het geschil
3.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Partijen hebben verschillende mondelinge overeenkomsten gesloten op grond waarvan [eisende partij] in opdracht van [gedaagde partij] werkzaamheden heeft uitgevoerd. [eisende partij] heeft voor deze werkzaamheden in totaal zeven facturen aan [gedaagde partij] toegezonden. Vier facturen zijn door [gedaagde partij] gedeeltelijk betaald. Drie facturen zijn onbetaald gebleven. [eisende partij] vordert – na wijziging van eis - in conventie betaling van € 8.088,18. In reconventie vordert [gedaagde partij] dat [eisende partij] € 9.444,44 aan haar betaalt. Aan haar vordering legt [gedaagde partij] ten grondslag dat [eisende partij] ondeugdelijk werk heeft verricht dat [gedaagde partij] zelf heeft moeten herstellen.
3.3.
Gezien de onderlinge samenhang zullen de vordering in conventie en reconventie gezamenlijk worden behandeld. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering in conventie toewijsbaar is en dat de vordering in reconventie dient te worden afgewezen. De motivering van dit oordeel luidt als volgt.
Werkzaamheden [eisende partij]
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisende partij] in opdracht van [gedaagde partij] werkzaamheden heeft uitgevoerd. De omvang van die werkzaamheden staat als onbetwist vast en volgt uit de zeven facturen die [eisende partij] aan [gedaagde partij] heeft toegezonden. Ook staat onbetwist vast dat vier facturen gedeeltelijk zijn betaald, drie facturen niet zijn betaald en dat [eisende partij] in totaal nog € 8.088,18 van [gedaagde partij] tegoed heeft. De vordering van [eisende partij] in conventie is in zoverre toewijsbaar.
Tekortkoming [eisende partij]
3.5.
[gedaagde partij] stelt echter dat zij schade heeft geleden doordat [eisende partij] bij drie projecten ondeugdelijk werk heeft geleverd. Omdat de drie betreffende opdrachtgevers niet wilden dat [eisende partij] de herstelwerkzaamheden zou uitvoeren, heeft [gedaagde partij] deze werkzaamheden zelf uitgevoerd. De kosten van herstel (€ 9.444,00) wil [gedaagde partij] verhalen op [eisende partij] . [eisende partij] betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van een op haar rustende verbintenis, ook betwist [eisende partij] dat verzuim is ingetreden.
3.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. De partij die aanspraak maakt op schadevergoeding dient voldoende te stellen ten aanzien van het bestaan en de inhoud van de verbintenis waarin de wederpartij tekortgeschoten zou zijn. Ook draagt deze partij de stelplicht ten aanzien van de eventuele tekortkomingen. [gedaagde partij] heeft onvoldoende gesteld om enige tekortkoming van [eisende partij] te kunnen aannemen. De twee e-mails en de factuur van 4 september 2021 waarop [gedaagde partij] zich beroept zijn hiertoe onvoldoende. Ook tijdens de mondelinge behandeling zijn de vermeende tekortkomingen van [eisende partij] niet verder onderbouwd.
3.7.
Bovendien geldt dat [eisende partij] niet in verzuim is. Omdat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid waarop verzuim kan intreden zonder ingebrekestelling, had [gedaagde partij] [eisende partij] volgens de hoofdregel van artikel 6:82 BW in gebreke moeten stellen. Hierbij had [gedaagde partij] aan [eisende partij] een redelijke termijn moeten stellen waarop zij alsnog had kunnen nakomen. Omdat geen ingebrekestelling is gestuurd, is het verzuim niet ingetreden.
3.8.
De vordering in reconventie is niet toewijsbaar. Daardoor geldt ook dat [gedaagde partij] in conventie niets kan verrekenen.
Conclusie
3.9.
Op grond hiervan is de conclusie dat [gedaagde partij] aan [eisende partij] een bedrag van € 8.088,18 moet betalen. De gevorderde wettelijke rente is niet betwist en is op de wijze zoals opgenomen in het dictum toewijsbaar. De vordering in reconventie zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.10.
[eisende partij] vordert betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De gemachtigde van [eisende partij] heeft een sommatiebrief gestuurd waarin deze kosten zijn aangezegd. Gelet daarop en gezien de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is een bedrag van € 943,08 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar.
Proceskosten
3.11.
[gedaagde partij] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten en de nakosten. De proceskosten worden aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
103,38
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
622,00
(2,00 punten × € 311,00)
Totaal
1.239,38
3.12.
Gezien de samenhang van de zaak in conventie en in reconventie worden de kosten in reconventie vastgesteld op nihil.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. M.D.R. Joppe, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022 en vastgelegd op 10 mei 2022.