ECLI:NL:RBGEL:2022:2404

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
05/027348-22, 05/041318-21, 05/254993-21 en 05/268301-21 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak met meerdere aanklachten waaronder zware mishandeling, belediging van verbalisanten en vernielingen

Op 18 mei 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder zware mishandeling, mishandeling, vernielingen, belediging van verbalisanten en wederspannigheid. De zaak betrof vier verschillende parketnummers, waarbij de verdachte op verschillende data in 2021 en 2022 in Nijmegen verschillende slachtoffers had mishandeld en vernielingen had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de zware mishandeling van een ex-vriendin leidde tot ernstig gebitsletsel. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, aangiftes en proces-verbaal van de politie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 60 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een lichte verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/027348-22, 05/041318-21, 05/254993-21 en 05/268301-21 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 18 mei 2022
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [2000] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J. Velthoven, advocaat in Tiel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 mei 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/027348-22:
hij
op of omstreeks 30 januari 2022
te Nijmegen
aan [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel, te weten gebitsletsel / -schade, heeft toegebracht door die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam te stompen en/of te slaan en/of door een of meerdere (zogenaamde) knietjes tegen het hoofd en/of het bovenlichaam te geven en/of door die [slachtoffer 6] van een trap (met 10-15 treden) te stoten en/of te duwen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 30 januari 2022
te Nijmegen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam gestompt en/of geslagen en/of een of meerdere (zogenaamde) knietjes tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam gegeven en/of die [slachtoffer 6] van een trap (met 10-15 treden) gestoten en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 30 januari 2022
te Nijmegen
[slachtoffer 6] heeft mishandeld door die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te stompen en/of te slaan en/of door een of meerdere (zogenaamde) knietjes tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te geven en/of door die [slachtoffer 6] van een trap (met 10-15 treden) te stoten en/of te duwen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten gebitsletsel / -schade, althans enig letsel ten gevolge heeft gehad;
Parketnummer 05/041318-21:
hij
op of omstreeks 14 februari 2021
te Nijmegen,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem meermaals, althans eenmaal, in het gezicht en/of zijn ribbenkast, althans tegen het lichaam, te stompen/slaan en/of hem meermaals, althans eenmaal, tegen het been, althans tegen het lichaam te schoppen en/of hem bij de keel te pakken en/of hem te duwen waardoor [slachtoffer 1] ten val kwam;
Parketnummer 05/254993-21:
hij op of omstreeks 19 juni 2021 in de gemeente Nijmegen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een of meermalen op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
Parketnummer 05/268301-21:
1
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Nijmegen, althans in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtenaren,te weten [slachtoffer 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 5] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/diens/hun bediening,
in zijn/haar/diens/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar/die/hen de woorden toe te voegen: ''vieze kankerlijers'', althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Nijmegen, althans in Nederland,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een of meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 5] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/diens/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte
door zich in tegenovergestelde richting te bewegen (aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden);
4
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een kist, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs (verkort)

Parketnummer 05/027348-22
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte van [slachtoffer 6] , het proces-verbaal van aanhouding en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden.
Parketnummer 05/041318-21
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte van [slachtoffer 1] , het proces-verbaal van aanhouding en de verklaring van verdachte.
Parketnummer 05/254993-21
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .
Parketnummer 05/268301-21
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle vier de ten laste gelegde feiten. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangiftes van [aangever 1] en [aangever 2] , het proces-verbaal van bevindingen, het proces-verbaal van aanhouding en de verklaring van verdachte.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/027348-22:
hij
op
of omstreeks30 januari 2022
te Nijmegen
aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten gebitsletsel
/ -schade, heeft toegebracht door die [slachtoffer 6] meermalen
, althans eenmaal (met kracht
)tegen het hoofd en
/ofhet bovenlichaam te
stompen en/of teslaan en
/ofdoor
een ofmeerdere
(zogenaamde)knietjes tegen het hoofd en
/ofhet bovenlichaam te geven en
/ofdoor die [slachtoffer 6] van een trap (met 10-15 treden)
te stoten en/ofte duwen;
Parketnummer 05/041318-21:
hij
op
of omstreeks14 februari 2021
te Nijmegen,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem
meermaals, althans eenmaal, in het gezicht en/of zijn ribbenkast, althans tegen het lichaam, te stompen/slaan en/of hem meermaals, althans eenmaal, tegen het been, althans tegen het lichaam te schoppen en/of hem bij de keel te pakken en/of hemte duwen waardoor [slachtoffer 1] ten val kwam;
Parketnummer 05/254993-21:
hij op
of omstreeks19 juni 2021 in de gemeente Nijmegen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
een ofmeermalen
op/tegen het lichaam te slaan
en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
Parketnummer 05/268301-21:
1
hij op
of omstreeks5 oktober 2021 te Nijmegen,
althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op
of omstreeks5 oktober 2021 te Nijmegen
, althans in Nederland,opzettelijk
een of meerdereambtenaren, te weten [slachtoffer 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 5] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/diens/hun bediening,
in
zijn/haar/diens/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door
hem/haar/die/hen de woorden toe te voegen: ''vieze kankerlijers''
, althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
3
hij op
of omstreeks5 oktober 2021 te Nijmegen
, althans in Nederland,
zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen
een of meerdereambtenaren, te weten [slachtoffer 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 5] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/diens/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte
door zich in tegenovergestelde richting te bewegen
(aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden
);
4
hij op
of omstreeks5 oktober 2021 te Nijmegen
, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een kist
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de Politie
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan worden opgenomen in een aan dit vonnis te hechten bijlage.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/027348-22:
zware mishandeling;
ten aanzien van parketnummers 05/041318-21 en 05/254993-21, telkens:
mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 05/268301-21 feit 1 en feit 4, telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
ten aanzien van parketnummer 05/268301-21 feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 05/268301-21 feit 3:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een proeftijd van 3 jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals door de reclassering voorgesteld. Deze voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. Daarnaast dient aan verdachte een taakstraf te worden opgelegd van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis. De officier van justitie is er bij zijn eis van uitgegaan dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie, maar stelt zich op het standpunt dat de proeftijd 2 jaren dient te bedragen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich binnen een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan een zware mishandeling, twee eenvoudige mishandelingen, twee vernielingen, belediging van politieambtenaren en wederspannigheid. Met name onder invloed van alcohol blijkt verdachte zijn agressie niet onder controle te hebben. Hierdoor heeft hij een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van zijn slachtoffers. Zijn ex-vriendin heeft ernstig letsel overgehouden aan de zware mishandeling. Zij mist meerdere tanden in haar mond. [slachtoffer 2] heeft ter terechtzitting verklaard na de mishandeling nog altijd angstig te zijn. Daarnaast heeft verdachte goederen vernield en verbalisanten tegengewerkt en beledigd. Verdachte heeft herhaaldelijk geen enkele rekening gehouden met de belangen van anderen en zich slechts laten leiden door zijn (agressieve) impulsen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank merkt op dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
M.J.E. van Kempen, gezondheidszorgpsycholoog, heeft gerapporteerd over verdachte. De psycholoog concludeert in het pro Justitia rapport dat bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en meerdere stoornissen in middelengebruik. Onderliggend is sprake van tekorten in de zelfsturing (gebrekkige impulscontrole, frustratietolerantie en agressieregulering) naast tekorten in de reflectieve vermogens (gebrekkig zelfinzicht, gebrekkig sociaal inzicht en gebrekkig empathisch vermogen) en tekorten in de adaptieve, probleemoplossende en copingvaardigheden en een gebrekkige gewetensontwikkeling. Ten tijde van het ten laste gelegde was hier eveneens sprake van. De deskundige adviseert verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Weliswaar weet verdachte door ervaring van het ontremmende karakter van middelengebruik, maar door de zeer gebrekkige zelfsturing en het kortetermijndenken is hij zeer beperkt in staat het middelengebruik zelfstandig te reguleren. Zijn handelingsmogelijkheden worden bovendien beperkt door beschadigende ervaringen in de voorgeschiedenis, een gebrekkig beoordelingsvermogen en tekortschietende copingvaardigheden.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige op de daarvoor in het rapport genoemde gronden over en concludeert op grond hiervan dat het hiervoor bewezenverklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, het meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin voor een zware mishandeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot uitgangspunt wordt genomen. De rechtbank ziet - met de officier van justitie en de verdediging - op grond van de persoon van verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid aanleiding geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen dan de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank vindt het van belang dat verdachte (verder) behandeld en begeleid wordt om het recidivegevaar te verminderen. Daarbij dient aan hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd als stok achter de deur. Een proeftijd van 3 jaren acht de rechtbank daarbij passend, mede omdat de strafbare feiten zich gedurende bijna een jaar hebben afgespeeld, steeds met tussenpozen van enkele maanden. Uit het pro Justitia rapport volgt verder dat verdachte een beperkt leervermogen heeft, zodat langdurige behandeling en begeleiding noodzakelijk kunnen zijn. Daarnaast dient verdachte een taakstraf te verrichten.
Alles overziend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf in deze zaak passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering verbinden. Ook zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uren opleggen. De rechtbank legt aan verdachte, ondanks de kennelijke wens van het slachtoffer, ook het door de reclassering voorgestelde contactverbod met [slachtoffer 6] op. Verdachte mag enkel na uitdrukkelijke toestemming van de reclassering contact met haar hebben.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het recidiverisico wordt - zonder behandeling en begeleiding - door de reclassering als hoog ingeschat en de rechtbank deelt die inschatting. Daarnaast heeft verdachte zich in korte tijd aan meerdere geweldsdelicten schuldig gemaakt. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met het onder parketnummer 05/027348-22 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.147,84 aan materiële schade, € 2.500,00 aan immateriële schade en € 25,00 aan proceskosten (telefoonkosten), telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard omdat onduidelijk is welke schade tijdens het incident is ontstaan. De immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00, nu sprake is van eigen schuld. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft door toedoen van verdachte gebitsschade opgelopen. Van deze schade is een begroting van de tandarts bijgevoegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te betwijfelen of deze schade door toedoen van verdachte is ontstaan. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Daarnaast merkt de rechtbank de gevorderde telefoonkosten ter hoogte van het door de Letselschaderaad vastgestelde forfaitaire bedrag van € 25,00 aan als materiële schade, nu de benadeelde partij deze kosten als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit heeft moeten maken.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade integraal kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van - onder meer – gebitsletsel bestaande uit meerdere missende tanden. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Dat de benadeelde partij het conflict zelf zou zijn begonnen of anderszins verantwoordelijk is voor het door verdachte op haar toegepaste geweld is niet aannemelijk geworden. Van eigen schuld is derhalve geen sprake.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,00 vaststellen.
Wettelijke rente
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten:
  • over de materiële schade vanaf 3 mei 2022 (datum vordering);
  • over de immateriële schade vanaf 30 januari 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder parketnummer 05/041318-21 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 600,00 aan materiële schade en € 500.000,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard omdat de opgevoerde schade buitenproportioneel en niet onderbouwd is.
De verdediging heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld als de officier van justitie.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft verzocht om vergoeding van een T-shirt en een trainingsbroek ter waarde van in totaal € 600,00. Deze schadeposten zijn verder niet onderbouwd. Dat het Tshirt en de trainingsbroek ten gevolge van het feit kapot zijn gegaan, volgt ook niet uit de bewijsmiddelen in het dossier. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een bult ter hoogte van het linkeroog. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Dat de benadeelde partij meer letsel heeft opgelopen, zoals in de vordering is vermeld, is niet aannemelijk geworden.
Dat de benadeelde partij een buitenproportioneel hoog bedrag heeft gevorderd, maakt niet dat hij in het geheel niet voor vergoeding van de immateriële schade in aanmerking komt. De rechtbank zal daarom zelf de hoogte van het smartengeld vaststellen. Daarbij houdt zij rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 250,00 vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 14 februari 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder parketnummer 05/254993-21 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 600,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd tot een bedrag van € 350,00.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden in de vorm van een aantasting in de persoon op andere wijze. De benadeelde partij is in zijn eigen straat meermalen geslagen door verdachte. Verdachte heeft daarbij aangegeven dat hij de benadeelde partij nog wel zou pakken. Dit alles terwijl de benadeelde partij mindervalide is en verdachte hiermee bekend was. Dit alles heeft een gevoel van angst, onveiligheid en pijn veroorzaakt bij de benadeelde partij. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 600,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 19 juni 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met het onder parketnummer 05/268301-21 feit 1 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 392,13 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de helft van de schade conform een onderlinge afspraak met de benadeelde partij contant heeft voldaan. Hiervan kan evenwel geen onderbouwing worden gegeven.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadepost niet is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Dat verdachte een gedeelte van de schade reeds contant heeft voldaan, is op de zitting niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft hiervan ook geen bewijs overgelegd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering integraal kan worden toegewezen. Voor zover zou blijken dat verdachte een deel van de schade inderdaad reeds heeft voldaan, kan dat in overleg met de benadeelde partij worden verrekend.
Verdachte is vanaf 5 oktober 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht niet geboden is, aangezien de benadeelde partij zelf beschikt over voldoende incassomogelijkheden en de Staat daarom niet met de incasso belast hoeft te worden.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 180, 266, 267, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
5 (vijf) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie dagen na de zitting (telefonisch) moet melden bij Reclassering Iriszorg op het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] of op het volgende adres: [adres 2] Nijmegen. Hierna moet verdachte zich blijven melden, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering IrisZorg, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’, de SCILL, gedragsinterventies en/of urinecontroles;
- verdachte zich - indien de reclassering het noodzakelijk acht - moet laten behandelen en/of begeleiden bij forensische polikliniek IrisZorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandeling zullen worden gegeven. Bij ernstige zorgen over psychiatrische problematiek of ernstig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verdachte verblijft bij Vince of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedag] 1991, tenzij hij hiervoor vooraf de uitdrukkelijke toestemming van de reclassering heeft gekregen. Dit verbod geldt zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte zich - indien de reclassering het noodzakelijk acht - moet laten begeleiden door een instelling voor ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding door of namens de instelling/begeleider zullen worden gegeven;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Reclassering IrisZorg tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde bijzondere voorwaarden en het op grond daarvan uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
 heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/027348-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van € 2.172,84 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over de materiële schade vanaf 3 mei 2022 en
  • over de immateriële schade vanaf 30 januari 2022
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 6] , een bedrag te betalen van € 2.172,84 aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over de materiële schade vanaf 3 mei 2022 en
  • over de immateriële schade vanaf 30 januari 2022
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 56 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/041318-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 250,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 250,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 5 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/254993-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 600,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 600,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 12 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder parketnummer 05/268301-21 feit 1 ten laste gelegde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 392,13 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. M. Duifhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Veenker en mr. M. Draaijers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2022.