ECLI:NL:RBGEL:2022:2395

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
05/015829-84
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van ernstig zieke tbs-gestelde met beëindiging van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 april 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een ernstig zieke tbs-gestelde, geboren in Suriname en thans verblijvende in de P.I. Haaglanden. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd in 1985 voor doodslag en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging was op 13 augustus 2021. De officier van justitie had op 23 december 2021 een vordering ingediend om de tbs opnieuw te verlengen voor een jaar. Echter, door de verslechterde gezondheid van de betrokkene, die lijdt aan diabetes en dementie, en de opheffing van zijn status als ongewenst vreemdeling, heeft de rechtbank geoordeeld dat de voorwaarden voor verlenging niet meer voldaan zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet meer in staat is om terug te vallen in gewelddadig gedrag en dat hij humane zorg nodig heeft die niet meer binnen de tbs-setting kan worden geboden. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de tbs afgewezen en de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk beëindigd. Tevens is er een rechterlijke machtiging afgegeven voor opname in een zorginstelling, zodat de betrokkene de benodigde zorg kan ontvangen. Deze uitspraak markeert een einde aan een van de langstlopende tbs-maatregelen in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/015829-84
Datum zitting : 22 april 2022
Datum uitspraak : 22 april 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] , (hierna: betrokkene),

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Suriname,
thans verblijvende in de P.I. Haaglanden, in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg , onder toezicht van FPC de Pompestichting, LFPZ-locatie Zeeland , (hierna: de kliniek).
Raadslieden: mw. mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam, en mr. C.F. Wassenaar, advocaat te Rotterdam.

Procedure

Betrokkene is op 26 februari 1985 bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem veroordeeld vanwege het misdrijf doodslag tot (onder meer) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is ingegaan op 7 februari 1988 en het laatst verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 13 augustus 2021.
Bij vordering van 23 december 2021 bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van één jaar.
De behandeling van de vordering is bepaald op 18 februari 2022.
In verband met corona-gerelateerde klachten aan de zijde van betrokkene als aan de zijde van de rechtbank heeft het rogatoir verhoor dat gepland stond op 14 februari 2022 niet voorafgaand aan de zitting kunnen plaatsvinden. Ten gevolge hiervan heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en is de zaak aangehouden tot heden.
Op 8 maart 2022 heeft het rogatoir verhoor plaatsgevonden.

Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder
  • de beslissingen van de rechtbank Gelderland d.d. 7 mei 2021 en 13 augustus 2021;
  • het verlengingsadvies van de Pompestichting , met wettelijke aantekeningen, d.d. 3 december 2021;
  • de verslagen van de zorgconferenties van 10 september 2021, 5 november 2021 en 15 december 2021;
  • de brief van mr. C.F. Wassenaar, met bijlagen, d.d. 30 maart 2022; en
  • de memo van DIZ/JID d.d. 12 april 2022;
  • de beslissingen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Vreemdelingenzaken) van 3 maart 2022 en 12 april 2022.
Voorafgaande aan de zitting is betrokkene, in bijzijn van zijn raadsvrouw, rogatoir gehoord door een lid van de rechtbank, mr W. Bruins, bijgestaan door de griffier in zijn verblijflocatie destijds, het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg in Scheveningen . Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Ter zitting van 22 april 2022 zijn gehoord:
  • beide raadslieden van betrokkene;
  • [mentor] , mentor van betrokkene;
  • deskundigen:
o drs. E.A.M. Konings, GZ-psycholoog en behandelcoördinator van de Pompestichting ;
o mr. B.M. Kristel (IND), senior adviseur specialistische teams juridische zaken bij de IND;
o mw. E. Havinga (via beeldbellen), portefeuillehouder vreemdelingen TBS van de Divisie Individuele Zaken, ministerie J&V; en
o mw. L. Weurding (via beeldbellen), adviseur indicatiestelling CIZ;
- de officieren van justitie, mr. A.C. Waterman en mr. J. Wassink.
Aansluitend op de behandeling van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, heeft de behandeling plaatsgevonden van het verzoek tot het afgeven van een rechterlijke machtiging ingevolge de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). Deze machtiging is aansluitend verleend.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie aangevoerd dat de pathologische problematiek nog aanwezig is, maar dat de psychogeriatrische en somatische problematiek nu op de voorgrond staan. Ten gevolge van deze problematiek kan de betrokkene niet meer terugvallen in gewelddadig seksueel gedrag. Het risico op recidive is daarom laag. Gelet hierop wordt niet langer voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging van terbeschikkingstelling. Bovendien kan in het kader van de terbeschikkingstelling aan betrokkene niet meer op een humane wijze somatische zorg worden geboden. De officier van justitie acht het van belang dat de betrokkene kan verblijven in een instelling waar hij zorg kan ontvangen voor de psychogeriatrische en somatische problematiek. Het is nu mogelijk om een rechterlijke machtiging af te geven, opdat de betrokkene daar kan worden geplaatst.

Het standpunt van betrokkene

De raadsvrouw, mr Boelaars heeft gepleit voor beëindiging van de maatregel. Hiertoe is aangevoerd dat in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. De titel van betrokkene als terbeschikkinggestelde heeft hem beschermd tegen zijn uitzetting als ongewenst vreemdeling. Dankzij de inspanningen en toezeggingen van de IND hoeft betrokkene daarvoor niet meer te vrezen. Daarnaast is betrokkene in de tussentijd overgeplaatst naar [adres 1] .
De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling dient te worden afgewezen en de terbeschikkingstelling dient onvoorwaardelijk te worden beëindigd. Immers, er wordt niet meer voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging.

De beoordeling

De terbeschikkingstelling
Aan het verlengingsadvies d.d. 3 december 2021 wordt het volgende ontleend.
De gedragskundige diagnose
Betrokkene is een 74-jarige man, die in het verleden is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en theatrale trekken, die zeer krenkingsgevoelig was en moeilijk de grenzen van anderen kon respecteren. In het verleden was hij ook alcoholverslaafd en het merendeel van de delicten zijn onder invloed daarvan gepleegd. Hij heeft in 1985 terbeschikkingstelling met verpleging gekregen voor doodslag op zijn vriendin, gepleegd tijdens proefverlof vanuit een eerdere tbs-maatregel. Sinds 1990 verblijft hij in de Pompekliniek en sinds 2003 heeft hij een LFPZ-(‘longstay’-)status.
De medische conditie
Betrokkene lijdt aan diabetes en inmiddels ook aan dementie; een CT scan heeft in 2020 degeneratieve afwijkingen van de hersenen laten zien, gediagnosticeerd als ziekte van Alzheimer. De laatste jaren is zijn gezondheid sterk achteruit gegaan, zodanig dat hem de benodigde somatische zorg niet meer geboden kon worden binnen de LFPZ-setting van de Pompestichting . Om die reden is hij sinds december 2019 opgenomen in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (hierna: JCvSZ) te Scheveningen . Duidelijk is dat betrokkene momenteel niet op de juiste plek zit en dat hem hier niet de juiste zorg, activiteiten en aandacht geboden kan worden. [1] Hij kan niet meer lopen en zit 23 uur per dag op zijn kamer. Die situatie wordt door alle betrokkenen als schrijnend gezien. In feite is hij een oude, zorgbehoevende man die is aangewezen op verblijf binnen een psychogeriatrisch verpleeghuis. Betrokkene is somatisch en cognitief dermate achteruitgegaan dat het delictgevaar momenteel als laag ingeschat wordt. Door de beperkte mobiliteit, de forse somatische achteruitgang en het cognitief verval is hij niet meer bij machte om terug te vallen in (seksueel) gewelddadig gedrag. Hij is in het algemeen goed in contact met het personeel, volgt aanwijzingen op en laat zich corrigeren, waar nodig.
De inspanningen voor doorplaatsing
De Pompestichting is intensief op zoek geweest naar een meer passende huisvesting waar betrokkene de nodige zorg en verpleging kan worden geboden, omdat in het forensische circuit nog steeds geen voorzieningen getroffen zijn en, naar het zich laat aanzien, voorlopig ook niet getroffen worden, om tbs-patiënten met somatische en/of neurocognitieve problematiek onder te brengen. Sta-in-de-weg daarbij was met name de status van ongewenst vreemdeling. Dat had tot gevolg dat jarenlang uitzetting naar Suriname dreigde, een land waar hij al 40 jaar niet meer geweest is en waar hij geen enkele binding mee heeft. Uitzetting werd alleen tegen gehouden door de lopende terbeschikkingstelling. Omdat binnen de Nederlandse regelgeving vreemdelingen zonder een geldige verblijfsstatus nergens aanspraak op hebben en niet verzekerd zijn voor medische zorg, kon er jarenlang ook geen verpleeghuis worden gevonden dat betrokkene wilde of kon opnemen; de afgelopen jaren hebben talloze instellingen hem afgewezen, soms vanwege de complexe medische problemen, soms vanwege de justitiële achtergrond, nog los van de financiële vragen.
De rechtbank heeft in haar beslissingen van 7 mei 2021 en 13 augustus 2021 aandacht gevraagd voor de schrijnende situatie van betrokkene en de problemen die met name diens vreemdelingenstatus met zich brengt.
De Landelijke Adviescommissie Plaatsing LFPZ heeft inmiddels geoordeeld dat de LFPZ-status niet meer geïndiceerd is en dat betrokkene thuishoort in een verpleeghuis. In navolging daarvan heeft de minister op 27 september 2021 besloten de LFPZ-status op te heffen zodra er een plaats beschikbaar is in een vervolgvoorziening.
Op 10 september, 5 november en 15 december 2021 hebben zorgconferenties plaatsgevonden teneinde de mogelijkheden te onderzoeken om betrokkene in een meer passende voorziening, buiten de tbs-setting, te plaatsen. Daaraan hebben niet alleen, zoals gebruikelijk, de behandelaren van de Pompekliniek (en in dit geval [adres 2] ), de advocaat en openbaar ministerie deelgenomen onder leiding van DIZ/J&V, maar ook medewerkers van zorgkantoor VGZ, DT&V, DJI (selectiebureau), IND, de bewindvoerder en CTP Veldzicht.
Daarbij is [adres 1] in beeld gekomen, een verpleeghuis ten behoeve van dementerende patiënten. Zij hebben zich bereid verklaard betrokkene op te nemen en kunnen daarbij, zo nodig, leunen op het ForFact team van FPC/CTP Veldzicht voor forensische expertise. Vervolgens heeft het nog de nodige inspanning en tijd gekost om de randvoorwaarden ingevuld te krijgen, zoals financiering, de juridische status van betrokkene en het juridische kader van de plaatsing bij [adres 1] .
Op 8 april jl. is betrokkene overgebracht naar genoemd verpleeghuis met toepassing van artikel 41 Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden.
Recidivegevaar
De eerder beschreven, aan de delicten ten grondslag liggende pathologie is in de kern nog wel aanwezig, maar door zijn leeftijd, beperkte mobiliteit, slechte fysieke gesteldheid en cognitieve achteruitgang moet betrokkene eerder worden gezien als een oude, zieke en dementerende man. Hij is geheel afhankelijk van verzorging door deskundig personeel. Hij is nog wel krenkingsgevoelig, wil graag zoveel mogelijk autonomie bewaren maar realiseert zich en accepteert dat hij hulp van anderen nodig heeft bij alle dagelijkse verrichtingen. Hij is fysiek niet in staat - ernstige - delicten te plegen.
Ter zitting heeft drs. E.A.M. Konings ( BC Pompestichting ) verklaard dat zij betrokkene recent bezocht heeft in zijn nieuwe tehuis en dat het verblijf voorspoedig verloopt. Hij lijkt daar aanmerkelijk beter op zijn plaats te zijn en zit niet meer de hele dag op zijn kamer. Op 10 mei 2022 zullen afspraken worden gemaakt omtrent de (verdere) omgang met hem. De verzekering van betrokkene is nog wel een kwestie waar naar moet worden gekeken.
Ter zitting heeft [mentor] (mentor) opgemerkt dat hij het in het belang van betrokkene acht dat deze zal verblijven in de zorginstelling.
De vreemdelingenstatus
Ten aanzien van de vreemdelingenstatus van betrokkene wordt uit de stukken het volgende afgeleid
Bij beschikking van 3 maart 2022 van de Staatssecretaris van J&V is de ongewenst verklaring van betrokkene opgeheven met toepassing van artikel 68 Vreemdelingenwet. Deze beschikking vermeldt: “
De inwilliging van de aanvraag tot opheffing van de ongewenstverklaring heeft tot gevolg dat de ongewenstverklaring van betrokkene in de zin van artikel 67 van de Vreemdelingenwet wordt opgeheven en betrokkene rechtmatig verblijf kan hebben.”
Bij beschikking van 12 april 2022 heeft de Staatssecretaris betrokkene op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet uitstel van vertrek verleend voor de duur van diens opname in zorginstelling [adres 1] vanaf 8 april 2021 met een maximum van een jaar. Bij voortijdige beëindiging van de opname vervalt het verleende uitstel van vertrek twee weken nadien.
Ter zitting heeft mr. B.M. Kristel (IND) daaraan toegevoegd dat betrokkene niet meer zal worden verplicht terug te keren naar zijn land van herkomst. De deskundige benadrukt dat de artikel 64 status slechts geldig is voor één jaar en dat het op de weg van betrokkene, of diens gemachtigde/mentor, ligt om de artikel 64 verblijfsstatus jaarlijks te laten verlengen. Mocht betrokkene worden overgeplaatst naar een andere instelling of ziekenhuis, dan moet de IND daarvan op de hoogte worden gebracht. De medische situatie van betrokkene is evenwel doorslaggevend. Betrokkene is door de artikel 64 status wel verzekerd.

Verdere beoordeling door de rechtbank

De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de pathologische problematiek heeft de rechtbank destijds besloten om aan betrokkene de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging op te leggen. Sindsdien is de maatregel telkens verlengd.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene nog altijd lijdt aan pathologische, psychogeriatrische en somatische problematiek. Sinds de beslissing van de rechtbank op 13 augustus 2021 heeft een kentering plaatsgevonden ten aanzien van de problematiek van betrokkene. Daar waar sinds 1985 de pathologische problematiek op de voorgrond heeft gestaan is die problematiek nu verdrongen door de psychogeriatrische en somatische problematiek. Hierdoor is het voor betrokkene fysiek niet (meer) mogelijk om te recidiveren in de gedragingen waarvoor hij de maatregel opgelegd heeft gekregen. Bovendien kan aan betrokkene niet meer op een humane wijze de benodigde somatische zorg worden geboden. De rechtbank is daarom, in navolging van de standpunten van de officier van justitie en de raadslieden, van oordeel dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de terbeschikkingstelling. De vordering zal daarom worden afgewezen, met toepassing van artikel 6:2:17 Sv.
Dankzij grote inspanningen van alle betrokkenen, is een adequate vervolgvoorziening gevonden en is de vreemdelingrechtelijke verblijfsstatus van betrokkene gewijzigd, waarmee de weg vrij lag naar een meer humane oplossing voor de verzorging van deze tbs-gestelde en komt een einde aan één van de langstlopende tbs-maatregelen. Het is evenwel goed te bedenken dat onderhavige casus weliswaar bijzonder is, maar niet uniek. Het is bepaald niet ondenkbaar dat de komende jaren meer terbeschikkinggestelden oud, ziek en gebrekkig worden maar voor wie dezelfde problemen ontstaan omdat de forensische klinieken niet zijn ingesteld op de verpleging van ernstig somatisch zieken of mensen met psychogeriatrische problematiek, temeer wanneer daar een vreemdelingrechtelijke problematiek bijkomt, en het zoeken naar een passende vervolgvoorziening op allerlei wetten en praktische bezwaren stuit.
Onmiddellijk voorafgaande aan deze uitspraak heeft de rechtbank, in dezelfde samenstelling, een rechterlijke machtiging voor opname als bedoeld in de Wet zorg en dwang verleend voor de duur van zes maanden. Gelet hierop kan en zal de rechtbank de terbeschikkingstelling zonder voorwaarden beëindigen.

De beslissing

De rechtbank:
Wijst afde vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Beëindigtonvoorwaardelijk de terbeschikkingstelling.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr R.M.H. Pennings en mr. G.A. van der Straaten, als rechters in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2022.
mr. G.A. van der Straaten is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zorgconferentie 10 september 2021, p. 5.