ECLI:NL:RBGEL:2022:2375

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
05/880347-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en witwassen door voormalig werknemer van een organisatie met schadevergoeding aan de benadeelde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van oplichting en witwassen. De verdachte, geboren in 1978, was werkzaam als medewerker op de afdeling debiteurenadministratie van zijn voormalig werkgever, aangeduid als [slachtoffer 1]. Gedurende een periode van bijna vijf jaar, van 1 januari 2009 tot en met 30 juli 2014, heeft de verdachte op meerdere tijdstippen opzettelijk valse hoedanigheden aangenomen en gebruik gemaakt van listige kunstgrepen om [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van een bedrag van in totaal ongeveer € 265.108. Dit bedrag is overgemaakt naar bankrekeningen van vrienden en kennissen van de verdachte, alsook naar zijn eigen rekeningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en heeft hem hiervoor een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met een aftrek van 2 maanden wegens schending van de redelijke termijn.

Daarnaast is de verdachte ook beschuldigd van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat hij een bedrag van € 84.777 heeft witgewassen, dat afkomstig was van de oplichting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde feit, namelijk verduistering, omdat de verdachte de bedragen onder zich had als gevolg van de oplichting.

De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 319.021,39. De rechtbank heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 16.265,00, met wettelijke rente, en heeft de verdachte verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij. De rechtbank heeft de overige delen van de vordering afgewezen en de verdachte in de kosten van de procedure veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880347-15
Datum uitspraak : 12 mei 2022
Verstek
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1978] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 30 juli 2014 te Arnhem, gemeente Arnhem, en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 265.108 euro), in elk geval van enig goed,
immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- meermalen, althans eenmaal, in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de/het aldaar opgeslagen bankrekeningnummer(s), toebehorend aan (een)
(oud-)huurder(s), gewijzigd in [rekeningnummer 1] , welk rekeningnummer aan verdachte toebehoorde en/of
- meermalen, althans eenmaal, in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de/het aldaar opgeslagen bankrekeningnummer(s), toebehorend aan (een)
(oud-)huurder(s), gewijzigd in [rekeningnummer 2] , welk rekeningnummer aan verdachte toebehoorde en/of
- meermalen, althans eenmaal, in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de/het aldaar opgeslagen bankrekeningnummer(s), toebehorend aan (een)
(oud-)huurder(s), gewijzigd in [rekeningnummer 3] , welk rekeningnummer aan
[betrokkene 1] toebehoorde en/of
- meermalen, althans eenmaal, in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de/het aldaar opgeslagen bankrekeningnummer(s), toebehorend aan (een)
(oud-)huurder(s), gewijzigd in [rekeningnummer 4] , welk rekeningnummer aan
[betrokkene 2] toebehoorde en/of
- meermalen, althans eenmaal, in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de/het aldaar opgeslagen bankrekeningnummer(s), toebehorend aan (een)
(oud-)huurder(s), gewijzigd in [rekeningnummer 5] , welk rekeningnummer aan
[betrokkene 2] toebehoorde en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (een) betalingsopdracht(en), betreffende restitutiebetalingen (van in totaal ongeveer 265.108 euro), aangemaakt en/of uitgevoerd en/of laten aanmaken en/of laten uitvoeren (door de afdeling Treasury van [slachtoffer 1] ), terwijl voornoemde betalingsopdracht(en) (telkens) inhielden een storting en/of overboeking
en/of bijschrijving van een hoeveelheid geld op voornoemde (gewijzigde) bankrekeningnummer(s), waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 30 juli 2014 te Arnhem, gemeente Arnhem, en/of elders in Nederland,
opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 265.108 euro), in elk geval (telkens) enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, en welke hoeveelheid geld verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als medewerker Debiteurenadministratie, in elk geval telkens anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 30 juli 2014 te Arnhem, gemeente Arnhem, en/of elders in Nederland,
meermalen althans eenmaal een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 84.777 euro) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 84.777 euro),
- gebruik heeft gemaakt en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had,
terwijl hij/zij wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat dit voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 30 juli 2014 te Arnhem, gemeente Arnhem, en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 180.331 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door (een) onverschuldigde betaling(en) (zijnde onterecht gestorte restitutiebetalingen), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De beoordeling door de rechtbank
Bewezenverklaring feit 1
Gelet op de (aanvullende) aangifte van [slachtoffer 1] , de (aanvullende) verklaringen namens aangever van [getuige 1] en [getuige 2] , de banktransacties van de overschrijvingen van geldbedragen van de bankrekening van [slachtoffer 1] naar de bankrekeningen van [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en verdachte en de verklaring van verdachte bij de FBI acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 juli 2014 [slachtoffer 1] op meerdere tijdstippen door meerdere listige kunstgrepen heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen van in totaal € 265.108. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan oplichting.
Gedeeltelijke bewezenverklaring feit 2
Onder feit 2 is ten laste gelegd dat verdachte een bedrag van € 84.777 heeft witgewassen, zijnde de bedragen die zijn overgemaakt naar de bankrekeningen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Gelet op de bewijsmiddelen genoemd onder feit 1 en de verklaring van [betrokkene 1] afgelegd bij de rechter-commissaris acht de rechtbank bewezen dat verdachte een deel van de geldbedragen die van de bankrekening van [slachtoffer 1] zijn overgemaakt naar de rekening van [betrokkene 1] opzettelijk heeft witgewassen door daar (vervolgens) gebruik van te maken.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een in de tenlastelegging onder 2 genoemde witwashandeling heeft verricht ten aanzien van de geldbedragen die zijn overgemaakt naar de bankrekeningen van [betrokkene 2] .
Omdat de rechtbank enkel het witwassen bewezen acht voor zover het de gelden betreft die zijn overgemaakt naar de bankrekening van Nieuwehuizen, acht zij een kortere periode bewezen dan ten laste gelegd.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de onder feit 3 ten laste gelegde verduistering. Van verduistering kan alleen sprake zijn als een betrokkene de verduisterde goederen onder zich heeft anders dan door misdrijf. Hiervan is in het geval van verdachte geen sprake, omdat verdachte de € 180.331 die naar zijn rekening is overgemaakt onder zich had als gevolg van oplichting (het bewezenverklaarde onder feit 1).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2009
tot en met 30 juli 2014 te Arnhem, gemeente Arnhem,
en/of elders in Nederland,meermalen,
althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en
/of (een)ander
(en
)wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/ofdoor
een ofmeer listige kunstgre
(e)p
(en
) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1]
(telkens
)heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 265.108 euro),
in elk geval van enig goed,
immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en
/oflistiglijk en
/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid
- meermalen,
althans eenmaal,in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de
/hetaldaar opgeslagen bankrekeningnummer
(s
), toebehorend aan
(een)
(oud-)huurder
(s
), gewijzigd in [rekeningnummer 1] , welk rekeningnummer aan verdachte toebehoorde en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de
/hetaldaar opgeslagen bankrekeningnummer
(s
), toebehorend aan
(een)
(oud-)huurder
(s
), gewijzigd in [rekeningnummer 2] , welk rekeningnummer aan verdachte toebehoorde en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de
/hetaldaar opgeslagen bankrekeningnummer
(s
), toebehorend aan
(een)
(oud-)huurder
(s
), gewijzigd in [rekeningnummer 3] , welk rekeningnummer aan
[betrokkene 1] toebehoorde en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de
/hetaldaar opgeslagen bankrekeningnummer
(s
), toebehorend aan
(een)
(oud-)huurder
(s
), gewijzigd in [rekeningnummer 4] , welk rekeningnummer aan
[betrokkene 2] toebehoorde en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,in een (bij [slachtoffer 1] in gebruik zijnde) computersysteem (REMS) de
/hetaldaar opgeslagen bankrekeningnummer
(s
), toebehorend aan
(een)
(oud-)huurder
(s
), gewijzigd in [rekeningnummer 5] , welk rekeningnummer aan
[betrokkene 2] toebehoorde en
/of
-
(vervolgens
)meermalen,
althans eenmaal, (een)betalingsopdracht
(en
), betreffende restitutiebetalingen (van in totaal ongeveer 265.108 euro), aangemaakt en
/of uitgevoerd en/of laten aanmaken en/oflaten uitvoeren
(door de afdeling Treasury van [slachtoffer 1]
), terwijl voornoemde betalingsopdracht
(en
) (telkens
)inhielden een storting en/of overboeking
en/of bijschrijving van een hoeveelheid geld op voornoemde
(gewijzigde
)bankrekeningnummer
(s
), waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij, op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 21 september 2010
tot en met 30 juli 2014 te Arnhem, gemeente Arnhem,
en/of elders in Nederland,
meermalen
althans eenmaal een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 84.777 euro) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/ofvan een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld
(van in totaal ongeveer 84.777 euro),
- gebruik heeft gemaakt
en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had,
terwijl hij
/zijwist,
althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden,dat dit voorwerp
- onmiddellijk
of middellijk-
(mede)afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
witwassen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van [het feit/de feiten]

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van zijn voormalig werkgever [slachtoffer 1] . Als werknemer op de afdeling debiteuren was verdachte op de hoogte van het interne financiële systeem van zijn werkgever. Verdachte wist goed wat hij deed. Door gebruik te maken van de onwetendheid van (voormalig) huurders dat zij geld te goed hadden van [slachtoffer 1] en fouten in het interne controlesysteem van [slachtoffer 1] kreeg hij het voor elkaar dat over een periode van bijna vijf jaar € 265.108 werd overgemaakt naar bankrekeningen van vrienden/kennissen van verdachte en naar bankrekeningen van hemzelf. Geld dat toebehoorde aan de (voormalig) huurders van [slachtoffer 1] . Daarbij maakte verdachte onder meer misbruik van de toegang die hij had tot de bankrekening van de toen 11-jarige dochter van een vriendin van verdachte. Verdachte heeft het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had ernstig geschaad.
De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Op het moment dat [slachtoffer 1] ontdekte dat verdachte geld had verduisterd, verhuisde hij naar de Verenigde Staten. Bij de FBI heeft verdachte geen verklaring willen afleggen over zijn handelen. In de brief die later via zijn raadsman is verstrekt legt hij de schuld van zijn handelen bij anderen. Bij de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting is verdachte niet verschenen.
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte in aanmerking genomen, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft net als de officier van justitie in aanmerking genomen dat de redelijke termijn is overschreden.
Gelet op de ernst en het lange periode van het voortduren van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden. Daarbij is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in die zin dat de rechtbank, net als de officier van justitie, een strafvermindering heeft toegepast van 2 maanden. De rechtbank legt een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij, [slachtoffer 1] , heeft in verband met de aan verdachte tenlastegelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 319.021,39 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt officier van Justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het hetgeen reeds aan [slachtoffer 1] is toegewezen in een tegen verdachte gevoerde civiele procedure, de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 16.265,00, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van [slachtoffer 1] bestaat uit een schadepost van € 293.470,70 met de omschrijving ‘rapport politie’ en een schadepost van € 25.550,69 met de omschrijving ‘advocaat kosten’.
Ten aanzien van de post ‘rapport politie’ overweegt de rechtbank dat deze som bij civiel vonnis van 14 januari 2015 in een procedure van [slachtoffer 1] tegen verdachte reeds is toegewezen. Dit staat toewijzing van de (gehele) vordering in de weg.
In voornoemde civiele procedure is echter uitgegaan van een door verdachte door oplichting verkregen som van € 248.843,00, terwijl is komen vast te staan dat verdachte in totaal een bedrag van € 265.108,00 heeft verkregen. Het verschil, een bedrag van € 16.265,00, betreft rechtstreeks door de benadeelde partij geleden schade, waarvoor zij geen vergoeding toegewezen heeft gekregen en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering voor wat betreft de post ‘rapport politie’ tot een hoogte van € 16.265,00 kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de post ‘advocaat kosten’ overweegt de rechtbank dat uit de ter onderbouwing van deze vordering overlegde facturen volgt dat deze kosten (mede) betrekking hebben op werkzaamheden die de advocaat van benadeelde partij heeft verricht ten behoeve van de civiele procedure. Gelet op het feit dat aan benadeelde in de civiele procedure een vergoeding voor advocaatkosten is toegewezen en uit haar vordering niet (duidelijk) volgt of en zo ja, welke advocaatkosten zij ten behoeve van deze strafrechtelijke procedure heeft gemaakt, concludeert de rechtbank dat de post ‘advocaat kosten’ niet voor toewijzing vatbaar is.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij tot een hoogte van € 16.265,00 kan worden toegewezen. De rechtbank zal het overige gedeelte van de vordering tot vergoeding van materiële schade afwijzen en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de advocaatkosten.
Verdachte is vanaf 26 juni 2014 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 16.265,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2014 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] € 248.843,00 af en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 16.265,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2014 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 116 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.