ECLI:NL:RBGEL:2022:2325

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
C/05/402502 / FZ RK 22/1090
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over onterecht verleende verplichte zorg en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een klachtprocedure van een betrokkene die zich beklaagde over de verleende verplichte zorg door een zorgaanbieder. De betrokkene, geboren in Didam, had een klacht ingediend bij de klachtencommissie op 3 november 2021, waarin hij stelde dat hij tussen 27 februari 2021 en 23 augustus 2021 verplichte zorg had ontvangen zonder geldige zorgmachtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder in de veronderstelling verkeerde dat de zorgmachtiging, verleend op 28 augustus 2020, nog geldig was, terwijl deze op 27 februari 2021 was verlopen. De klachtencommissie had de klacht op 22 december 2021 gegrond verklaard, maar de beslissing over de schadevergoeding was aangehouden. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2022, die via videobellen plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene en medewerkers van de zorgaanbieder.

De rechtbank oordeelde dat de betrokkene onterecht in zijn vrijheid was beperkt en dat de zorgaanbieder onrechtmatig had gehandeld door zorg te verlenen zonder geldige machtiging. De rechtbank verklaarde de klacht gegrond en kende een schadevergoeding van € 1.000,- toe aan de betrokkene. De rechtbank overwoog dat, hoewel de zorgaanbieder geen dwang had toegepast, de betrokkene in de veronderstelling verkeerde dat er een zorgmachtiging van kracht was, wat leidde tot een ernstige beperking van zijn vrijheid. De rechtbank benadrukte dat de hoogte van de schadevergoeding moest worden vastgesteld op basis van redelijkheid en billijkheid, en niet op basis van forfaitaire stelsels of schadevergoedingen uit het strafrecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond hoger beroep open tegen de schadevergoeding.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/402502 / FZ RK 22/1090
Datum uitspraak: 9 mei 2022
Beschikking beroep tegen klachtenprocedure
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door betrokkene ingediend bij de klachtencommissie op 3 november 2021 (hierna: de klachtencommissie).
[betrokkene]
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te Didam,
advocaat mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers te Ulft.
Als verweerder wordt aangemerkt de zorgaanbieder
[naam instelling],
hierna te noemen: de zorgaanbieder.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
 het verzoekschrift ex artikel 10:7 lid 1 Wvggz, bij de griffie van deze rechtbank ontvangen op 14 april 2022, met bijlagen;
 de uitspraak van de klachtencommissie van 22 december 2021, door de rechtbank ontvangen op 14 april 2022;
 de uitspraak van de klachtencommissie van 24 februari 2022, door de rechtbank ontvangen op 2 mei 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 mei 2022, via videobellen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
 de advocaat van betrokkene;
 dhr. [naam 1] , als (behandelend) psychiater verbonden aan [naam instelling] ;
 dhr. [naam 2] , als geneesheer-directeur verbonden aan [naam instelling] ;
 mw. [naam 3] , als jurist verbonden aan [naam instelling] .

2.De feiten

2.1.
Aan betrokkene werd door zorgaanbieder [naam instelling] verplichte zorg verleend, krachtens de beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2020. Die zorgmachtiging gold tot en met 27 februari 2022. Daarna is bij beschikking van 24 augustus 2021 een nieuwe zorgmachtiging verleend.
2.2.
Betrokkene heeft bij klachtenformulier van 26 oktober 2021 een klacht ingediend bij de klachtencommissie. Betrokkene stelt dat hij tussen 27 februari 2021 en 23 augustus 2021 verplichte zorg heeft ontvangen terwijl er geen zorgmachtiging was.
2.3.
De klachtencommissie heeft op 22 december 2021 de klacht gegrond verklaard en het besluit op het schadevergoedingsverzoek aangehouden.
2.4.
De klachtencommissie heeft op 24 februari 2022 op het schadevergoedingsverzoek beslist. Deze beslissing houdt in dat de zorgaanbieder een schadevergoeding van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro) aan betrokkene moet betalen. Deze beslissing is op 4 maart 2022 verzonden.

3.De standpunten van partijen

Betrokkene

3.1.
Betrokkene stelt zich op het standpunt dat hij tussen 27 februari 2021 en 23 augustus 2021 verplichte zorg heeft ontvangen terwijl er geen zorgmachtiging was. Betrokkene is in zijn vrijheid beperkt zonder rechterlijke beslissing. Hem is voorgehouden dat er een zorgmachtiging was, waardoor hij zijn medicatie moest innemen en niet de vrijheid had om de beschermde woonvorm waar hij verbleef (zonder overleg) te verlaten. Zonder uitspraak van de rechter accepteert betrokkene deze vormen van zorg niet.
3.2.
Betrokkene weet inmiddels dat zijn behandelaar zelf ook in de veronderstelling was dat er in die periode wel een zorgmachtiging van kracht was, maar dit doet niet af aan zijn klacht. Namens betrokkene is gesteld dat er nooit contact met hem is opgenomen nadat de fout werd ontdekt. Betrokkene wil schriftelijke excuses van de behandelaren en [naam instelling] , met uitleg hoe dit heeft kunnen gebeuren.
3.3.
Daarnaast stelt betrokkene dat hij recht heeft op een schadevergoeding. Betrokkene zelf noemt hiervoor een bedrag van € 260.000,-. De advocaat van betrokkene heeft aangegeven dat voor het bepalen van een billijke schadevergoeding, indien het door betrokkene zelf aangevoerde bedrag niet gevolgd wordt, zou kunnen worden aangesloten bij de bedragen die in het strafrecht worden gehanteerd in geval van onterecht ondergane hechtenis in een huis van bewaring. Dit komt neer op een bedrag van € 80,- per dag. Uitgaande van 180 dagen, komt dit neer op een bedrag van € 14.400,-. Meer subsidiair kan ook worden uitgegaan van het forfaitaire stelsel 2.0 d.d. 15 juli 2020 opgesteld door R.P. Wijne (gepubliceerd op de website van de Stichting PVP). Dit gaat om een schadevergoeding van € 1.000,- per vier weken. Uitgaande van 26 weken komt dat op een bedrag van € 6.500,-.
De zorgaanbieder
3.4.
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat betrokkene terecht klaagt over het verlenen van verplichte zorg in de periode 27 februari 2021 tot 23 augustus 2021. De zorgaanbieder was in de veronderstelling dat de zorgmachtiging in augustus 2020 voor twaalf maanden was verleend. Daardoor is betrokkene (ook) in de periode van 27 februari 2021 tot 23 augustus 2021 behandeld op grond van een zorgmachtiging die, zoals later bleek, op 27 februari 2021 was geëxpireerd. Bij de zorgaanbieder is bekend dat betrokkene nooit vrijwillig zijn medicatie zou innemen en ook niet vrijwillig in de beschermde woonvorm zou blijven wonen.
3.5.
Anders dan de advocaat van betrokkene stelt heeft de behandelend psychiater wel zijn excuses aangeboden. Toen de behandelend psychiater achter de fout kwam is hij naar betrokkene gegaan en heeft hij namens de zorgaanbieder zijn excuses aangeboden. Daarnaast heeft de behandelend psychiater het telefoonnummer van de advocaat van betrokkene opgezocht, zodat betrokkene met zijn advocaat kon overleggen over de eventueel te nemen stappen.
3.6.
Verder merkt de zorgaanbieder op dat de [naam instelling] -locatie in [plaats] niet is aangemerkt als Wvggz-accommodatie. In een open setting als woonvorm mag men binnen de gemaakte afspraken gaan en staan waar men wil. Het klopt dat betrokkene moest overleggen met de begeleiders als hij de woonvorm wilde verlaten, maar dit is hem nooit geweigerd. De zorgaanbieder stelt dat het niet aannemelijk is dat betrokkene daadwerkelijk schade heeft geleden. Juridisch gezien heeft de zorgaanbieder een fout gemaakt, maar de behandeling op zichzelf valt onder goed hulpverlenerschap. Bij betrokkene is sprake van een chronisch toestandsbeeld. Betrokkene is in 2018, 2019 en 2020 opgenomen op de HIC, maar dit is in 2020, 2021 en 2022 niet nodig geweest. Door de behandelaanpak is een mate van stabiliteit bereikt. Daarnaast was drang voldoende en is dwang niet nodig geweest. De enkele keer dat betrokkene zijn medicatie echt niet wilde innemen is dit niet onder dwang toegediend.

4.Beoordeling

4.1.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Betrokkene was op de hoogte van de dag, het tijdstip en de plaats van de mondelinge behandeling. Hij heeft zowel bij zijn advocaat als bij de begeleiding van [naam instelling] aangegeven dat hij niet bij de mondelinge behandeling aanwezig wil zijn. De advocaat van betrokkene is gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
Ontvankelijkheid
4.2.
Op grond van artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) kan betrokkene een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
4.3.
De rechtbank stelt allereerst vast dat betrokkene ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien zijn verzoekschrift binnen de in artikel 10:7 lid 2 Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank is ingediend.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 28 augustus 2022 heeft deze rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen konden worden getroffen: het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen en het uitoefenen van toezicht op betrokkene, beide voor de maximale duur van zes maanden. Deze machtiging gold tot en met uiterlijk 27 februari 2021. De eerstvolgende zorgmachtiging is verleend op 24 augustus 2021.
4.5.
Vast staat dat in de periode van 28 februari 2021 tot 23 augustus 2021 ten aanzien van betrokkene geen zorgmachtiging gold. De zorgaanbieder was in de veronderstelling dat de zorgmachtiging in augustus 2020 voor twaalf maanden was verleend, daarom is de zorgaanbieder na 27 februari 2021 doorgegaan met behandelen alsof er een zorgmachtiging was. Ook staat vast dat betrokkene zonder zorgmachtiging zijn medicatie niet zou innemen en ook niet vrijwillig in de beschermde woonvorm zou blijven wonen. De rechtbank is daarom van oordeel dat betrokkene ernstig in zijn vrijheid is beperkt en dat de zorgaanbieder onrechtmatig gehandeld heeft. De rechtbank begrijpt dat de zorgaanbieder betrokkene heeft behandeld op een manier die de autonomie van betrokkene zo min mogelijk beperkt en dat de zorgaanbieder daarom ook geen dwang heeft toegepast, maar dit maakt het oordeel niet anders. Betrokkene heeft aan de behandeling meegewerkt, omdat hij in de veronderstelling was dat er een zorgmachtiging van kracht was.
4.6.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de klacht van betrokkene gegrond verklaard moet worden.
Schadevergoeding
4.7.
De rechtbank ziet aanleiding om de zorgaanbieder te veroordelen tot vergoeding van de schade. De rechtbank zoekt hiervoor geen aansluiting bij de hoogte van de schadevergoedingen die in het strafrecht worden toegekend bij onrechtmatige detentie, zoals door de advocaat van betrokkene subsidiair is bepleit. Die schadevergoedingen hebben als grondslag ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming in een politiecel of een huis van bewaring en daarvan is hier geen sprake. De rechtbank zal voor de hoogte van de schadevergoeding ook niet aansluiten bij het forfaitaire stelsel 2.0 (gepubliceerd op de website van de Stichting PVP). Dit forfaitaire stelsel wordt niet onderschreven door de Rechtspraak, onder meer omdat dit type zaken nauwelijks tot niet met elkaar te vergelijken zijn. De rechtbank dient een zorgvuldige afweging te maken bij het bepalen van de billijkheid en de redelijkheid van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding.
4.8.
De rechtbank stelt in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de vergoeding van de schade vast op een bedrag van € 1.000,-, gelet op de duur van het zonder machtiging toepassen van drang die gebaseerd was op de veronderstelling van de machtiging. Deze drang ziet zowel op de toepassing van de medicatie als op het verblijf in de beschermde woonvorm, waar betrokkene vrijwillig niet zou verblijven. Mede bepalend voor de hoogte van de schadevergoeding is hierbij dat er nimmer dwang is toegepast.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de klacht gegrond;
5.2.
bepaalt dat deze beslissing in de plaats komt van de beslissing van de klachtcommissie;
5.3.
veroordeelt de zorgaanbieder tot betaling van een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro) aan betrokkene;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Rasing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2022.
Tegen de beslissing op de klacht staat het rechtsmiddel cassatie open.
Tegen de beslissing omtrent de schadevergoeding staat hoger beroep open, op grond van artikel 358 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.