ECLI:NL:RBGEL:2022:2320
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van een eerder afgewezen verzoek tot schadevergoeding na verkeersongeval en de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure naar aanleiding van een verkeersongeval dat op 23 januari 2018 plaatsvond. De verzoekende partij, die als fietser betrokken was bij het ongeval, had eerder verzocht om te verklaren dat de gemeente Arnhem als wegbeheerder aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden. Dit verzoek was echter afgewezen bij beschikking van 1 april 2019. De verzoekende partij herhaalde zijn verzoek in een nieuw verzoekschrift van 12 mei 2019, maar het procesdossier raakte in het ongerede, wat leidde tot vertraging in de behandeling van de zaak.
Op 7 april 2022 sloten de verzoekende partij en de gemeente Arnhem een vaststellingsovereenkomst, waarbij de verzoekende partij zijn zaak tegen de gemeente introk. Desondanks verzocht hij de rechtbank om uitspraak te doen over zijn vordering tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en het betaalde griffierecht. De kantonrechter oordeelde dat de verzoekende partij niet-ontvankelijk was in zijn verzoeken, omdat de aansprakelijkheidszaak tegen de gemeente was ingetrokken en de rechtbank geen partij was in de verzoekschriftprocedure. Bovendien kon de kantonrechter geen herbeoordeling geven in een nieuwe deelgeschilprocedure.
De kantonrechter benadrukte dat de vertraging in de procedure betreurenswaardig was, maar dat dit niet leidde tot een toewijzing van de verzoeken van de verzoekende partij. De verzoekende partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente op nihil werden begroot, wat betekent dat hij het griffierecht zelf moest dragen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter mr. S.J. Peerdeman.