ECLI:NL:RBGEL:2022:2227

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
05.020167.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met minderjarige jongens en oplegging van gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 3 mei 2022 heeft de Rechtbank Gelderland een 37-jarige man uit Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan ontucht met twee minderjarige jongens, geboren in 2009 en 2007. De rechtbank oordeelde dat de slachtoffers, die op het moment van de feiten 12 en 15 jaar oud waren, immateriële schade hadden geleden en kende hen ieder € 1.000,- aan smartengeld toe. De rechtbank benadrukte het belang van een klinische behandeling voor de verdachte, gezien zijn problematiek en het hoge recidiverisico. De rechtbank nam de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar aan, ondanks enkele inconsistenties, en oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling. De beslissing volgde op een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen wettig en overtuigend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.020167.22
Datum uitspraak : 3 mei 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1984] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. N. Tanoglu, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 april 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 december 2021 tot
en met 11 januari 2022 te Arnhem, althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2009] en/of met [slachtoffer 2] , geboren [2007]
, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had/hadden bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
het (meermalen) betasten van de penis en/of balzak van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of
het (meermalen) door die [slachtoffer 2] laten betasten van zijn, verdachtes, penis.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, nu de verklaringen van de slachtoffers niet betrouwbaar zijn en er verder geen steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Beoordeling door de rechtbank
[aangever 1] , de moeder van [slachtoffer 1] geboren op [2009] , heeft tegen verdachte aangifte gedaan van het seksueel misbruik van haar zoon. [2] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in december 2021 een aantal keer samen met [slachtoffer 2] bij verdachte in zijn woning aan de [adres 1] in Arnhem is geweest. Ze kwamen daar om te chillen en te gamen. Verdachte heeft hem tijdens het stoeien in de slaapkamer uit het niets gericht meerdere keren in zijn ballen geknepen. Dat gebeurde zo’n vier á vijf keer. [slachtoffer 2] was daar ook bij. Hij weet niet of [slachtoffer 2] het heeft gezien, maar hij heeft het wel tegen [slachtoffer 2] gezegd. De keer daarna vertelde [slachtoffer 2] hem dat hij ( [slachtoffer 2] ) in verdachtes penis moest knijpen voor een pakje sigaretten. Ook dat was meerdere keren gebeurd vertelde [slachtoffer 2] . [3]
[aangever 2] , de moeder van [slachtoffer 2] geboren op [2007] , heeft tegen verdachte aangifte gedaan van het seksueel misbruik van haar zoon. [4] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een aantal keer samen met [slachtoffer 1] bij verdachte in zijn woning aan de [adres 1] in Arnhem is geweest. De eerste keer was begin december 2021. Ze kwamen daar om te chillen en te gamen. Het begon met stoeien in de slaapkamer waarbij verdachte in zijn penis kneep. Hij durfde daar niks van te zeggen vanwege het leeftijdsverschil. Het is in totaal zo’n acht keer gebeurd. Ook heeft hij gezien dat verdachte [slachtoffer 1] zo’n twee á drie keer in zijn penis kneep. Toen [slachtoffer 2] alleen was met verdachte zei verdachte ‘als je in mijn piemel knijpt krijg je een pakje sigaretten’. Dat heeft hij uiteindelijk ook gedaan. Onderweg naar huis heeft hij tegen [slachtoffer 1] gezegd wat er was gebeurd. Hij heeft meerdere keren aan de penis van verdachte moeten zitten en verdachte heeft vaker aan zijn penis gezeten. [5]
Verdachte erkent dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in die periode vaker bij hem in zijn woning in Arnhem zijn geweest, dat hij met hen heeft gestoeid en wel eens sigaretten gaf. [6]
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op essentiële punten consistent en gedetailleerd hebben verklaard, namelijk over:
  • de handelingen (het (laten) betasten van de penis);
  • de wijze waarop die plaatsvonden (al dan niet in ruil voor sigaretten);
  • de locatie (de slaapkamer van verdachte) en
  • de setting waaronder het gebeurde (vaak tijdens het stoeien).
Daarbij ondersteunen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar in voldoende mate over en weer. Zij verklaren immers niet alleen over wat er met henzelf is gebeurd maar ook over hetgeen ze bij de ander zelf hebben gezien of direct van de ander hebben gehoord. Het enkele feit dat er hier en daar inconsistenties in hun verklaringen zitten, zoals door de verdediging is aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af. Naar het oordeel van de rechtbank draagt dit bij aan de authenticiteit van de verklaringen. De rechtbank acht de verklaringen dan ook betrouwbaar en neemt deze als uitgangspunt bij de beoordeling.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn airpods door [slachtoffer 2] waren gejat, hij dat heeft aangekaart en nu door hem erin wordt geluisd. Dit scenario vindt onvoldoende steun in het procesdossier. De rechtbank acht daarvoor de wijze waarop de handelingen van verdachte naar buiten zijn gebracht van belang. Het is namelijk niet [slachtoffer 2] die direct met het verhaal naar buiten is gekomen, maar [slachtoffer 1] . Hij heeft dat pas gedaan nadat zijn moeder bleef doorvragen waarom hij niet meer naar verdachte toe gaat. Ook valt niet in te zien, dat als [slachtoffer 2] al een motief zou hebben gehad, ook [slachtoffer 1] - die niets met het gestelde conflict te maken heeft - een voor verdachte belastende verklaring zou afleggen. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario is dan ook niet aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 6 december 2021 tot
en met 11 januari 2022 te Arnhem,
althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2009] en
/ofmet [slachtoffer 2] , geboren [2007]
, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had/hadden bereikt,
buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd,
het
(meermalen
)betasten van de penis en/of balzak van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en
/of
het
(meermalen
)door die [slachtoffer 2] laten betasten van zijn, verdachtes, penis.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 190 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijke deel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd. De officier van justitie acht het gezien de problematiek bij verdachte van belang dat verdachte aansluitend op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf kan starten met een klinische behandeling.
Vanwege het hoge recidiverisico heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor een gevangenisstraf gepleit waarbij het onvoorwaardelijke deel van die straf in ieder geval gelijk is aan het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met twee minderjarige slachtoffers. Verdachte heeft op meerdere momenten over de kleding hun penissen betast en heeft [slachtoffer 2] vaker zijn penis laten betasten (in ruil voor sigaretten). Verdachte heeft met deze feiten een inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die op dat moment 12 en 15 jaar oud waren. Verdachte daarentegen was 37 jaar oud. De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van slachtoffers die zich gelet op hun leeftijd in een extra kwetsbare fase bevinden. Als feit van algemene bekendheid kan worden aangenomen dat met name jeugdige slachtoffers van zedendelicten vaak nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. Dat blijkt ook uit de ter terechtzitting door de moeder van [slachtoffer 1] voorgelezen verklaring. Hieruit is naar voren gekomen dat het gebeurde een grote impact heeft op het leven van [slachtoffer 1] .
Bij het bepalen van een passende straf heeft de rechtbank ook gelet op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte lang geleden (in 2008) is veroordeeld voor het plegen van ontucht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies dat Reclassering Nederland heeft uitgebracht op 12 april 2022. Daarin wordt beschreven dat verdachte in het verleden (2020) is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, autismespectrumstoornis en Gilles de la Tourette. Ook is in 2011 bij hem de diagnose pedofilie gesteld, maar dit is in latere diagnostiek niet meer naar voren gekomen. Verdachte heeft een uitgebreid hulpverleningsverleden waarin hij diverse behandelingen heeft doorlopen, zowel klinisch als ambulant. De rode draad daarin is dat verdachte zijn behoefte aan bewondering en waardering lijkt te vinden in het contact met minderjarige jongens. Hij heeft moeite met het maken en onderhouden van voor hem gezonde relaties en vindt geen aansluiting bij leeftijdsgenoten. Daarom is hij geneigd om het contact met minderjarige jongens aan te gaan wat resulteert in problemen waardoor het risico op seksueel grensoverschrijdend gedrag en agressie wordt vergroot. Tijdens het laatste contact met de reclassering in 2020 (in het kader van een adviesopdracht) werd een klinische behandeling nodig geacht, omdat de ambulante interventies niet het gewenste effect hadden. Ondanks de nodige initiatieven lijkt verdachte echter koste wat kost te willen vermijden dat hij voor zijn problematiek in behandeling moet, omdat hij dan de controle en regie over zijn leven kwijt dreigt te raken en er een leegte in zijn leven zal ontstaan. De kans op herhaling wordt door de reclassering dan ook als hoog ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met de slachtoffers.
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank acht dat ook passend. Gelet op de persoon van de verdachte zal de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot vier maanden, zodat verdachte zodra er plek is zo spoedig mogelijk vanuit detentie kan worden geplaatst en kan worden behandeld bij FPA [naam] .
Daarnaast zal de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden opleggen. De rechtbank wil met die voorwaardelijke straf bereiken dat verdachte voldoende wordt gestimuleerd om mee te werken aan de (klinische) behandeling en hoopt dat deze voorwaardelijke straf als stok achter de deur dient. Aan het voorwaardelijke deel worden de bijzondere voorwaarden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank vindt met name die klinische behandeling vanwege de problematiek van verdachte van groot belang. Vanwege dit belang en de omstandigheid dat de kans op herhaling van een misdrijf met schade voor personen groot is, ziet de rechtbank aanleiding om te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
  • [slachtoffer 1] (wettelijk vertegenwoordigd door [aangever 1] );
  • [slachtoffer 2] (wettelijk vertegenwoordigd door [aangever 2] ),
beiden worden bijgestaan door mr. H.O. den Otter.
Zij vorderen een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade per persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en zij vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moet worden verklaard, dan wel dat deze dienen te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelden als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade hebben geleden. Door de gedragingen van verdachte is de lichamelijke integriteit van de benadeelden geschonden. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid en rekening houdend met de ernst van het feit zal de rechtbank aan de benadeelde partijen - zoals gevorderd - een bedrag van
€ 1.000,- per persoon aan immateriële schade toekennen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 december 2021.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres [adres 2] in Arnhem en zich blijft melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich zal laten opnemen in FPA [naam] of een soortgelijke instelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig mogelijk en duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering/behandelaar dat nodig vindt. Daarbij houdt veroordeelde zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling hem in het kader van de behandeling geeft. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- ( (indien en voor zover de reclassering dat nodig vindt) zal meewerken aan een ambulante behandeling door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. Daarbij houdt veroordeelde zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener hem in het kader van de behandeling geeft;
- op geen enkele wijze contact - direct of indirect - heeft of zal zoeken met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dat nodig acht;
• stelt als
overige voorwaardendat veroordeelde:
  • zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken is daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
• beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021 aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Duifhuizen (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022017441, gesloten op 18 februari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 37.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 50-51.
4.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 92.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 110-113.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 april 2022.