ECLI:NL:RBGEL:2022:2226

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
05.259983.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met verstandelijke beperking van slachtoffer in Groesbeek

Op 28 april 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 20 augustus 2021 in Groesbeek, waarbij de verdachte, die zelf verstandelijk beperkt is, het slachtoffer, eveneens met een verstandelijke beperking, zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de nodige behoedzaamheid betracht bij het gebruik van de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte, gezien hun verstandelijke beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster tegen haar wil heeft gepenetreerd in haar anus, terwijl hij haar verzet negeerde. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuige en de verdachte elkaar bevestigden, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een verbod op alcohol en drugsgebruik. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en de noodzaak van begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.259983.21
Datum uitspraak : 28 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1976] in [geboorteplaats] (Somalië),
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. W. Vahl, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Groesbeek, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer] en/of
het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
het kussen van die [slachtoffer] ,
welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk,
die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en/of getrokken, althans heeft bewogen om
met hem, verdachte, de bosjes in te gaan en/of
de broek en/of de luier van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
boven op die [slachtoffer] heeft gelegen en/of
(meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Blijf stil staan” en/of “Doe even rustig,
geen ruzie maken” en/of “Ik ga niet stoppen”, althans woorden van gelijke strekking
of aard en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[getuige] parkeerde op 20 augustus 2021 haar auto op de parkeerplaats van de [adres 2] in Groesbeek. Ze liep langs een bosje en hoorde iemand meerdere keren gedempt roepen: “laat me met rust, laat me met rust”. Ze herkende de stem van [slachtoffer] . Ze liep iets naar achteren zodat ze het bosje in kon kijken. Ze zag [slachtoffer] die in een ongemakkelijke houding half voorovergebogen stond/lag met een man achter zich. Ze hoorde dat de man herhaaldelijk zei: “blijf stil staan”. [getuige] is erheen gelopen en zag dat de luier van [slachtoffer] omlaag was en dat haar onderlichaam naakt was. Ze zag een man achter [slachtoffer] staan die een beweging tegen haar aan maakte waarbij het leek of hij aan het penetreren was of een poging daartoe deed. Aan de houding te zien leek het erop dat hij zijn penis in [slachtoffer] probeerde te bewegen. [getuige] zag dat de broek van de man aan de voorkant geopend was. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Zij heeft betoogd dat, nu verdachte en [slachtoffer] elk hun eigen broek naar beneden hebben gedaan, verdachte ten aanzien van het onderdeel dat ziet op het naar beneden trekken van de broek van [slachtoffer] moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft, kort samengevat, het volgende betoogd. Verdachte is verstandelijk beperkt en begrijpt mogelijk niet wat “verkrachting” is. Hij heeft eerder seks gehad met [slachtoffer] die eveneens verstandelijk beperkt is. Gelet ook op de verklaring van [slachtoffer] , die zowel spreekt over verkrachting als over vrijen, waarbij het de vraag is of sprake is van een duidelijke scheidslijn tussen beide, meent de raadsman dat dwang en opzet niet kunnen worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank merkt vooraf op dat het om een bijzondere zaak gaat, nu zowel verdachte als [slachtoffer] een verstandelijke beperking hebben. [slachtoffer] heeft, naar zeggen van haar begeleidster, een IQ van ongeveer 55/56 en heeft de verstandelijke vermogens van een kind tussen de 6 en 8 jaar. Verdachte, zo volgt uit rapportages, waarover later meer, functioneert op zeer laag, mogelijk licht zwakzinnig niveau. De rechtbank zal daarom de nodige behoedzaamheid betrachten ten aanzien van zowel het gebruik van de in grote lijnen bekennende verklaring van verdachte als het gebruik van de verklaring van [slachtoffer] voor het bewijs. Zij zal hun verklaringen slechts als bewijsmiddel gebruiken als deze bevestiging vinden in een ander bewijsmiddel.
[slachtoffer] heeft verklaard dat een neger haar heeft verkracht. De man heeft haar gepakt en een half uur lang seks met haar gehad. Volgens [slachtoffer] lag ze op haar rug op de grond toen zijn penis in haar vagina ging en hadden ze toen “gewoon seks, vrijen”. Hij lag op haar en deed zijn penis in haar vagina. Ze zei dat hij moest ophouden. Hij is toen in de bosjes gaan liggen en daarna weggegaan. Zij heeft haar tas gepakt en is naar het Kruidvat gegaan. Volgens [slachtoffer] is hij alleen met zijn penis in haar vagina geweest en heeft zij niet anders gezeten of gelegen.
In het ‘informatief gesprek zeden’ heeft [slachtoffer] verklaard dat hij met zijn penis in haar vagina is geweest, haar een tongzoen heeft gegeven en aan haar borsten heeft gezeten.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] , de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] , tegenkwam en dat ze naar de bosjes zijn gegaan. [slachtoffer] heeft zelf haar broek uitgedaan en hij heeft zijn eigen broek uitgedaan. Hij heeft zijn penis in haar vagina gedaan. Verdachte heeft wisselend verklaard over de vraag of [slachtoffer] dit toestond. Enerzijds heeft hij verklaard dat ze het goed vond, dat ze meeliep en niets zei, anderzijds heeft hij verklaard dat ze zei dat hij moest stoppen toen zijn penis in haar vagina was. Verdachte heeft verder verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gezoend en dat hij aan haar borsten heeft gezeten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de verklaring van [slachtoffer] niet met zekerheid worden opgemaakt dat met betrekking tot de penetratie in haar vagina sprake is geweest van verkrachting, nu zij zelf verklaart over “gewoon seks, vrijen”. Daar komt bij dat de verklaring van [slachtoffer] niet volledig is. Zij heeft immers verklaard dat ze op haar rug op de grond lag en niet in een andere houding heeft gelegen of gezeten en alleen in haar vagina is gepenetreerd door verdachte. Uit de verklaring van [getuige] , zoals opgenomen onder de vaststaande feiten, blijkt duidelijk dat de verklaring van [slachtoffer] op dit punt onvolledig is. De onvolledigheid van haar verklaring maakt dat niet helder is op welk moment [slachtoffer] heeft kenbaar gemaakt dat verdachte moest stoppen. Enig ander (objectief) bewijs op dit punt ontbreekt; er is geen getuige die heeft gezien dat (en onder welke omstandigheden) verdachte [slachtoffer] met zijn penis heeft gepenetreerd in haar vagina.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] met dwang en tegen haar wil met zijn penis heeft gepenetreerd in haar vagina. Dat geldt ook voor het zoenen en betasten van de borsten van [slachtoffer] . Niet kan worden uitgesloten dat dit is gebeurd in het kader van het door [slachtoffer] genoemde “gewoon seks, vrijen”, te meer nu uit het dossier naar voren komt dat [slachtoffer] en verdachte al eerder seksueel contact met elkaar hebben gehad. De rechtbank zal verdachte daarom in zoverre vrijspreken. Ook ontbreekt bewijs voor het ten laste gelegde onderdeel dat ziet op het in de bosjes duwen en/of trekken, althans bewegen de bosjes in te gaan, en het onderdeel dat ziet op het naar beneden trekken van de broek en/of luier van [slachtoffer] . Ook daarvan zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Over de ten laste gelegde anale penetratie overweegt de rechtbank vervolgens als volgt.
Verdachte heeft hierover verklaard dat [slachtoffer] eerst op de grond lag en dat hij haar daarna heeft omgedraaid. Ze stond voorovergebogen. Hij heeft haar toen van achteren geneukt in haar anus. Ze lag voorover. Een paar minuten daarvoor zei ze helemaal stop. Hij heeft haar toen geduwd en gezegd “geen ruzie maken”. Hij wilde klaarkomen, maar zij wilde niet. Zijn penis is “tien minuten of zo” in haar anus geweest. Toen [slachtoffer] stop zei, is hij doorgegaan met neuken. Ze zei “stop maar stop maar” . Na de laatste keer dat ze dat zei is hij doorgegaan met neuken. Hij zei “even rustig blijven, ik stop niet”. Hij wilde gewoon door. [3] Verdachte heeft verder verklaard dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij niet ging stoppen en dat zij hem heeft geduwd. [4]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte bevestiging vindt in de verklaring van [getuige] . Zij hoorde iemand meerdere keren “laat me met rust” roepen en zag in het bosje [slachtoffer] in een voorovergebogen houding staan/liggen. Ze hoorde een man meerdere keren zeggen “blijf stil staan” en ze zag dat de man achter [slachtoffer] stond en bewegingen maakte alsof hij [slachtoffer] penetreerde. De rechtbank acht, gelet op beide verklaringen in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte [slachtoffer] tegen haar wil met zijn penis in haar anus heeft gepenetreerd. Weliswaar heeft [slachtoffer] zelf niets verklaard over anale penetratie, maar naar het oordeel van de rechtbank staat dat in dit geval aan een bewezenverklaring van die seksuele handeling niet in de weg. Zoals hiervóór reeds is overwogen, is namelijk duidelijk dat de verklaring van [slachtoffer] , gelet op de verklaring van [getuige] , onvolledig is.
De rechtbank overweegt voorts nog dat [slachtoffer] zowel verbaal als non-verbaal, te weten door het wegduwen van verdachte, kenbaar heeft gemaakt dat ze niet gediend was van de seksuele handeling die verdachte bij haar pleegde. Het feit dat verdachte hieraan voorbij ging en doorging met het penetreren in haar anus wijst naar het oordeel van de rechtbank op dwang en opzet. Verdachte heeft daarbij misbruik/gebruik gemaakt van zijn fysieke overwicht. Eenmaal bezig met het plegen van seksuele handelingen heeft verdachte [slachtoffer] gedwongen seksuele handelingen te dulden die zij niet wenste.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks20 augustus 2021 te Groesbeek, door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een
of meerhandeling
endie bestond
enuit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis
in de vagina en/ofin de anus van die [slachtoffer]
en/of
het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
het kussen van die [slachtoffer],
welke
geweld en/of eenandere feitelijkheid
en/of welke bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, hierin heeft
/hebbenbestaan dat verdachte opzettelijk,
die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en/of getrokken, althans heeft bewogen om
met hem, verdachte, de bosjes in te gaan en/of
de broek en/of de luier van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
boven op die [slachtoffer] heeft gelegen en/of
(meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
/of
die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Blijf stil staan” en/of “Doe even rustig,
geen ruzie maken” en/of “Ik ga niet stoppen”, althans woorden van gelijke strekking
of aard en
/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 198 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de dagen die verdachte in verzekering gesteld is geweest en met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 14 februari 2022.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, betoogd dat van belang is dat de hulpverlening aan verdachte intact blijft. Verdachte is verstandelijk beperkt. Er is een gebrek aan normbesef en sprake van een gebrekkige ontwikkeling. Ten tijde van het incident was verdachte onder invloed van alcohol. Zijn alcoholgebruik is nu onder controle. De raadsman acht een geheel voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een drugs- en alcoholverbod passend.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een vrouw die evenals hij bij zorginstelling [naam 1] woont. Hij heeft de vrouw gepenetreerd in haar anus terwijl zij duidelijk kenbaar maakte dat zij dat niet wilde. Verdachte heeft haar verzet genegeerd en is doorgegaan. Hij heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen lusten en heeft totaal geen oog gehad voor de gevoelens van de vrouw. Het feit dat verdachte verstandelijk beperkt is, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ernst van het feit. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij begrijpt dat als iemand ‘stop’ zegt, hij moet stoppen. Verdachte wist dus dat zijn handelen verkeerd was.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte na 2013 nauwelijks nog in beeld is gekomen bij politie en justitie ter zake van strafbare feiten. Hij is niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Verdachte is in het kader van een trajectconsult op 16 december 2021 gezien door
drs. N. Märker, GZ-psycholoog. Uit het door hem opgemaakte rapport komt naar voren dat op 27 november 2012 een psychologisch Pro Justitia rapport is uitgebracht. Volgens laatstgenoemd rapport functioneert verdachte op een zeer laag, mogelijk zwakzinnig niveau, waarbij is opgemerkt dat het niveau niet goed valt te bepalen vanwege de beperkte beheersing van de Nederlandse taal en verdachtes Somalische achtergrond. Verder is in laatstgenoemd rapport opgemerkt dat sprake is van afhankelijkheid van qat en alcohol en van antisociaal gedrag. Verdachte komt over als iemand die niet zelfstandig kan functioneren. Ook uit een recent psychologisch onderzoek is volgens Märker naar voren gekomen dat verdachte functioneert op de grens van matig tot licht verstandelijk beperkt niveau. Verdachte heeft bij vrijwel alle dagelijkse taken hulp of ondersteuning nodig. Hij is niet goed in staat verantwoordelijkheid te nemen voor zijn leven en passiviteit om te zetten in activiteit. Als er onvoldoende begeleiding voorhanden is, is er een risico op zelfverwaarlozing, verwaarlozing van de leefomgeving, sociaal isolement, arbeidsverzuim, middelengebruik en daaruit voortkomend regelovertredend gedrag. Onder invloed van alcohol kan verdachte (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vertonen. Vanuit zijn cognitieve beperkingen is hij niet in staat de ernst en mogelijke consequenties van zijn handelen te overzien en geeft hij blijk van zeer gebrekkige empathische vermogens. Märker meent dat aan verdachte vanuit [naam 1] voldoende structuur en begrenzing wordt geboden, waardoor men de risico’s probeert te beheersen.
De rechtbank stelt vast dat geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de persoon van verdachte, nu dit volgens Märker weinig meerwaarde zou hebben. Dat betekent dat niet is beoordeeld of en in hoeverre het feit aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank echter is van oordeel dat er, gelet op het trajectconsult, voldoende aanwijzingen zijn dat verdachte het feit verminderd dient te worden toegerekend. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die ook aanwezig was ten tijde van het delict. Daarnaast blijkt dat hij vanuit zijn cognitieve beperkingen niet in staat is de ernst en mogelijke consequenties van zijn handelen te overzien en dat hij blijk geeft van zeer gebrekkige empathische vermogens. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf daarom ervan uitgaan dat het feit in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend.
Op 14 februari 2022 heeft de reclassering over verdachte gerapporteerd. Uit het rapport komt naar voren dat verdachte bij [naam 1] in Groesbeek woont. Hij krijgt daar de structuur en begeleiding die goed bij hem passen. Dat heeft geresulteerd in stabiliteit op bijna alle leefgebieden. Sedert het incident geldt er een verbod op het gebruik van alcohol. Verdachte krijgt daarnaast zuchtremmende medicatie. Vanwege het slachtofferbelang wordt er werk gemaakt van een overgang van verdachte van [naam 1] naar een soortgelijke woonvoorziening in een andere plaats. De reclassering schat het risico op recidive en op letselschade in als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op de ernst van het feit zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur zonder meer passend zijn geweest. De rechtbank ziet in dit geval echter reden om daarvan af te zien en te volstaan met een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt namelijk, evenals de officier van justitie, in grote mate rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hiervóór beschreven, en met de verminderde toerekeningsvatbaarheid. Uit het reclasseringsrapport komt voorts naar voren dat verdachte een op te leggen gevangenisstraf lijdzaam zal ondergaan gezien zijn passiviteit, maar dat deze strafmodaliteit kan leiden tot schade wat betreft de continuering van de hulpverlening. Verdachte is goed ingebed binnen deze hulpverlening en het is niet wenselijk de structuur en begeleiding die hem nu worden geboden te doorbreken.
Ten aanzien van een op te leggen werkstraf blijkt uit het reclasseringsrapport en uit de verklaring ter terechtzitting van de heer [naam 2] , begeleider van verdachte bij [naam 1] , dat die moet worden afgestemd op verdachtes verstandelijke vermogens. Gelet op die verstandelijke vermogens is dat geen gemakkelijke opgave, omdat verdachte niet zelfstandig kan werken en er dus steeds begeleiding nodig is. Dat betekent dat de personele bezetting binnen de instelling onder druk komt te staan. De rechtbank zal om die reden afzien van het opleggen van een werkstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen passend. De rechtbank zal hiervan 178 dagen in voorwaardelijke vorm opleggen als stok achter de deur en om te voorkomen dat verdachte opnieuw een strafbaar feit begaat. Dit is een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank tot een deels andere bewezenverklaring is gekomen. De rechtbank zal de proeftijd stellen op drie jaren en aan de voorwaardelijke straf de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 178 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de reclassering van het Leger des Heils, [adres 3] , of hiertoe een afspraak maakt via telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte zal zich gedurende de proeftijd blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, afdeling Thematische Opsporing, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaal nummer 2021388957, gesloten op 16 september 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [getuige] , p. 31.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 73-75.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.