ECLI:NL:RBGEL:2022:22

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
05/296500-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van oplichting en veroordeling voor diefstal en diefstal in vereniging

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige vrouw, die werd beschuldigd van medeplegen van oplichting en diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van oplichting, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan diefstal en diefstal in vereniging. De feiten betroffen het aanbieden van een woning via Marktplaats, waarbij de verdachte zich valselijk voordeed als de rechtmatige eigenaar. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de huurovereenkomst had opgesteld, maar dat dit niet voldoende bewijs opleverde voor medeplegen van oplichting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de oplichtingsfeiten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/296500-20
Datum uitspraak : 5 januari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] ,
Raadsman: mr. M. Cankaya, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 13 april 2020 tot en met 11 mei 2020 te Nijmegen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 2050 euro, althans enig geldbedrag, door
- die [benadeelde 1] via Marktplaats een appartement, althans een kamer, gelegen aan
de [adres 2] te Nijmegen, aan te bieden en zich hierbij (valselijk) voor te
doen als de rechtmatige eigenaar/verhuurder van voornoemde woning, en/of
- aan die [benadeelde 1] te laten weten dat zij voornoemde woning kon komen
bezichtigen, en/of
- tijdens/na die bezichtiging tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat voornoemde
woning een koopwoning betrof en dat de verhuur via een makelaar zou lopen, en/of
  • na die bezichtiging die [benadeelde 1] borg en/of huur te laten betalen, en/of
  • die [benadeelde 1] via Whatsapp een handgeschreven huurcontract door te sturen, en/of
  • die [benadeelde 1] meerdere meubels en/of een KPN pakket aan te bieden die tegen
betaling konden worden overgenomen, en/of
- die [benadeelde 1] te laten weten dat de woning niet meer verhuurd kon worden en/of dat de betaalde borg en/of huur teruggegeven zou worden;
2
zij in of omstreeks de periode van 7 april 2020 tot en met 30 april 2020 te Nijmegen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 800 euro, althans enig geldbedrag, door
  • die [benadeelde 2] via Facebook een appartement, althans een kamer, gelegen aan de [adres 2] te Nijmegen, aan te bieden en zich hierbij (valselijk) voor te doen als de rechtmatige eigenaar/verhuurder van voornoemde woning, en/of
  • aan die [benadeelde 2] te laten weten dat zij voornoemde woning kon komen bezichtigen, en/of
  • tijdens/na die bezichtiging tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat de verhuur van voornoemde woning via een makelaar zou lopen, en/of
  • na die bezichtiging die [benadeelde 2] huur en/of borg te laten betalen, en/of
  • die [benadeelde 2] via Facebook een handgeschreven huurcontract door te sturen, en/of
  • die [benadeelde 2] te laten weten dat de woning niet meer verhuurd kon worden en/of dat de betaalde borg en/of huur teruggegeven zou worden;
3
zij in of omstreeks de periode van 13 mei 2020 tot en met 1 augustus 2020 te Nijmegen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 875 euro, althans enig geldbedrag, door
  • die [benadeelde 3] via Whatsapp een appartement, althans een kamer, gelegen aan de [adres 2] te Nijmegen, aan te bieden en zich hierbij (valselijk) voor te doen als de rechtmatige eigenaar/verhuurder van voornoemde woning, en/of
  • zich aan een kennis van die [benadeelde 3] , welke ook een kamer zou gaan huren in voornoemde woning, tijdens een eerdere bezichtiging voor te doen als medebewoner en/of huurbaas van voornoemde woning, en/of
  • aan die [benadeelde 3] te laten weten dat zij voornoemde woning ook kon komen bezichtigen, en/of
  • voor die bezichtiging die [benadeelde 3] huur en/of borg te laten betalen, en/of
  • na die bezichtiging een huurcontract te ondertekenen en die [benadeelde 3] dat contract ook te laten ondertekenen, en/of
  • die [benadeelde 3] te laten weten dat de woning niet meer verhuurd kon worden en/of dat de betaalde borg en/of huur teruggegeven zou worden;
4
zij op of omstreeks 23 mei 2020 te Beuningen, gemeente Beuningen een telefoon (te weten een Samsung S8), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
zij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020 tezamen en in vereniging met een of meer andere, althans alleen twee sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam hotel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2a. Vrijspraak
Ten aanzien van de feiten 1 t/m 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 t/m 3 ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van oplichting, nu uit het dossier onvoldoende volgt welke rol verdachte in het geheel heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen is vereist dat de verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt. Dit kan onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachten in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang daarvan, hun aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de huurovereenkomst heeft opgesteld die aangeefster [benadeelde 1] is toegezonden. Het handschrift op de huurovereenkomst lijkt overeen te komen met het handschrift op de excuusbrief waarvan verdachte heeft verklaard dat zij die heeft geschreven. Verder heeft medeverdachte [medeverdachte] tijdens het politieverhoor (d.d. 21 november 2020) in dit verband weliswaar de naam van verdachte niet genoemd, maar uit zijn verklaring (p. 528) blijkt, ook zonder dat een naam wordt genoemd, genoegzaam dat het volgens [medeverdachte] verdachte is geweest die de huurovereenkomst heeft opgesteld. Verder zijn in de telefoon van verdachte voorbeelden van huurovereenkomsten aangetroffen die overeen komen met de huurovereenkomst die aangeefster [benadeelde 1] is toegezonden.
Meer dan dat verdachte de huurovereenkomst heeft opgesteld, volgt echter niet uit het dossier. Het opstellen van een huurovereenkomst duidt naar het oordeel van de rechtbank weliswaar op enige betrokkenheid bij het feit, maar niet zonder meer op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot de ten laste gelegde oplichtingshandelingen. Daarvoor ontbreekt voldoende aanvullend bewijs in het dossier.
Dat verdachte via Facebook Messenger contact zou hebben gehad met aangeefster [benadeelde 2] ten tijde van de bezichtiging van de woning waarbij [medeverdachte] aanwezig was, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier niet worden aangenomen. Hoewel [benadeelde 2] en haar moeder, getuige [getuige] , hebben verklaard dat [benadeelde 2] via Facebook Messenger berichten ontving ten tijde van de bezichtiging en [medeverdachte] ten tijde van de bezichtiging geen telefoon in zijn handen had, is daarmee niet vast komen te staan dat verdachte contact heeft gehad met [benadeelde 2] . Niet is gebleken dat [benadeelde 2] continu zicht op [medeverdachte] had, noch is duidelijk geworden wanneer [benadeelde 2] deze berichten precies ontving en waar zij op dat moment ten opzichte van [medeverdachte] stond. Ook hieruit kan het medeplegen van de feiten dus niet worden afgeleid.
De rechtbank vindt – net als de officier van justitie en de verdediging – niet bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Uit het dossier volgt dat oplichting heeft plaatsgevonden, maar van rechtstreekse betrokkenheid van verdachte bij die oplichting blijkt uit het dossier onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 4:
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , p. 346-347;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 775.
Feit 5:
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 488-489;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 december 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
4
zij op
of omstreeks23 mei 2020 te Beuningen, gemeente Beuningen een telefoon (te weten een Samsung S8),
in elk geval enig goed,diegeheel of ten dele aan een andertoebehoorde,
te wetenaan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
zij in
of omstreeksde periode van 22 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020
te Nijmegentezamen en in vereniging met een
of meerander
e, althans alleentwee sleutels,
in elk geval enig goed,diegeheel of ten dele aan een andertoebehoorde
n,
te wetenaan [naam hotel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Nadere overweging ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt vast dat onder feit 5 geen pleegplaats in de tenlastelegging is opgenomen. Wel wordt vermeld dat het feit betrekking heeft op [naam hotel] , dat is een hotel in Nijmegen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij weet dat dit hotel in Nijmegen is gesitueerd. Zij heeft ook bekend dat zij bij dit hotel heeft overnacht en hier sleutels heeft weggenomen. Voor verdachte bestond derhalve geen onduidelijkheid over de plaats waar zij het delict zou hebben gepleegd. De rechtbank merkt het ontbreken van de pleegplaats in de tenlastelegging aan als een kennelijke schrijffout en zal de tenlastelegging verbeterd lezen. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover er in de tenlastelegging nog meer kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 4:
diefstal;
feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdediging zich kan vinden in de strafeis van de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal en een diefstal in vereniging. Verdachte heeft zich bij het plegen van deze feiten enkel door haar eigen winstbejag laten leiden. Zij heeft geen oog gehad voor de gevolgen van haar handelen voor de slachtoffers. Dit zijn vervelende feiten en bovendien veroorzaakt dit gedrag in zijn algemeenheid gevoelens van ergernis in de samenleving.
Uit de justitiële documentatie van 1 november 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld vanwege vermogensdelicten, wat haar er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een dergelijk strafbaar feit te begaan.
In het reclasseringsrapport van 16 september 2021 staat onder meer beschreven dat verdachte de afgelopen maanden met ups en downs heeft beleefd in verband met gezondheidsproblemen. Zij woont samen met haar partner bij 4yourcare in Arnhem. Dat is een begeleid woontraject. Verdachte zet zich in voor beter contact met haar kinderen en zij werkt sinds kort drie dagen per week in een winkel. Verdachte gebruikt geen middelen als alcohol en/of drugs. Zij krijgt wel enkele medicatie voorgeschreven, zoals slaapmedicatie, oxazepam en antidepressiva. Verdachte heeft weinig sociale contacten, maar hoopt via haar werk weer contacten op te doen. De reclassering is, in overleg met de toezichthouder, tot de conclusie gekomen dat verdachte het de afgelopen maanden boven verwachting goed heeft gedaan. De reclassering is dan ook van mening, dit wordt eveneens gedeeld door verdachte zelf, dat het goed is dat de huidige begeleiding en hulpverlening wordt voortgezet binnen een gedwongen kader. Een stok achter de deur lijkt goed te werken. De reclassering adviseert een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling en/of begeleiding door een zorgverlener.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens rekening met de stijgende lijn in de situatie van verdachte. De rechtbank wil die niet doorbreken en waar nodig juist ondersteunen met de straf. Verdachte heeft de feiten deels uit onvermogen gepleegd en heeft zelf initiatief genomen om zich aan te melden bij Bindkracht10 voor hulp.
Alles afwegende acht de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 36 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. De rechtbank verbindt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met het onder feit 1 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.450,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Verdachte is vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
De vordering van [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met het onder feit 3 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.964,07 aan materiële schade en € 300,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om vergoeding van een bedrag van € 148,00 aan proceskosten. Tot slot is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Verdachte is vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
De vordering van [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in verband met het onder feit 4 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 449,00 aan materiële schade en € 500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding van de materiële schade tot een bedrag van € 100,00 en tot toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 500,00, allebei met toekenning van de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade tot een bedrag van € 100,00 kan worden toegewezen en dat de vordering voor het overige dient te worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit moet worden gegaan van de dagwaarde van de telefoon, nu de telefoon reeds twee jaren oud was op het moment van de diefstal. De rechtbank zal op grond van haar schattingsbevoegdheid de schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 100,00 vaststellen.
Immateriële schade
Ten aanzien van het immateriële deel van de schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) komt vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in aanmerking als sprake is van lichamelijk letsel of schending van de eer en goede naam. Van dergelijk letsel of dergelijke schending is geen sprake geweest. Dat de benadeelde partij verdriet heeft van het verlies van de bestanden die op de gestolen telefoon stonden, is invoelbaar. Echter dat sprake is geweest van een aantasting van de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW, in die zin dat geestelijk letsel is ontstaan in de vorm van een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, is niet gebleken. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade moet daarom worden afgewezen.
Verdachte is vanaf 23 mei 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. De veroordeelde zich binnen 3 dagen volgens op het vonnis telefonisch meldt bij Reclassering Nederland (telefoonnummer: 088 8041405) om een afspraak te maken voor een eerste gesprek op de locatie aan de Nieuwe Oeverstraat 65 Arnhem. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • veroordeelde zich indien nodig laat behandelen en/of begeleiden door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • veroordeelde haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • veroordeelde haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 100,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] voor het overige af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 4] , een bedrag te betalen van € 100,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 2 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. A. Tegelaar en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 januari 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Nijmegen-Zuid opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020556822, gesloten op 22 januari 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.