ECLI:NL:RBGEL:2022:2147

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
05-980626-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift met betrekking tot een arbeidsovereenkomst en een werkgeversverklaring

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift. De verdachte, geboren in 1993, werd bijgestaan door haar raadsman, mr. G. van den Brink. De tenlastelegging omvatte onder andere het valselijk opmaken van een arbeidsovereenkomst en een werkgeversverklaring, die waren opgesteld om een hypotheek te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte(s) nauw en bewust hadden samengewerkt bij het opmaken van deze documenten, die niet overeenkwamen met de werkelijkheid. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot de arbeidsovereenkomst en de werkgeversverklaring, maar sprak haar vrij van andere tenlastegelegde feiten, waaronder het gebruik maken van valse documenten en witwassen. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur op, met aftrek van het voorarrest, en oordeelde dat de verdachte geen voorwaardelijke straf hoefde te ondergaan, gezien de overschrijding van de redelijke termijn en haar eerdere behandeling voor haar problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/980626-16
Datum uitspraak : 21 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. G. van den Brink, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging en van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Zij,
in of omstreeks de periode 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2016,
te Apeldoorn en/of elders in Nederland, en/of
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal:
(a)
een overeenkomst gedateerd op 25 november 2015 tussen [medeverdachte 1] en
[verdachte] , inzake een geldlening groot EUR 1.124.215,79 (
DOC-028)
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen
opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
of door een of meer ander(en) te doen gebruiken,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk,
immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
in die overeenkomst van (geld)lening vermeld en/of doen vermelden dat een
(of meer) geldbedrag(en) (door [medeverdachte 1] ) aan haar, verdachte, werden
geleend,
en/of op die overeenkomst van (geld)lening een onjuiste datum van
ondertekening vermeld/doen vermelden,
en/of
(b)
een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 januari 2014 (
DOC-036); en/of
een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 maart 2015 (
DOC-032); en/of
een werkgeversverklaring gedateerd op 1 april 2015 (
DOC-110);
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen,
valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen
opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door een of meer ander(en) te doen gebruiken,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk,
immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
in die arbeidsovereenkomst(en) en/of werkgeversverklaring vermeld of
doen vermelden dat [verdachte] in dienst was bij [medeverdachte 1]
en/of
Zij,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2016
te Apeldoorn en/of elders in Nederland, en/of
in de Verenigde Arabische Emiraten,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen maken van:
-een overeenkomst van (geld)lening tussen [medeverdachte 2] en [verdachte]
, gedateerd op 24 december 2015 (
DOC-030); en/of
-een overeenkomst(en) van (geld)lening tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]
, gedateerd op 25 november 2015 (
DOC-028); en/of
-een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1januari 2014 (
DOC-036); en/of
-een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 maart 2015 (
DOC-032); en/of
-een werkgeversverklaring gedateerd op 1 april 2015 (
DOC-110),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst,
waarbij gebruikmaken hierin bestond dat voornoemde geschriften (via e-
mail) is/zijn verzonden en/of aangeboden/overlegd/gegeven en/of getoond
aan een of meer bankmedewerker(s) en/of een notaris en/of een of meer
medewerkers van [naam 1] ,
en waarbij die valsheid en/of vervalsing (telkens) hierin bestond dat
voornoemde geschriften voorzien was/waren van valse/vervalste
handtekening(en) en/of een onjuiste datum van ondertekening en/of de
inhoud daarvan onjuist was, althans in strijd met de waarheid,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist/wisten, althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/die geschrift(en) bestemd
was/waren voor zodanig gebruik;
2. PRIMAIR
Zij,
in of omstreeks de periode van 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016
te Apeldoorn en/of Zeist en/of Hoenderloo en/of elders in Nederland, en/of
in Duitsland en/of in de Verenigde Arabische Emiraten en/of in Saint Vincent
and the Grenadines,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
hierin bestaande dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s),
meermalen, althans eenmaal,
van (een) voorwerp(en), bestaande uit een of meer geldbedrag(en) tot een
totaal van ongeveer € 8.052.123,=, althans van enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven
geldbedrag(en) is/was of wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden
heeft/hebben gehad;
door:
-een of meer bankrekeningen en/of belegingsrekeningen te (doen) openen
en/of aan te houden in de Verenigde Arabische Emiraten en/of Duitsland;
-een of meer (opvallend grote) geldbedrag(en) vanaf een of meer
buitenlandse bankrekening(en) in Saint Vincent and the Grenadines en/of de
Verenigde Arabische Emiraten en/of Duitsland, op één of meer van haar
rekeningen te ontvangen;
-een of meer (opvallend grote) geldbedrag(en) vanaf een Nederlandse
rekening op naam van [medeverdachte 1] op een rekening van een Notaris te
(doen) ontvangen;
-een of meer (opvallend grote) geldbedragen over te (laten) boeken op een
of meer bankrekening(en) in de Verenigde Arabische Emiraten en/of
Duitsland en/of Nederland;
- ( opvallend grote) geldbedrag(en) in contanten in koffers te verbergen/laten
verbergen onder de vloer van een (recreatie)woning, en/of in contanten in
een kluis van een (recreatie)woning te verbergen/laten verbergen;
- een of meer valselijk opgemaakte overeenkomst(en) van (geld)lening,
althans een/of meer valse/vervalste document(en), te tonen en/of te
overleggen en/of ter inzage aan te bieden welk€ document(en) de aard en/of
herkomst van de/het vorenbedoeld(e) ontvangen geldbedrag(en) moest(en)
verklaren en/of aantonen en/of valse verklaringen aan een Notaris te geven
en/of door één van haar mededaders aan een Notaris te laten geven over de
herkomst van het geld / de gelden;
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s), (telkens) wist(en) dat
dit/deze geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig
was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven);
2. SUBSIDIAIR
Zij,
in of omstreeks de periode van 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016
te Apeldoorn en/of Zeist en/of Hoenderloo en/of elders in Nederland, en/of
in Duitsland en/of in de Verenigde Arabische Emiraten en/of in Saint Vincent
and the Grenadines,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen,
hierin bestaande dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s),
meermalen, althans eenmaal,
van (een) voorwerp(en), bestaande uit een of meer geldbedrag(en) tot een
totaal van ongeveer € 8.052.123,=, althans van enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven
geldbedrag(en) is/was of wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden
heeft/hebben gehad;
door:
-een of meer bankrekeningen en/of belegingsrekeningen te (doen) openen
en/of aan te houden in de Verenigde Arabische Emiraten en/of Duitsland;
-een of meer (opvallend grote) geldbedrag(en) vanaf een of meer
buitenlandse bankrekening(en) in Saint Vincent and the Grenadines en/of de
Verenigde Arabische Emiraten en/of Duitsland, op één of meer van haar
rekeningen te ontvangen;
- een of meer (opvallend grote) geldbedrag(en) vanaf een Nederlandse
rekening op naam van [medeverdachte 1] op een rekening van een Notaris te
(doen) ontvangen;
-een of meer (opvallend grote) geldbedragen over te (laten) boeken op een
of meer bankrekening(en) in de Verenigde Arabische Emiraten en/of
Duitsland en/of Nederland;
- ( opvallend grote) geldbedrag(en) in contanten in koffers te verbergen/laten
verbergen onder de vloer van een (recreatie)woning, en/of in contanten in
een kluis van een (recreatie)woning te verbergen/laten verbergen;
- een of meer valselijk opgemaakte overeenkomst(en) van (geld)lening,
althans een/of meer valse/vervalste document(en), te tonen en/of te
overleggen en/of ter inzage aan te bieden welke document(en) de aard en/of
herkomst van de/het vorenbedoeld(e) ontvangen geldbedrag(en) moest(en)
verklaren en/of aantonen en/of valse verklaringen aan een Notaris te geven
en/of door één van haar mededaders aan een Notaris te laten geven over de
herkomst van het geld / de gelden;
terwijl zij redelijkerwijze moest vermoeden - dat dit/deze geldbedrag(en) –
onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrij(f)(ven);
2. MEER SUBSIDIAIR
Zij,
in of omstreeks de periode van 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016
te Apeldoorn en/of Zeist en/of Hoenderloo en/of elders in Nederland en/of
in Duitsland en/of in de Verenigde Arabische Emiraten en/of in Saint Vincent
and the Grenadines,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen,
hierin bestaande dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s),
meermalen, althans eenmaal,
een voorwerp, bestaande uit een of meer geldbedragen en/of onroerend
goed, heeft verworven en/of voorhanden (heeft) gehad en/of heeft omgezet
en/of hiervan gebruik van heeft gemaakt,
door:
-een of meer (opvallend grote) geldbedrag(en) vanaf een of meer
buitenlandse bankrekening(en) in Saint Vincent and the Grenadines en/of de
Verenigde Arabische Emiraten en/of Duitsland op één of meer van haar
rekeningen te ontvangen;
- een of meer (opvallend grote) geldbedrag(en) vanaf een Nederlandse
rekening op naam van [medeverdachte 1] op een rekening van een Notaris te
(doen) ontvangen;
-van een deel van vorenbedoeld(e) geldbedrag(en) een woning in Zeist,
althans onroerend goed, aan te (doen) kopen en of die woning althans dat
onroerend goed te (laten) leveren;
-een deel van vorenbedoeld(e) geldbedrag(en) om te zetten in een of meer
charta(a)l(e) geldbedragen;
- ( opvallend grote) geldbedrag(en) in contanten in koffers te verbergen/laten
verbergen onder de vloer van een (recreatie)woning, en/of in contanten in
een kluis van een (recreatie)woning te verbergen/laten verbergen;
-van een deel van vorenbedoeld(e) geldbedrag(en) aankopen te verrichten
en/of uitgaven te doen ten behoeve van haar, verdachte, en/of haar
mededader(s);
-met haar mededader bijzonder luxe en/of kostbare reizen te ondernemen
terwijl zij redelijkerwijze moest vermoeden - dat dit/deze geldbedrag(en) –
onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrij(f)(ven).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van het valselijk opmaken van de documenten 028, 032 en 110 en aan het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van schuldwitwassen.
DOC-028 is naar haar inhoud vals, omdat geen sprake was van een daadwerkelijke lening tussen [medeverdachte 1] en verdachte.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van valsheid in geschrift ten aanzien van de documenten 030 en 036 en van het onder feit 2 primair ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Betreffende feit 1 is aangevoerd dat DOC-028 een rechtsgeldige overeenkomst van geldlening tussen [medeverdachte 1] en verdachte betreft. Het bedrag is daadwerkelijk uitgeleend en de intentie is altijd geweest deze overeenkomst na te komen en terug te betalen aan [medeverdachte 1] Evenmin is sprake van het medeplegen van valsheid in geschrift ten aanzien van de onjuiste datum op de overeenkomst, omdat verdachte zich daarvan niet bewust was. Het document is door medeverdachte [medeverdachte 3] opgesteld. Verdachte heeft nooit het oogmerk gehad om iemand te misleiden met de overeenkomst of de onjuiste datering daarvan. Voor wat betreft DOC-036 is aangevoerd dat verdachte deze overeenkomst niet kent. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft hierover verklaard dat hij de handtekening van verdachte heeft vervalst en dat verdachte niets weet van dit contract. Verder is gesteld dat DOC-032 niet in strijd is met de waarheid. Er is geen sprake van intellectuele of materiële valsheid. De arbeidsovereenkomst is overeengekomen, escortwerkzaamheden zijn door verdachte voor medeverdachte [medeverdachte 3] verricht, het loon is uitbetaald en de belastingen en overige werkgeverslasten zijn afgedragen. Indien de overeenkomst in strijd met de waarheid wordt geacht, ontbreekt het oogmerk tot misleiding. De overeenkomst was gericht op het formaliseren van de inkomsten die verdachte verwierf. DOC-110 is evenmin in strijd met de waarheid, omdat verdachte daadwerkelijk in dienst was van [medeverdachte 1] Indien het document vals wordt geacht, ontbreekt het opzet. Dit document is opgesteld door medeverdachte [medeverdachte 3] en er is geen sprake geweest van een feitelijke uitvoeringshandeling door verdachte. Er is geen sprake van nauwe of bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] .
De in de tenlastelegging opgenomen documenten zijn dus niet vals en verdachte heeft dan ook niet opzettelijk gebruik gemaakt van valse documenten. Verdachte kende DOC-030 en DOC-036 niet, dus zij heeft er geen gebruik van gemaakt of gebruik doen maken. Voor zover verdachte DOC-028 heeft gebruikt, heeft zij deze niet gebruikt met als strekking degene te misleiden ten aanzien van wie het geschrift wordt gebruikt. Er is geen sprake van nauwe en bewuste samenwerking tot het gebruik van de documenten. De hypotheekaanvraag regelde medeverdachte [medeverdachte 3] voor verdachte. Verdachte heeft DOC-110 nooit gezien.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 2 heeft de verdediging voor wat betreft de herkomst van de gelden aangevoerd dat verdachte daarover slechts weet wat in het dossier is opgenomen en dat zelfs dat voor haar niet of lastig te duiden is. Verder is aangevoerd dat verdachte niet wist en niet had kunnen vermoeden dat de door medeverdachte [medeverdachte 3] aan verdachte betaalde bedragen, de contante gelden waarover hij beschikte of de door hem bedachte financiële constructies gelden betroffen die uit misdrijf afkomstig zouden kunnen zijn, gelet op de relatie tussen hen, het feit dat zij hun toekomst zouden gaan delen en het vertrouwen dat zij in hem en de mededelingen van hem over zijn werkzaamheden, verdiensten en vermogen had.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
DOC-032 en DOC-110
DOC-032 betreft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen de werkgever [medeverdachte 1] , vertegenwoordigd door [medeverdachte 3] , en de werknemer [verdachte] . Uit de overeenkomst volgt dat de werknemer met ingang van 1 maart 2015 in dienst treedt als Management Assistente en dat het salaris € 2.500,-- bruto per maand betreft. [2] DOC-110 betreft een werkgeversverklaring, ondertekend op 1 april 2015 door [medeverdachte 3] namens de werkgever [medeverdachte 1] ten aanzien van werknemer [verdachte] . [3]
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [medeverdachte 1] een organisatieadviesbureau is dat consultancywerkzaamheden verricht en diensten verleent op financieel, fiscaal, juridisch, organisatorisch en/of bedrijfskundig gebied. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte bij [medeverdachte 1] in dienst is getreden om een werkgeversverklaring te kunnen krijgen, zodat zij een hypotheek kon afsluiten. Zij heeft de arbeidsovereenkomst getekend. Het was haar idee om het zo te doen, maar medeverdachte vond het een goed idee dus is hij erin mee gegaan. [5] Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft de arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring opgemaakt, ten behoeve van de Hypotheker. [6] Verder heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat verdachte niet voor [medeverdachte 1] hoefde te werken en dat zij geen inhoudelijk werk heeft verricht. Zij kreeg betaald voor de escortdiensten die zij voor hem persoonlijk verrichtte. [7] Er is ook een opzegging gemaakt, omdat het toen nog niet zo’n serieuze relatie betrof. Hiermee dekte medeverdachte zichzelf in, zodat hij nog van de arbeidsovereenkomst af kon. [8]
Verdachte heeft verklaard dat DOC-032 haar arbeidsovereenkomst betreft. Zij mocht bij [medeverdachte 1] gaan werken, zodat zij een hypotheek kon krijgen. Zij hoefde er niet voor te werken, maar dat vond ze niet erg. Zij hoefde alleen maar een handtekening in te vullen en medeverdachte [medeverdachte 3] deed de rest. Zij kreeg loon en zorgde voor medeverdachte. [9] Behalve het zorgen voor medeverdachte werd door [medeverdachte 1] geen prestatie van haar verwacht. Verder heeft verdachte verklaard dat zij eigenlijk niet eens weet wat [medeverdachte 1] doet. Het was het idee van verdachte om bij [medeverdachte 1] te gaan werken, omdat zij graag een huis wilde kopen en een vaste baan nodig had. [10] De arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring heeft verdachte daadwerkelijk gebruikt en overgelegd bij de hypotheekverstrekker. [11]
De rechtbank leidt uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] af dat verdachte geen werkzaamheden heeft verricht voor [medeverdachte 1] Gelet op de activiteiten van [medeverdachte 1] zoals beschreven in het uittreksel van de Kamer van Koophandel is de rechtbank van oordeel dat de escortwerkzaamheden die door verdachte voor medeverdachte [medeverdachte 3] zijn verricht niet dienstig zijn aan de doelstellingen van [medeverdachte 1] en dus niet kunnen worden beschouwd als werkzaamheden voor [medeverdachte 1] Daarbij wist verdachte niet wat [medeverdachte 1] deed. Verder volgt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] dat hij medeverdachte [verdachte] direct bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst een ongedateerde ontslagbrief heeft laten ondertekenen. Naar het oordeel van de rechtbank was er aldus geen sprake van een daadwerkelijke arbeidsrelatie tussen [medeverdachte 1] en verdachte, wat maakt dat de arbeidsovereenkomst (DOC-032) en de werkgeversverklaring (DOC-110), die suggereren dat daarvan wel sprake was, valselijk zijn opgemaakt. Hierbij was sprake van een oogmerk tot misleiding, omdat de documenten zijn opgemaakt ten behoeve van de Hypotheker, zodat verdachte een hypotheek kon krijgen.
Op basis van de beschreven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het verdachtes idee was om bij [medeverdachte 1] te gaan werken, omdat zij een vaste baan nodig had om een hypotheek te kunnen krijgen. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft de arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring vervolgens opgemaakt en ondertekend namens [medeverdachte 1] Verdachte heeft de arbeidsovereenkomst ook ondertekend. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben dan ook nauw en bewust samengewerkt bij het valselijk opmaken van deze documenten. Verdachte heeft vervolgens daadwerkelijk gebruik gemaakt van de valse documenten door deze over te leggen aan de hypotheekverstrekker.
Wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot DOC-032 en DOC-110 en aan het opzettelijk gebruikmaken van deze documenten als ware deze echt en onvervalst.
DOC-028
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte geld heeft geleend van [medeverdachte 1] ten behoeve van de aankoop van een woning in Zeist en dat dit is vastgelegd in een overeenkomst van geldlening (DOC-028). Uit de verklaringen van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 3] leidt de rechtbank af dat de overeenkomst daadwerkelijk een lening betrof. Nu ook overigens uit het dossier niet is gebleken dat het hier niet om een lening zou gaan is de inhoud van de overeenkomst naar het oordeel van de rechtbank niet vals.
Verder stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat de overeenkomst door medeverdachte [medeverdachte 3] is opgemaakt en in januari 2016 is ondertekend, in plaats van op 25 november 2015 zoals in de overeenkomst staat vermeld. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft de overeenkomst door verdachte ook in januari 2016 laten ondertekenen, zonder dat zij de overeenkomst had gelezen, en hij heeft haar geen kopie van de overeenkomst gegeven. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte wist dat op de overeenkomst een onjuiste datum was vermeld, waardoor niet is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het (doen) vermelden van een onjuiste datum van ondertekening.
Dit alles maakt dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) valsheid in geschrift met betrekking tot DOC-028. Evenmin is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van DOC-028 aangezien zij geen opzet heeft gehad op het valse karakter daarvan; verdachte was immers niet op de hoogte van het valse karakter betreffende de onjuiste datum van ondertekening. Verdachte zal worden vrijgesproken van deze onderdelen in de tenlastelegging.
DOC-030
Ten aanzien van DOC-030 – een overeenkomst van geldlening tussen [medeverdachte 2] en verdachte – is ten laste gelegd dat verdachte hiervan gebruik zou hebben gemaakt als ware dit document echt en onvervalst. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat gebruik is gemaakt van dit document zoals in de tenlastelegging is omschreven. De rechtbank stelt op basis van het dossier namelijk vast dat het kennelijk de bedoeling was dat de woning in Zeist zou worden gefinancierd met geld afkomstig van [medeverdachte 2] , via de bankrekening in Abu Dhabi op naam van verdachte. Dit is echter niet gelukt, waardoor de woning uiteindelijk is gefinancierd met geld afkomstig van [naam 2] , via [medeverdachte 1] Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft vervolgens een leenovereenkomst opgesteld tussen [medeverdachte 1] en verdachte ten behoeve van de notaris. Er is aldus geen gebruik gemaakt van DOC-030. Verdachte zal worden vrijgesproken van dit onderdeel in de tenlastelegging.
DOC-036
Ten aanzien van een arbeidsovereenkomst van 1 januari 2014 (DOC-036) stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat verdachte niet op de hoogte was van het bestaan van deze overeenkomst. Daarom kan niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) valsheid in geschrift met betrekking tot dit document. Evenmin kan wettig en overtuigend worden bewezen dat zij (tezamen en in vereniging) gebruik heeft gemaakt of heeft doen maken van dit document. Van deze onderdelen in de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Feit 2
Aan medeverdachte [medeverdachte 3] is eveneens het (gewoonte)witwassen van € 8.052.123,--, althans van enig geldbedrag, ten laste gelegd. De rechtbank is in die zaak tot een bewezenverklaring van witwassen van enig geldbedrag gekomen. Het geldbedrag dat door medeverdachte [medeverdachte 3] naar het oordeel van de rechtbank is witgewassen, heeft hij verkregen door middel van oplichting met betrekking tot geldleningen en het opmaken van valse facturen.
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van het ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 3] bewezen verklaarde geldbedrag. Zij zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde (gewoonte)witwassen.
Anders dan de officieren van justitie, is de rechtbank van oordeel dat verdachte evenmin redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat het geldbedrag afkomstig was van enig misdrijf. Uit de verklaringen van verdachte volgt dat zij dacht dat medeverdachte [medeverdachte 3] een rijke man was. Zij vertrouwde hem volledig en hij regelde alles voor haar. Ook uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] volgt dat hij verdachte altijd heeft voorgespiegeld dat hij een heel succesvol verleden heeft gehad en hard heeft gewerkt voor zijn geld waar hij de nodige miljoenen aan over had gehouden. Bovendien wilde hij niet dat zijn fraude zou worden geopenbaard richting verdachte. Hij heeft haar naar eigen zeggen bedrogen door te doen alsof hij heel rijk was. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaringen te twijfelen. Verdachte had dan ook geen wetenschap van een mogelijke criminele herkomst van het ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 3] bewezen verklaarde geldbedrag. Zij wordt daarom ook vrijgesproken van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Zij, in
of omstreeksde periode 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2016, te Apeldoorn en/of elders in Nederland,
en/oftezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal:
(a)
een overeenkomst gedateerd op 25 november 2015 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , inzake een geldlening groot EUR 1.124.215,79 (DOC-028) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer ander(en) te doen gebruiken, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die overeenkomst van (geld)lening vermeld en/of doen vermelden dat een (of meer) geldbedrag(en) (door [medeverdachte 1] ) aan haar, verdachte, werden geleend, en/of op die overeenkomst van (geld)lening een onjuiste datum van
ondertekening vermeld/doen vermelden,
en/of
(b)
een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 januari 2014 (DOC-036); en/of
een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 maart 2015 (
DOC-032); en
/of
een werkgeversverklaring gedateerd op 1 april 2015 (
DOC-110);
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk
hebben/heeft doen opmaken
en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks
(telkens
)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer ander(en) te doen gebruiken, immers
heeft/hebben zij, verdachte, en
/ofhaar mededader
(s
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die arbeidsovereenkomst
(en)en
/ofwerkgeversverklaring vermeld of doen vermelden dat [verdachte] in dienst was bij [medeverdachte 1]
en
/of
zij, in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2016 te Apeldoorn en/of elders in Nederland,
en/of in de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,opzettelijk gebruik heeft gemaakt
en/of heeft doen makenvan:
-een overeenkomst van (geld)lening tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] , gedateerd op 24 december 2015 (DOC-030); en/of
-een overeenkomst(en) van (geld)lening tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , gedateerd op 25 november 2015 (DOC-028); en/of
-een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1januari 2014 (DOC-036); en/of
-een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 maart 2015 (
DOC-032); en
/of
-een werkgeversverklaring gedateerd op 1 april 2015 (
DOC-110),
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift
(telkens
)echt en onvervalst,
waarbij gebruikmaken hierin bestond dat voornoemde geschriften (via e-mail)
is/zijn verzonden en/of aangeboden/overlegd/gegeven en/of getoond aan
een of meer bankmedewerker(s) en/of een notaris en/of een of meermedewerkers van [naam 1] ,
en waarbij die valsheid
en/of vervalsing (telkens
)hierin bestond dat
voornoemde geschriften voorzien was/waren van valse/vervalste handtekening(en) en/of een onjuiste datum van ondertekening en/ofde inhoud daarvan onjuist was, althans in strijd met de waarheid, terwijl zij, verdachte,
en/of haar mededader(s)wist
/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat
dit/die geschrift
(en
)bestemd
was/waren voor zodanig gebruik.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Hierbij is gesteld dat ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn de maximale strafkorting van 10% op zijn plaats is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk moet worden gesteld aan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte heeft een stabiele relatie, een stabiele woonomgeving en een stabiel inkomen. Daarnaast is verdachte first offender en sinds deze zaak niet meer met justitie in aanraking gekomen. De verdediging heeft verder verzocht rekening te houden met een overschrijding van de redelijke termijn en met het feit dat verdachte de met het slachtoffer getroffen schikking geheel heeft afgewikkeld. Ten slotte heeft de verdediging gesteld dat uit het Pro Justitia-rapport van 2016 blijkt dat de onderliggende problematiek van verdachte in grote mate van invloed is geweest op het tenlastegelegde, waardoor sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Inmiddels heeft verdachte twee jaar lang intensieve therapie gehad en de behandeling afgesloten. Een behandelverplichting in het kader van een voorwaardelijke straf dient dan ook geen doel meer.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het – samen met medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] – opmaken van een valse arbeidsovereenkomst en een valse werkgeversverklaring. Verdachte was niet daadwerkelijk in dienst van het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 1] ), terwijl dat wel volgt uit deze valse geschriften. De valse geschriften zijn door verdachte gebruikt ter verkrijging van een hypothecaire geldlening. Hiermee is het vertrouwen dat hypotheekverstrekkers in de juistheid van dergelijke documenten moeten kunnen hebben, geschaad. Daarnaast is het vertrouwen dat in het economisch verkeer aan dergelijke documenten moet kunnen worden ontleend ondermijnd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Gelet op het feit dat verdachte door de rechtbank wordt vrijgesproken van het plegen van valsheid in geschrift ten aanzien van twee andere documenten, het gebruiken van valse geschriften ten aanzien van drie andere documenten en van alle vormen van witwassen, komt de rechtbank tot een andere strafoplegging dan zoals geëist door de officieren van justitie. Voor het plegen van hypotheekfraude acht de rechtbank een taakstraf op zijn plaats.
Dat verdachte geen strafrechtelijke documentatie heeft, geeft de rechtbank geen aanleiding om daarmee in strafmatigende zin rekening mee te houden nu dit als een normale omstandigheid heeft te gelden.
Wel houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn een vonnis uitspreekt. Als aanvang van de redelijke termijn geldt in onderhavige zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, 2 maart 2016. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid in redelijkheid verwachten dat tegen haar een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank doet op 21 april 2022 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met een periode van ruim vier jaar overschreden, hetgeen niet volledig voor rekening van verdachte moet komen. Weliswaar is ten tijde van de eerste regiezitting (op 22 augustus 2016) op verzoek van de verdediging het horen van meerdere getuigen toegewezen, maar het is naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte te wijten dat een groot aantal van de aan de geloofsgemeenschap verbonden getuigen niet of nauwelijks medewerking heeft verleend aan het verhoor. Tijdens de regiezitting van 26 november 2020 heeft de verdediging afstand gedaan van de op dat moment nog te horen getuigen, op één na, waarna de inhoudelijke behandeling kon worden gepland. Ten gevolge van corona gerelateerde omstandigheden vond de inhoudelijke behandeling uiteindelijk op 24 en 25 februari 2022 plaats. De overschrijding zal leiden tot matiging van de op te leggen taakstraf.
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 24 oktober 2016 van drs. V.Y. Vuurmans volgt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO, met afhankelijke, narcistische en borderline trekken. Hiervan was volgens de psycholoog ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Omdat verdachte ontkent, is niet eenduidig vast te stellen op welke manier haar persoonlijkheidstrekken hebben doorgewerkt, waardoor niets kan worden gezegd over de mate van toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank beschouwt verdachte dan ook niet als verminderd toerekeningsvatbaar.
De reclassering heeft in haar rapport van 29 november 2016 geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling. Uit een door de verdediging overgelegde brief van Altrecht volgt dat verdachte vanaf eind februari 2017 tot eind december 2019 in behandeling is geweest bij Altrecht. Klachten betreffende haar persoonlijkheidsproblematiek stonden tijdens deze behandeling op de voorgrond.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door zestig dagen hechtenis bij het niet goed of niet volledig uitvoeren van die taakstraf, passend is. Hiervan zal de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht worden afgetrokken, waarbij een dag voorlopige hechtenis gelijk staat aan twee uur taakstraf. Nu verdachte 98 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, betekent dit dat zij geen taakstraf meer hoeft uit te voeren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, het feit dat verdachte zich sinds het plegen van deze delicten niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten en het feit dat verdachte reeds een behandeling voor haar persoonlijkheidsproblematiek – zoals eerder geadviseerd door de reclassering – heeft afgerond.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafvan 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en
mr. H.F.R. van Heemstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2022.
Mr. Van Heemstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Belastingdienst/FIOD opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 58191, gesloten op 14 juli 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.DOC-032, p. 1303-1304.
3.DOC-110, p. 1648.
4.DOC-103, p. 1511.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 617.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 689.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 694.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 631.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 733.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 724-725.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 761.