ECLI:NL:RBGEL:2022:2145

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
9416478 \ CV EXPL 21-2460
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake betaling van advocaatfacturen met verrekeningsverweer

In deze zaak heeft Poelmann van den Broek N.V. (hierna: Poelmann) een verzetprocedure aangespannen tegen een verstekvonnis dat op 25 juni 2021 is gewezen. Poelmann had [gedaagde] aangesproken voor betaling van openstaande facturen voor juridische werkzaamheden. De gedaagde had de declaraties onbetaald gelaten en Poelmann had daarop een gerechtelijke procedure gestart. Het verstekvonnis was op 19 juli 2021 aan [gedaagde] bekend geworden. In het verzet heeft [gedaagde] aangevoerd dat Poelmann in de dagvaarding onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd en dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Poelmann. [gedaagde] heeft ook een beroep gedaan op verrekening, omdat zij stelt dat Poelmann schade heeft veroorzaakt door beroepsfouten. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld, aangezien de aansprakelijkheidskwestie nog in een beginfase verkeert. De kantonrechter heeft het verzet tijdig geacht en de vordering van Poelmann toegewezen, waarbij [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten. Het verstekvonnis is bekrachtigd en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9416478 \ CV EXPL 21-2460 \ 50749
uitspraak van
vonnis in verzet
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Poelmann van den Broek N.V.
gevestigd te Nijmegen
eiseres
gedaagde partij in verzet
gemachtigde mr. H.A.J. Wessel-Krijger
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
eisende partij in verzet
gemachtigde mr. Z.N. Aliar
Partijen worden hierna Poelmann en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 september 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte weergave feiten tevens houdende overlegging producties van Poelmann;
- de mondelinge behandeling van 9 december 2021.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft aan Poelmann opdracht gegeven juridische werkzaamheden voor haar te verrichten. De werkzaamheden hielden in het verlenen van juridische bijstand in een geschil tussen [gedaagde] en de curator in het faillissement van [besloten vennootschap] Bij brief van 10 december 2018 heeft Poelmann de opdracht aan [gedaagde] bevestigd.
2.2.
Voor haar werkzaamheden heeft Poelmann aan [gedaagde] declaraties toegezonden. De betalingstermijn bedraagt veertien dagen. [gedaagde] heeft meerdere van de declaraties onbetaald gelaten.
2.3.
Bij brief van 16 april 2021 heeft Poelmann [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen de hoofdsom zonder bijkomende kosten te voldoen.
2.4.
Poelmann is op 17 juni 2021 tegen [gedaagde] een gerechtelijke procedure gestart. In die procedure is verstekvonnis gewezen op 25 juni 2021. Het vonnis is op 19 juli 2021 aan [gedaagde] bekend geworden.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Poelmann heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 4.246,54. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 3.645,65, een bedrag aan wettelijke rente tot en met 1 juni 2021 van € 111,32 en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 489,57. Ook vordert Poelmann de wettelijke rente over € 3.645,65 vanaf 22 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Poelmann heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] , ondanks aanmaning, in gebreke is gebleven met de voldoening van de aan [gedaagde] gezonden declaraties, waardoor [gedaagde] in verzuim is. Poelmann heeft haar incassogemachtigde ingeschakeld. Hierdoor is [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
Bij het verstekvonnis van 25 juni 2021 is de vordering van Poelmann toegewezen en is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten conform het liquidatietarief, aan de kant van Poelmann tot de dag van het verstekvonnis begroot op € 845,44.
3.4.
[gedaagde] voert verweer en vordert in het verzet dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] ontheft van de veroordeling in het verstekvonnis en de vordering van Poelmann alsnog afwijst. Subsidiair vordert [gedaagde] dat de kantonrechter [gedaagde] gedeeltelijk ontheft van de veroordeling in het verstekvonnis door het verstekvonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans door de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te schorsen tot na het moment dat de tussen Poelmann en [gedaagde] lopende aansprakelijkheidskwestie is afgewikkeld. Primair en subsidiair vordert [gedaagde] veroordeling van Poelmann in de kosten van beide procedures, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.1.
[gedaagde] heeft het volgende aangevoerd. Poelmann heeft gehandeld in strijd met de waarheids- en substantiëringsplicht door in de dagvaarding de kantonrechter onjuist en onvolledig te informeren. Poelmann moet daarom in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook komt [gedaagde] een beroep op verrekening toe, omdat Poelmann in de uitvoering van de overeenkomst is tekort geschoten en [gedaagde] op Poelmann een vordering tot schadevergoeding heeft. Verder staat de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid aan de vordering van Poelmann in de weg. Afweging van de wederzijdse belangen dient ertoe te leiden dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, aldus [gedaagde] .

4.De beoordeling

Verzet tijdig ingesteld?
4.1.
De eerste vraag die, ambtshalve, moet worden beantwoord is of het verzet tijdig is ingesteld. Op grond van artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geldt een verzettermijn van vier weken die aanvangt na een daad van bekendheid van [gedaagde] met de inhoud van het verstekvonnis. [gedaagde] werd eerst op 19 juli 2021 met het verstekvonnis bekend, zodat met het uitbrengen van het exploot van verzetdagvaarding op 13 augustus 2021 [gedaagde] tijdig verzet heeft ingesteld.
Poelmann ontvankelijk?
4.2.
Volgens [gedaagde] had Poelmann niet in de dagvaarding mogen opnemen dat [gedaagde] de vordering middels een betaaltoezegging heeft erkend. Ook heeft Poelmann in de dagvaarding volgens [gedaagde] ten onrechte achterwege gelaten dat de gemachtigde van [gedaagde] op 16 november 2019 en 9 februari 2021 per e-mail heeft laten weten dat [gedaagde] niet tot betaling overgaat wegens gemaakte beroepsfouten.
4.3.
Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat het vollediger was geweest als in de dagvaarding was verwezen naar de inhoud van de mailberichten van de gemachtigde van [gedaagde] . Tegelijkertijd geldt dat in de betreffende -korte- mailberichten de vordering slechts in algemene bewoordingen en zonder onderbouwing werd betwist. Tot niet-ontvankelijkheid van Poelmann kan het verweer van [gedaagde] niet leiden, te meer omdat [gedaagde] niet in haar procesbelangen is geschaad.
Declaraties Poelmann
4.4.
Tussen partijen staat vast dat Poelmann op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde] en dat Poelmann hiervoor declaraties aan [gedaagde] heeft gezonden. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de declaraties als zodanig niet weersproken. Weliswaar stelt [gedaagde] dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming door Poelmann, hetgeen Poelman betwist, maar een tekortkoming leidt op zichzelf niet tot verval van de verplichting om de contractuele tegenprestatie (de betaling van de declaraties) te verrichten. [gedaagde] is de hoofdsom dan ook aan Poelmann verschuldigd.
4.5.
[gedaagde] doet een beroep op verrekening. Zij stelt dat [werknemer Poelmann] , zaakbehandelaar en als advocaat werkzaam bij Poelmann, meerdere beroepsfouten heeft gemaakt in het geschil met de curator van [besloten vennootschap] [gedaagde] stelt daardoor schade te hebben geleden die de vordering op [gedaagde] ruim overschrijdt. De schade ziet volgens [gedaagde] onder meer op gedwongen woningverkoop en een aan de curator betaald bedrag dat niet meer kan worden teruggevorderd. Bij brief van 6 augustus 2021 heeft [gedaagde] Poelmann aansprakelijk gesteld. In een afzonderlijke procedure wil [gedaagde] schadevergoeding vorderen. Poelmann heeft aansprakelijkheid bij brief van 27 oktober 2021 van de hand gewezen.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 6:127 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering. De rechter kan ingevolge artikel 6:136 BW een vordering ondanks een beroep op verrekening toewijzen, als de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen.
4.7.
De gegrondheid van het verrekeningsverweer van [gedaagde] is naar het oordeel van de kantonrechter niet op eenvoudige wijze vast te stellen. De aansprakelijkheidskwestie bevindt zich nog in de beginfase. De vordering is door Poelmann gemotiveerd betwist en vaststelling van de gepretendeerde vordering zou uitgebreid nader onderzoek vergen, mede gelet op de aard van de kwestie, namelijk beroepsaansprakelijkheid. Kortom, er zijn voor [gedaagde] nog diverse hordes te nemen die het bestek van onderhavige procedure ver te buiten gaan. Aan het beroep op verrekening gaat de kantonrechter dus voorbij. Het beroep van [gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kan [gedaagde] evenmin baten. Hetgeen [gedaagde] daartoe heeft gesteld is met onvoldoende concrete feiten onderbouwd.
Rente en buitengerechtelijke kosten
4.8.
De door Poelmann gevorderde wettelijke rente is door [gedaagde] niet betwist en is toewijsbaar. Poelmann vordert verder een bedrag van € 489,57 aan buitengerechtelijke incassokosten. De door Poelmann verzonden aanmaning van 16 april 2021 voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Het gevorderde bedrag komt voorts overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en is dus eveneens toewijsbaar.
Uitvoerbaar bij voorraad?
4.9.
Bij de beoordeling van het verweer van [gedaagde] tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de wederpartij bij de tenuitvoerlegging in beginsel gegeven.
4.10.
Hetgeen [gedaagde] daartegenover zet, kan niet tot afwijzing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad leiden. Een juridische of feitelijke misslag in het verstekvonnis is gezien het voorgaande onder 4.3 niet aan de orde en dat bij [gedaagde] bij tenuitvoerlegging een noodtoestand zal ontstaan is met onvoldoende concrete feiten onderbouwd. Ook valt niet in te zien waarom Poelmann zou moeten wachten met het uitwinnen van het verstekvonnis totdat de aansprakelijkheidskwestie is afgewikkeld. Op die manier wordt het instellen van hoger beroep gebruikt als middel om uitstel van executie te verkrijgen. De afweging van de belangen van Poelmann en [gedaagde] leidt er dan ook toe dat de kantonrechter de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in stand zal laten.
4.11.
Gezien het voorgaande zal het verstekvonnis worden bekrachtigd. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bekrachtigt het door de kantonrechter op 25 juni 2021 onder zaaknummer 9291462 CV EXPL 21-1718 gewezen verstekvonnis;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten in de verzetprocedure, tot deze uitspraak aan de kant van Poelmann begroot op € 249,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G. Hilberink en in het openbaar uitgesproken op