ECLI:NL:RBGEL:2022:2119

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
C/05/390973 / HA ZA 21-372
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en betalingsverplichtingen in faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de curator van ID-Uniek B.V. en Wereld Atlantis B.V. over de opeisbaarheid van een laatste termijnfactuur en meerwerkfacturen. ID-Uniek, een bedrijf dat zich bezighield met de verbouwing van horeca-inrichtingen, werd op 4 september 2020 in staat van faillissement verklaard. De curator, mr. Sander-Jan Berend Drijber, vordert betaling van een bedrag van € 130.828,27 van Atlantis, dat een restaurant exploiteert en een aannemingsovereenkomst met ID-Uniek had gesloten voor de verbouwing van haar restaurant. De overeenkomst voorzag in betaling in termijnen, waarbij de laatste termijn van 10% verschuldigd was na oplevering van het werk. De curator stelt dat Atlantis de laatste termijnfactuur van € 38.926,00 en een meerwerkfactuur van € 8.488,15 nog niet heeft betaald. Atlantis betwist de opeisbaarheid van deze facturen en voert aan dat het werk niet volledig is uitgevoerd en dat er geen opdracht voor het meerwerk is gegeven. De rechtbank oordeelt dat de laatste termijnfactuur niet opeisbaar is, omdat het werk niet volledig was opgeleverd. De rechtbank concludeert dat Atlantis een bedrag van € 29.246,00 aan de curator verschuldigd is, na gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. De vordering tot betaling van de meerwerkfactuur wordt afgewezen, evenals de vordering tot betaling van een vervallen korting. De rechtbank wijst de curator in het gelijk voor de proceskosten en beslagkosten, maar wijst de uitvoerbaarheid bij voorraad af vanwege het restitutierisico voor Atlantis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/390973 / HA ZA 21-372
Vonnis van 2 maart 2022
in de zaak van
MR. SANDER-JAN BEREND DRIJBER
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ID-UNIEK B.V.,
kantoorhoudende te Velp,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.H. Brosens-Samson te Velp Gld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WERELD ATLANTIS B.V.,
gevestigd te Nederweert,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna de curator en Atlantis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 september 2021
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties
  • de akte van de zijde van Atlantis
  • het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 januari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ID-Uniek B.V. (hierna: ID-Uniek) was een bedrijf in het ontwerpen en verbouwen van horeca-inrichtingen. Op 4 september 2020 is ID-Uniek in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. S.J.B. Drijber als curator.
2.2.
Atlantis exploiteert een restaurant in Nederweert.
2.3.
Op 20 juni 2019 heeft Atlantis aan ID-Uniek de opdracht verstrekt voor de verbouwing van het restaurant van Atlantis voor een totaalbedrag van € 322.000,00 exclusief btw. De aanneemsom wordt betaald in vijf termijnen. De laatste termijn van 10% van de aanneemsom is verschuldigd binnen twee weken na oplevering.
2.4.
Op de overeenkomst zijn van toepassing de algemene voorwaarden van ID-Uniek. Daarin staat in artikel X:
4. Alle betalingen dienen zonder enige aftrek of verrekening te geschieden (…).
(…)
7. Indien de opdrachtgever niet binnen de overeengekomen termijnen betaalt, wordt hij geacht van rechtswege in verzuim te zijn en heeft de opdrachtnemer zonder enige
ingebrekestelling vanaf de vervaldag jegens de opdrachtgever recht op vergoeding van de contractuele rente.
Deze contractuele rente is gelijk aan de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vermeerderd met 4 (zegge: vier) procenten.
2.5.
De verbouwing is op 14 oktober 2019 gestart.
2.6.
Op 9 december 2019 heeft de heer [betrokkene 2] van ID-Uniek per e-mail aan Atlantis geschreven:
Verder hebben wij nog wat meerwerk:
- Betegelen vloer daarwaar de opstort zijn komen te vervallen. € 3.200,00
- Meerdere hoogwerkers lange tijd op locatie totaal € 2.240,00 facturen zijn overlegbaar. (daarvan 1 hoogwerker niet mee gerekend deze was voor onze werkzaamheden)
- Stalen hoeklijnen voor de overige dakdoorvoeren prijs volgt
- Opslag Containers prijs volgt nog.
2.7.
Op 28 januari 2020 heeft ID-Uniek de laatste termijn van 10% van de aanneemsom, zijnde een bedrag van € 38.962,00 inclusief btw, bij Atlantis in rekening gebracht.
2.8.
Op 21 februari 2020 heeft mevrouw [betrokkene 1] van Atlantis via Whatsapp het volgende bericht gestuurd aan ID-Uniek:
“Wanneer kom je Nederweert afmaken?”. De heer [betrokkene 2] heeft geantwoord:
“Daar ben ik mee bezig, ik laat je weten maar in ieder geval heel snel”.
2.9.
Op 19 maart 2020 heeft ID-Uniek aan Atlantis een e-mail gestuurd waarin een lijst is opgenomen met nog te verrichten werkzaamheden. In de mail heeft ID-Uniek verder geschreven:
Bij het beëindigen van bovenstaande werkzaamheden verwachten wij van jullie zijde dat jullie de eindfactuur gaan voldoen.
2.10.
Per Whatsapp heeft ID-Uniek op 22 maart 2020 toegelicht:
Heb even een mail gestuurd zou graag a.s. dinsdag willen beginnen bij jullie in Atlantis (…)
dit gaa ik nu voorschieten en dat is niet erg maar moet ik natuurlijk wel weten dat er nadien ook netjes betaald gaat worden
Daarom wil ik graag oplossen maar dan zou ik het wel fijn vinden dat de laatste factuur nadien ook wordt voldaan
2.11.
Atlantis heeft daarop op 22 maart 2020 per Whatsapp aan ID-Uniek laten weten:
“Wij gaan niet eerst betalen”en
“Als alles afmaakt moet ik gaan betalen”.
2.12.
Op 24 maart 2020 heeft ID-Uniek in het restaurant werkzaamheden aan de zogenoemde front cooking verricht.
2.13.
Bij brief van 23 juli 2020 heeft Atlantis ID-Uniek aangemaand de diverse overige in de mail van 19 maart 2020 genoemde werkzaamheden uit te voeren. Op 11 augustus 2020 heeft ID-Uniek aan Atlantis opnieuw een lijst met nog te verrichten werkzaamheden gestuurd.
2.14.
Bij brief 3 september 2020 heeft Atlantis ID-Uniek een termijn gesteld van veertien dagen om de resterende werkzaamheden uit te voeren. In de brief staat verder dat wanneer ID-Uniek dit niet doet, zij in verzuim is en de overeenkomst als ontbonden kan worden beschouwd.
2.15.
Zoals hiervoor onder 2.1 genoemd is ID-Uniek op 4 september 2020 in staat van faillissement verklaard.
2.16.
Op 22 februari 2021 heeft de curator aan ID-Uniek een meerwerkfactuur gestuurd en aanspraak gemaakt op betaling daarvan, alsmede op betaling van de termijnfactuur van 28 januari 2020 en op betaling van een bedrag van € 71.636,84.
2.17.
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg heeft de curator op 2 juni 2021 conservatoir beslag laten leggen op twee onroerende zaken van Atlantis.
2.18.
Op 14 juni 2021 heeft de curator aan Atlantis een factuur van € 71.636,84 inclusief btw gestuurd met de omschrijving “vervallen korting”.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De curator vordert samengevat - uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Atlantis tot betaling aan de curator van een bedrag van € 130.828,27, te vermeerderen met de contractuele rente van 12% vanaf 1 september 2020, de proceskosten, nakosten en beslagkosten.
3.2.
De curator legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Atlantis moet de laatste termijnfactuur van € 38.926,00 inclusief btw nog betalen. Ook is Atlantis een bedrag van € 8.488,15 inclusief btw verschuldigd wegens door ID-Uniek verricht meerwerk. Een bedrag van € 9.680,00 inclusief btw is op de vordering in mindering gebracht voor de niet verrichte werkzaamheden. Omdat Atlantis de facturen niet binnen de overeengekomen termijnen heeft betaald, is de overeengekomen korting op de aanneemsom van € 71.636,84 inclusief btw komen te vervallen. Atlantis is ook dat bedrag aan de curator verschuldigd geworden. Tot slot maakt de curator op grond van de algemene voorwaarden aanspraak op de contractuele rente over de gevorderde bedragen.
3.3.
Atlantis voert verweer. De vordering van de curator tot betaling van de laatste termijn is niet opeisbaar omdat het werk nog niet af was. Atlantis heeft de overeenkomst per 18 september 2020 ontbonden. Voor meerwerk is geen opdracht gegeven. Er is geen korting verstrekt bij het aangaan van de overeenkomst. Atlantis beroept zich verder op verrekening met een vordering tot schadevergoeding omdat ID-Uniek het werk te laat heeft opgeleverd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Atlantis heeft aanvankelijk een reconventionele vordering ingesteld. De vordering heeft zij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken, zodat in reconventie alleen nog dient te worden beslist over de proceskosten.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of er uit de aannemingsovereenkomst met ID-Uniek voor Atlantis nog betalingsverplichtingen voortvloeien jegens de curator. De rechtbank zal die vraag hierna per gevorderd onderdeel beantwoorden.
(i) Is Atlantis de laatste termijn verschuldigd?
4.2.
In de aannemingsovereenkomst is bepaald dat de laatste termijn van 10% door Atlantis moet worden betaald binnen twee weken na oplevering. Of, en zo ja wanneer, het werk is opgeleverd, daarover verschillen partijen van standpunt. Evenwel kan het antwoord op die vraag naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven, omdat ID-Uniek in maart 2020 heeft meegedeeld eerst alle in de e-mail van 19 maart 2020 genoemde resterende werkzaamheden te zullen uitvoeren en Atlantis pas daarna de laatste termijn verschuldigd zal zijn. Voor zover al niet gegeven, was een akkoord daarop door Atlantis, in de zin dat zij bevestigt dat zij dan inderdaad de laatste termijn zal betalen, niet nodig. De betalingsverplichting vloeit immers reeds voort uit de aannemingsovereenkomst. Vaststaat dat niet alle in de e-mail van 19 maart 2020 genoemde resterende werkzaamheden zijn uitgevoerd. Hoewel dus de factuur voor de laatste termijn reeds op 28 januari 2020 door ID-Uniek was verzonden, was de laatste termijn op dat moment nog niet opeisbaar.
4.3.
Voor Atlantis ontstond echter wel een opeisbare betalingsverplichting op 18 september 2020. Redengevend daarvoor is het volgende.
4.4.
Atlantis heeft op 3 september 2020 aan ID-Uniek geschreven dat als de resterende werkzaamheden niet worden verricht, de overeenkomst over veertien dagen als ontbonden kan worden beschouwd. Niet in geschil is dat aan de voorwaarde voor het intreden van ontbinding is voldaan. Ter zitting is verder vastgesteld dat beide partijen de ingetreden ontbindingsverklaring opvatten als een gedeeltelijke ontbinding, namelijk de ontbinding van het deel van de overeenkomst dat ziet op de werkzaamheden die nog niet zijn verricht. Op 18 september 2020 is de overeenkomst dus gedeeltelijk ontbonden. De rechtbank passeert daarbij het beroep van de curator op de algemene voorwaarden waarin volgens de curator een ontbindingsverbod is opgenomen. Artikel XIV lid 4 van de algemene voorwaarden bepaalt echter dat de opdrachtgever niet gerechtigd is om “met terugwerkende kracht” ontbinding van de overeenkomst te vorderen. Een redelijke uitleg van die bepaling is dat (gedeeltelijke) ontbinding naar de stand van het werk, zoals Atlantis heeft gedaan, wel is toegestaan.
4.5.
Voor de waardering van het ontbonden deel van de niet verrichte werkzaamheden zoekt de rechtbank aansluiting bij het bedrag van de creditfactuur van de curator. Ter zitting is van de kant van de curator toegelicht dat de resterende werkzaamheden na overleg met de heer [betrokkene 2] (van ID-Uniek) zijn begroot op dat bedrag en partijen hebben ter zitting te kennen gegeven zich in dat bedrag te kunnen vinden. Het ontbonden deel van de overeenkomst kan daarom worden gewaardeerd op € 9.680,00 inclusief btw.
4.6.
Tegelijk met de gedeeltelijke ontbinding kwam voor Atlantis de betalingsverplichting vast te staan voor het deel van het werk dat wél was verricht. Per 18 september 2020 werd Atlantis het bedrag van (€ 38.926,00 -/- € 9.680,00 =) € 29.246,00 dus opeisbaar aan de curator verschuldigd.
(ii) Is Atlantis de meerwerkfactuur verschuldigd?
4.7.
Het tweede onderdeel van de vordering van de curator ziet op de meerwerkfactuur van 22 februari 2021. Volgens de curator heeft ID-Uniek het volgende meerwerk verricht:
betegelen van de vloer ad € 3.200 exclusief btw
plaatsen van hoogwerkers ad € 2.240,00 exclusief btw
plaatsen van containers ad € 375,00 exclusief btw
stalen hoeklijnen voor het verstevigen van het dak ad € 1.200,00 exclusief btw.
a. betegelen van de vloer
4.8.
De curator stelt dat een opschort (een verhoging waarop apparatuur geplaatst is) moest worden verwijderd omdat daaronder ongedierte aanwezig was. ID-Uniek heeft de verhoging verwijderd, de vloer gereinigd en vervolgens betegeld. Atlantis voert aan dat ID-Uniek Atlantis nooit heeft gewaarschuwd voor de extra kosten. Bovendien viel het slopen van de opschort binnen de overeengekomen werkzaamheden, aldus Atlantis.
4.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor de vraag of sprake was van afgesproken meerwerk in de zin van artikel 7:755 BW geldt dat het moet gaan om door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen en dat de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Voor de toepassing van de “tenzij-bepaling” is vereist dat de opdrachtgever een reëel inzicht had in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten (zie laatstelijk conclusie A-G Lindenbergh, ECLI:NL:PHR:2021:1254).
4.10.
Als het gaat om de meerkosten van het betegelen van de vloer wordt aan de onder 4.10 beschreven criteria niet voldaan. Immers, ID-Uniek heeft pas voor het eerst op 9 december 2019 melding gemaakt van de extra werkzaamheden vanwege het opschort. Uit de stellingen van partijen volgt dat op dat moment de werkzaamheden al waren verricht en de kosten (€ 3.200,00) al waren gemaakt. Niet gesteld of gebleken is dat Atlantis moest begrijpen dat deze werkzaamheden niet in de begroting vielen. De werkzaamheden zijn dan ook niet aan te merken als meerwerk dat voor vergoeding in aanmerking komt.
4.11.
Ter zitting heeft de curator nog genoemd dat sprake was van een onvoorziene omstandigheid. De rechtbank begrijpt dit als een beroep op artikel 7:753 lid 1 BW. Deze bepaling biedt de aannemer de mogelijkheid om bij de rechter een aanpassing van de overeengekomen prijs te vorderen in geval van kostenverhogende omstandigheden. Echter, dit recht van de aannemer geldt slechts indien de aannemer de opdrachtgever zo spoedig mogelijk voor de noodzaak van de prijsverhoging heeft gewaarschuwd, zodat de opdrachtgever een voorstel kan doen ter beperking of vereenvoudiging van het werk. Dat volgt uit lid 3 van voornoemd wetsartikel. Niet gesteld is dat ID-Uniek Atlantis zo spoedig mogelijk heeft gewaarschuwd, terwijl Atlantis heeft aangegeven bij een waarschuwing wel baat te hebben gehad omdat zij de afweging had willen maken om het extra werk tegen lagere kosten te laten uitvoeren of ter beperking van kosten eventueel zelf te doen. Ook op grond van artikel 7:753 BW zullen de werkzaamheden dus niet worden vergoed.
b en c. plaatsen van hoogwerkers en containers
4.12.
De curator stelt dat ID-Uniek de kosten heeft betaald van hoogwerkers die door derden gebruikt werden. Ook heeft ID-Uniek volgens de curator opdracht gegeven voor het plaatsen van extra containers. Atlantis betwist de opdracht daartoe en de kosten die gemaakt zijn.
4.13.
Tegenover de betwisting door Atlantis heeft de curator onvoldoende gesteld om deze kostenposten als meerwerk toe te wijzen. De curator heeft weliswaar verwezen naar Whatsapp-berichten en foto’s in de Whatsapp-groep “Bouwgroep Atlantis”, maar daarin staat geen opdracht vermeld van Atlantis aan ID-Uniek om hoogwerkers en/of containers te plaatsen. Ook volgt uit de communicatie niet dat ID-Uniek Atlantis tijdig wijst op een prijsverhoging of dat Atlantis had moeten begrijpen dat deze extra kosten niet in de begroting vielen. De rechtbank zal beide kostenposten van € 2.240,00 respectievelijk € 375,00 exclusief btw dan ook afwijzen.
d. stalen hoeklijnen
4.14.
Dat Atlantis dient te betalen voor de stalen hoeklijnen in verband met het verstevigen van het dak, is niet nader toegelicht of onderbouwd. Slechts gesteld is dat ID-Uniek op 9 december 2019 deze post als meerwerk heeft aangekondigd met de toevoeging dat de prijs volgt. Niet is gebleken dat ID-Uniek Atlantis tijdig heeft gewezen op een prijsverhoging of dat Atlantis een reëel inzicht had in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten. Bovendien heeft de curator in de conclusie van antwoord in reconventie gesteld dat zij van Atlantis opdracht heeft gekregen voor het verstevigen van het dak, maar dat de kosten daarvan reeds in een andere meerwerkfactuur bij Atlantis in rekening zijn gebracht, en Atlantis die factuur heeft betaald. Waarom Atlantis daarnaast de kosten van stalen hoeklijnen moet betalen, is door de curator onvoldoende concreet onderbouwd. De werkzaamheden met betrekking tot het verstevigen van dak in de meerwerkfactuur van 22 februari 2021, begroot op € 1.200,00 exclusief btw, komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Tussenconclusie meerwerkfactuur
4.15.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot betaling van de meerwerkfactuur van 22 februari 2021 ad € 8.488,15 inclusief btw afwijzen.
(iii) Is Atlantis de vervallen korting verschuldigd?
4.16.
De curator stelt dat aan Atlantis bij het aangaan van de aannemingsovereenkomst een korting is verstrekt van € 59.204,00 exclusief btw. Daartoe heeft de curator aangevoerd dat in de op 26 april 2019 aan Atlantis toegezonden offerte staat vermeld: “Totaal investering € 381.204,00” en daaronder: “Totaal aanneemsom 335.000,00”. Laatstgenoemd bedrag is met pen doorgehaald en daar weer onder staat handgeschreven: “€ 322.000,00”. Het verschil tussen het eerste en het derde bedrag is de korting, aldus de curator. Omdat de laatste termijnfactuur niet tijdig betaald is, is de korting komen te vervallen op grond van artikel X lid 6 van de algemene voorwaarden, dat luidt:
Indien de opdrachtnemer niet binnen de overeengekomen termijn betaalt vervalt de overeengekomen korting op de door de opdrachtgever getekende offerte, en zal een
bedrag ter hoogte van de korting aanvullend door opdrachtnemer bij opdrachtgever in rekening worden gebracht.
4.17.
Atlantis betwist dat van een overeengekomen korting sprake is geweest. Het bedrag van € 322.000,00 was een resultaat van onderhandelingen en is overeengekomen als aanneemsom, aldus Atlantis.
4.18.
De rechtbank volgt Atlantis in haar verweer. In de aannemingsovereenkomst staat niet vermeld dat ID-Uniek aan Atlantis een korting verstrekt en voor welk bedrag. Dat sprake is van een korting volgt evenmin uit de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen. In het bijzonder hoefde Atlantis bij het aangaan van de overeenkomst op 20 juni 2019 uit de overeengekomen (ten opzichte van de offerte: lagere) aanneemsom redelijkerwijs niet af te leiden dat er sprake was van een korting als bedoeld in artikel X lid 6 van de algemene voorwaarden. Daaruit volgt ook dat Atlantis redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat zij een dergelijk bedrag aan ID-Uniek verschuldigd zou worden bij niet-tijdige betaling. Het door de curator op 14 juni 2021 bij Atlantis in rekening gebrachte bedrag van € 71.636,84 inclusief btw is dus niet toewijsbaar.
4.19.
Dat in een brief en een e-mail van ID-Uniek ná het sluiten van de overeenkomst het woord korting voorkomt, is voor de beoordeling van onvoldoende betekenis. De ontvangst van de brief van 21 juni 2019 is door Atlantis betwist. Het feit dat in een e-mail aan Atlantis van 30 december 2019 ID-Uniek waarschuwt dat de korting komt te vervallen als niet tijdig wordt betaald, en Atlantis vervolgens betaalde, kwalificeert de rechtbank voorts niet als een nadere afspraak of erkenning dat een korting was overeengekomen.
Komt Atlantis een beroep op verrekening toe?
4.20.
Atlantis heeft een beroep op verrekening gedaan met een vordering die zij stelt te hebben op de curator. Weliswaar gold er in de rechtsverhouding tussen ID-Uniek en Atlantis een verbod op verrekening, maar een beroep daarop door de curator is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus Atlantis. Het verrekeningsverbod is voorts een onredelijk bezwarend beding dat voor vernietiging in aanmerking komt.
4.21.
Het beroep op verrekening kan niet slagen. De tussen ID-Uniek en Atlantis overeengekomen uitsluiting van verrekening is ook tijdens het faillissement van kracht (vgl. HR 16 januari 1987, NJ 1987/553). Een uitzondering is denkbaar indien de uitsluiting van verrekening niet is bedoeld te gelden in geval van een later uitgesproken faillissement, maar dat van een dergelijke situatie sprake is, heeft Atlantis niet met voldoende concrete feiten onderbouwd. Ook het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW en op de onredelijk bezwarendheid van het beding is onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank die verweren passeert.
Conclusie
4.22.
Concluderend zal de rechtbank in hoofdsom toewijzen een bedrag van € 29.246,00 inclusief btw.
Contractuele rente
4.23.
Met verwijzing naar de toepasselijke algemene voorwaarden vordert de curator de contractuele rente over het toe te wijzen bedrag. De contractuele rente is gelijk aan de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vermeerderd met 4%. De rechtbank zal de contractuele rente toewijzen vanaf het moment dat het verschuldigde bedrag opeisbaar was en Atlantis met de betaling daarvan dus in verzuim kwam te verkeren. Zoals hiervoor onder 4.6 is overwogen is dat per 18 september 2020.
Uitvoerbaar bij voorraad?
4.24.
De curator heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Atlantis heeft hiertegen verweer gevoerd waarbij zij verwijst naar het restitutierisico nu zij procedeert tegen een curator van een faillissementsboedel.
4.25.
Bij de beoordeling van het verweer van Atlantis moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Het belang van de curator bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad is gegeven (vanwege de mogelijkheid om dit vonnis meteen te executeren). Naar het oordeel van de rechtbank is het daar tegenover gestelde restitutierisico van Atlantis voldoende aannemelijk geworden en weegt dit risico zwaarder dan het belang van de curator bij directe uitwinning van het vonnis. Daartoe geldt het volgende.
4.26.
Indien in een hoger beroep de vordering van de curator alsnog wordt afgewezen, zal de curator een mogelijk bij voorraad uitgewonnen geldsom als onverschuldigd moeten terugbetalen aan Atlantis. De vordering tot terugbetaling dient in een dergelijk geval te worden behandeld als een concurrente boedelvordering (HR 7 juni 2002, NJ 2002, 608). In het algemeen geldt dat concurrente schuldeisers in een faillissement meestal niet hun gehele vordering voldaan krijgen. Gesteld noch gebleken is dat dit in het onderhavige geval anders zou zijn. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat Atlantis ten aanzien van haar vordering of een deel daarvan een reëel restitutierisico zou lopen indien de curator tot uitwinning zou overgaan en dit vonnis niet in stand zou blijven. De afweging van de belangen van de curator en Atlantis leidt er dan ook toe dat de rechtbank de door de curator verlangde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal afwijzen.
Beslag-, proceskosten en nakosten
4.27.
De curator vordert Atlantis te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten begroot de rechtbank op € 659,00 aan verschotten en 563,00 aan salaris advocaat, derhalve in totaal op € 1.222,00.
4.28.
Atlantis zal als de in het grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld. Aan de hand van de tarieven die toepasselijk zijn op het toe te wijzen bedrag, worden de proceskosten aan de zijde van de curator als volgt begroot:
- dagvaarding
90,62
- salaris advocaat
1.442,00
(2 punten × tarief € 721,00)
- griffierecht
1.357,00
totaal
2.889,62
in reconventie
4.29.
De vordering in reconventie is ingetrokken en hoeft niet beoordeeld te worden. Atlantis zal in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op € 1.770,00 (1 punt x toepasselijke tarief) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Atlantis om aan de curator ten behoeve van de boedel van ID-Uniek B.V. te betalen een bedrag van € 29.246,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vermeerderd met 4%, over dit bedrag vanaf 18 september 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Atlantis in de beslagkosten, begroot op € 1.222,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Atlantis in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 2.889,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Atlantis in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Atlantis niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
veroordeelt Atlantis in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.770,00,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Hilberink en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.