In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de curator van ID-Uniek B.V. en Wereld Atlantis B.V. over de opeisbaarheid van een laatste termijnfactuur en meerwerkfacturen. ID-Uniek, een bedrijf dat zich bezighield met de verbouwing van horeca-inrichtingen, werd op 4 september 2020 in staat van faillissement verklaard. De curator, mr. Sander-Jan Berend Drijber, vordert betaling van een bedrag van € 130.828,27 van Atlantis, dat een restaurant exploiteert en een aannemingsovereenkomst met ID-Uniek had gesloten voor de verbouwing van haar restaurant. De overeenkomst voorzag in betaling in termijnen, waarbij de laatste termijn van 10% verschuldigd was na oplevering van het werk. De curator stelt dat Atlantis de laatste termijnfactuur van € 38.926,00 en een meerwerkfactuur van € 8.488,15 nog niet heeft betaald. Atlantis betwist de opeisbaarheid van deze facturen en voert aan dat het werk niet volledig is uitgevoerd en dat er geen opdracht voor het meerwerk is gegeven. De rechtbank oordeelt dat de laatste termijnfactuur niet opeisbaar is, omdat het werk niet volledig was opgeleverd. De rechtbank concludeert dat Atlantis een bedrag van € 29.246,00 aan de curator verschuldigd is, na gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. De vordering tot betaling van de meerwerkfactuur wordt afgewezen, evenals de vordering tot betaling van een vervallen korting. De rechtbank wijst de curator in het gelijk voor de proceskosten en beslagkosten, maar wijst de uitvoerbaarheid bij voorraad af vanwege het restitutierisico voor Atlantis.