Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser] te [plaats], eiser,
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Inleiding
10 november 2021 gericht tegen de minister over de drie onder 2.1 genoemde kwesties. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Beoordeling door de rechtbank
De tweede kwestie gaat over de reactie van de minister van 18 juli 2019 op het handhavingsverzoek van eiser over de ambulancerijtijden. De derde en laatste kwestie is gericht tegen de beslissing op bezwaar van 23 april 2021. Met deze beslissing op bezwaar is het bezwaar van eiser gericht tegen het besluit van 22 december 2020, waarbij het verzoek om informatie over de ambulancerijtijden op grond van de Wet openbaarheid bestuur deels is toegewezen, ongegrond verklaard. De rechtbank zal hieronder elke kwestie afzonderlijk beoordelen en de beoordeling uitleggen.
[persoon B] het beroep van eiser zich richt. Eiser geeft aan dat het de gehele casus betreft en heeft meerdere brieven (oftewel reacties) van de minister aan de rechtbank overgelegd. De minister heeft het over de brieven van 30 november 2016 en 22 juli 2019. Eiser heeft bevestigd dat hij het niet eens is met de brief van 30 november 2016 en omdat eiser hierover op de zitting niet iets anders heeft aangevoerd, gaat de rechtbank ervan uit dat deze twee brieven van de minister de reacties zijn waar eiser zich niet in kan vinden.
In de brief van de minister van 22 juli 2019 wordt naar aanleiding van de melding van de zorgaanbieder van mevrouw [persoon B] over een calamiteit gevraagd aan de zorgaanbieder om het onderzoek en de rapportage aan te vullen. Na ontvangst van de gevraagde aanvullingen laat de minister in de brief van 30 augustus 2019 weten dat de melding voldoende zorgvuldig is onderzocht en dat voldoende verbetermaatregelen zijn genomen. Het onderzoek naar deze melding wordt beëindigd.
18 juli 2019 op dit handhavingsverzoek gereageerd. Voordat hiertegen beroep ingesteld kan worden moet er eerst bezwaar worden gemaakt. [3] Op de zitting is gebleken dat eiser van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het besluit van 18 juli 2019 bewust heeft afgezien. Hij stelt dat hij destijds heeft besloten op basis van verkeerde informatie en dat hij nu terug wil komen van deze keuze. Hij heeft dat echter niet aannemelijk gemaakt. Los daarvan is dat geen omstandigheid die het niet instellen van een rechtsmiddel verschoonbaar maakt. Omdat eiser er bewust voor heeft gekozen om beroep in te stellen, verklaart de rechtbank het beroep gericht tegen de reactie van de minister op het handhavingsverzoek van eiser niet-ontvankelijk. De vraag of eiser belanghebbende is bij dit handhavingsverzoek hoeft daarom niet verder besproken te worden.
4 juni 2021. Eiser heeft het beroepschrift op 10 november 2021 aangetekend naar de rechtbank verzonden. Dit is ruim buiten de termijn van zes weken waarbinnen beroep kan worden ingesteld.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
niet-ontvankelijk.
mr.K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op