ECLI:NL:RBGEL:2022:21

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
05/169452-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar poging tot doodslag en andere strafbare feiten met betrekking tot een schietincident in Arnhem

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland een tussenvonnis gewezen in de zaak tegen een 40-jarige man uit Arnhem, die verdacht wordt van een schietincident op 20 juni 2021. Tijdens de zitting op 22 december 2021 werd duidelijk dat het onderzoek niet volledig was, wat leidde tot de beslissing om het onderzoek te heropenen. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was om de anoniem gebleven getuige, aangeduid als 'melder 4', te horen. De raadsvrouw van de verdachte had verzocht om deze getuige te ondervragen, omdat er twijfels waren over de betrouwbaarheid van eerdere verklaringen. De officier van justitie steunde dit verzoek, wat de rechtbank bevestigde. De rechtbank besloot ook dat de voorlopige hechtenis van de verdachte niet opgeheven kon worden, ondanks de verzoeken van de raadsvrouw, omdat de ernstige bezwaren nog steeds aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voor het horen van de getuige. De verdachte en zijn raadsvrouw zullen opnieuw worden opgeroepen voor de nadere zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/169452-21
Datum uitspraak : 5 januari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. C.H.W. Janssen, advocaat in Arnhem
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 juni 2021, te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , opzettelijk, van het leven te beroven,
met dat opzet met een (vuur)wapen een of meerdere keer/keren, te schieten en/of kogels/munitie/patronen af te vuren in de richting van die [slachtoffer 1] en/of in de richting van de muren en/of ramen/ruiten/openingen van de woning van die [slachtoffer 1] , alwaar die [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2021, te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (vuur)wapen een of meerdere keer/keren, te schieten en/of kogels/munitie/patronen af te vuren in de richting van die [slachtoffer 1] en/of in de richting van de muren en/of ramen/ruiten/openingen van de woning van die [slachtoffer 1] , alwaar die [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2021, te Arnhem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] ,
heeft bedreigd met,
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of
  • enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
  • zware mishandeling,
door met een (vuur)wapen een of meerdere keer/keren, te schieten en/of kogels/munitie/patronen af te vuren in de richting van die [slachtoffer 1] en/of in de richting van de muren en/of ramen/ruiten/openingen van de woning van die [slachtoffer 1] , alwaar die [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond;
2
hij op of omstreeks 20 juni 2021, te Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, de gevel(s) en/of ruit(en) van een of meerdere woning(en) aan de Hulkesteinseweg te Arnhem, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 20 juni 2021, te Arnhem, althans in Nederland,
een vuurwapen van categorie II en/of een vuurwapen en/of pistool van categorie
III, voorhanden heeft gehad.

2.Heropening onderzoek

Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 22 december 2021 heeft de raadsvrouw het (voorwaardelijke) verzoek gedaan om de tot nu toe anoniem gebleven persoon ‘melder 4’ als getuige te mogen ondervragen. De omschrijving qua kleur van de auto komt niet overeen met andere verklaringen en uit de verklaring blijkt niet vanuit welke positie en op welke afstand hij de waarnemingen heeft gedaan , aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het horen van de anoniem gebleven persoon ‘melder 4’ en heeft daartoe aangevoerd dat zij de verklaring gebruikt om tot een bewezenverklaring te komen en dat de recente jurisprudentie geen ruimte biedt om in zo’n geval aan dit verzoek voorbij te gaan.
Het is de rechtbank onder de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Zij acht het noodzakelijk dat nader onderzoek plaatsvindt.
De rechtbank is, met de raadsvrouw en de officier van justitie, van oordeel dat het voor een behoorlijke strafrechtelijke afdoening noodzakelijk is dat de anoniem gebleven persoon ‘melder 4’ door de rechter-commissaris op een nader te bepalen datum en tijdstip als getuige wordt gehoord. De getuige dient naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval te worden bevraagd over de omstandigheden waaronder (zicht, afstand) hij zijn waarnemingen heeft gedaan, alsook wat hij precies heeft waargenomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek dient te worden heropend en vervolgens geschorst voor onbepaalde tijd.

3.Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis

De raadsvrouw heeft opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit. Zij voert daartoe aan dat er geen grond meer is voor de voorlopige hechtenis nu de officier van justitie vraagt om vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Daarmee vervallen ook de ernstige bezwaren. Volgens het reclasseringsrapport is sprake van een gemiddelde recidivekans, waardoor de recidivegrond eveneens vervalt. Bovendien is artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) volgens de raadsvrouw aan de orde.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en voert daartoe aan dat de recidivegrond nog altijd van toepassing is, nu verdachte geen openheid van zaken geeft. Een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv is niet aan de orde.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis afwijzen, nu de ernstige bezwaren en de gronden voor voorlopige hechtenis, zoals die hebben geleid tot het bevel gevangenhouding nog onverkort aanwezig zijn. De situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv doet zich ook naar het oordeel van de rechtbank thans niet voor.

4.De beslissing

De rechtbank:
 heropent het onderzoek en schorst het onderzoek voor
onbepaalde tijd;
 stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank ten behoeve van het horen van voornoemde getuige (de anoniem gebleven persoon ‘melder 4’);
 geeft opdracht aan de officier van justitie om de persoonsgegevens van ‘melder 4’ aan de rechter-commissaris te verstrekken;
 wijst het verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis af;
 beveelt de oproeping van verdachte, zijn raadsvrouw en de benadeelde partijen tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 januari 2022.